| |
| |
| |
De groei der Dietsch-volksche beweging door Karel Waternaux.
Wellicht nog duidelijker dan zooveel andere feiten het doen, belichten de diepgaande verschillen in de onderscheiden volks-psychologie van Noord en Zuid de diepe tragiek der scheiding van Vlaanderen en Noord-Nederland. Want het behoeft geen betoog, dat ondanks de taalgemeenschap en de volksverbondenheid, ondanks de natuurlijke voorbeschiktheid van eenzelfde lotsbestemming en zelfs niettegenstaande vaak evenwijdig loopende materieele- en kultureele belangen, Vlamingen en Noord-Nederlanders in den loop der eeuwen steeds meer van elkaar vervreemd geraakt zijn.
Maar evenmin als het de tegenstrijdige godsdienstige inzichten, tot uiting komend in den heroïschen strijd tegen Spanje, deden, zoo ook was het niet de in 1830 kunstmatig getrokken rijksgrens, welke opnieuw de Dietsche gewesten verscheurde, die de psychologische verschillen van inzicht, karakter, aard en levenswijze, streven en pogen, doen en laten van de bewoners der Zuidelijke een vaak heel ander karakter en een anderen inslag gaven dan die van de Noordelijke Nederlanden.
Dat de Nederlandsche eenheidsgedachte, het besef van Nederlandsche saamhoorigheid van Noord en Zuid in de jaren van strijd tegen Spanje niet voldoende ontwikkeld bleken om bestand te zijn tegen een politiek van lokale- of groepsbelangen, die nationale doeleinden prijs gaf aan de bevrediging van persoonlijke ambities en eng-regionale bestrevingen, kan niet als een
| |
| |
argument worden gebezigd om het wezen der Dietsche volksverbondemheid te ondermijnen.
Dat een tweede vereenigingspoging - wederom met dezelfde op Boergondischen stijl ingestelde politieke dwaling om daarbij opnieuw de Waalsche gewesten van den tegenwoordigen Belgischen staat te betrekken - na de vooral psychologische fouten van Koning Willem I tegenover het Vlaamsche Zuiden, in 1830 wederom spraak liep, kan, gelet op de tijds- en andere omstandigheden, evenmin als maatstaf gelden om er de bestaansmogelijkheden van een Dietschen Staat aan te toetsen.
Boven de materieele belangen, die met nationaliteiten-problemen slechts rekening houden voor zoover deze in hun opzet als een gunstigen faktor kunnen gelden, stond echter het gemeenschappelijk bezit van kultuurwaarden: de taal, de kunsten, de wetenschappen, die, ondanks alles, als onvervreemdbare Dietsche schatten behouden bleven, zóóvele schakels voor Noord en Zuid bleken te zijn en de zoo broodnoodige aanknoopingspunten voor de staatkundig gescheiden Zuid- en Noord-Nederlanders leverden, om telkens weer opnieuw, over de staatsgrens en de andere fiktief opgetrokken hindernissen heen, nader tot elkander te komen.
Mochten eenerzijds dan deze kultureele banden gedurende eeuwen de feitelijk eenige aanknoopingsmogelijkheden vormen voor de intellektueelen uit de beide gescheiden deelen van het Nederlandsche volk, inmiddels werkte de tijd de tragische verwijdering van Vlamingen en Noord-Nederlanders in de hand.
In de geschiedenis der volken zijn trouwens weinig voorbeelden van een soortgelijke passief-gelaten verloochening van het princiep der volksverbondenheid aan te toonen. Alles werkte daartoe mede: de tengevolge der politieke verwikkelingen in West-Europa, telkens schommelende lotsbestemming der Vlamingen, de zelfgenoegzaamheid der in zichzelf keerende Noord-Nederlanders, die geen oog meer hadden en geen belang bleken te hechten aan hetgeen er in de Zuidelijke Nederlanden gebeurde, riepen de tegenstellingen en een tegenstrijdigheid in belangen in het leven, die noodlottig op de geestesgesteldheid der massa moesten inwerken.
Wanneer, niettegenstaande de bestuursfouten, tijdens de her- | |
| |
eeniging van 1815 tot 1830, de voordeelen van de verbondenheid van Noord en Zuid in konkreten vorm tot de massa moesten spreken, wisten handig-manoeuvreerende Dietsch-vijandige machten, juist door het uitbuiten van een eng-geestig particularisme en het op de spits voeren van de bestaande tegenstellingen een nader tot elkander groeien te verhinderen. Zooals op de Pacificatie van Gent, de Unie van Utrecht volgde en de verwezenlijking van het Dietsche ideaal van Willem van Oranje voor eeuwen deed verdagen, verbrak 15 jaar na Waterloo, de muiterij van 1830 opnieuw de eenheid van het heel-Nederlandsche volk.
Gebrek aan inzicht en stamtrots bij de leiders van het volk, onverschilligheid en onwetendheid bij de massa maakten, dat voor de zooveelste maal het uur van het Dietsche volk van Noord en Zuid doelloos en ongebezigd voorbijging!
Toen in 1830 de Belgische Staat, in tegenstelling met den aanvankelijken opzet van de leiders der muiterij, die de Zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk wilden doen aansluiten, tot stand kwam, leek het er naar, dat de mogelijkheden voor een heel-Nederlandsch rijk voor goed verkeken waren. Niet alleen, doordat het nationale bewustzijn bij de Vlamingen geheel verloren scheen gegaan, de vijftien-jarige hereeniging met het Noorden niet eens vermocht dit tot nieuw leven te brengen, maar ook, doordat een kalme berusting bij de Noord-Nederlandsche massa, bij het prijsgeven van het bloedeigen Zuidelijk volksdeel, erop wees, hoe ook hier de drang naar samengaan met Vlaanderen geen levensvatbaarheid meer had. En scherper, ter geruststelling van het wellicht toch nog sprekend geweten, werd de nadruk gelegd op de tegenstellingen, welke destijds Willem van Oranje te gering bestempelde ‘om gespleet te blijven’, en die, nu meer dan ooit, de Vlamingen en Noord-Nederlanders scheidden. Godsdienstige en politieke tegenstellingen, verscheidenheid in ekonomische- en sociale inzichten, niet te vereenigen opvattingen omtrent levenswijze en levensbeschouwing, alles, maar ook alles, werd opgerakeld om even zooveel argumenten te kunnen aanvoeren om het gemis aan karakter en Nederlandsche fierheid te verdoezelen, het gebrek aan moed, om Nederlandsche idealen uit te dragen, goed te praten en klein-Hollandsche- en Vlaamsch-particularistische eigengereidheid te rechtvaardigen!
* * *
| |
| |
Wanneer eenmaal de onverkwikkelijke geschiedenis met het Zuiden afgewikkeld was, kon Noord-Nederland veilig zijn eigen weg gaan. Om zijn veiligheid en het behoud der zelfstandigheid hoefde het zich niet bezorgd te maken, vermits België, theoretisch althans, een stuwdam zou vormen voor een mogelijk zich ook naar het Noorden richtende Fransche Rijngrenspolitiek. Met egoïstische bekrompenheid verschool het zich achter Vlaanderen en zag daarbij achteloos over het hoofd, dat het zwaartepunt van den strijd voor het behoud van het Nederlandsche volk naar het Zuiden verlegd werd en in zijn vollen omvang op het reeds zwaar beproefde en blijkbaar niet voor die taak berekende Vlaamsche volksdeel zou drukken.
Inmiddels poogde het Belgische centraliseerende regiem zijn gezag te konsolideeren door het listig toepassen van een stelsel, dat op papier de Vlamingen en Walen tot gelijkberechtigde staatsburgers maakte, maar in werkelijkheid neerkwam op een begunstiging der Walen en een stelselmatige verdrukking van het Nederlandsche volksdeel in het Belgische staatsverband.
Tot vervelens toe is het treurige relaas van deze, van Nederlandsch standpunt vernederende verwaarloozing van de kultureele belangen der Vlamingen in tallooze bijdragen, vlugschriften en boeken herhaald geworden en voldoend bekend gemaakt, dat wij er hier nog op zouden moeten terugkomen. Maar de verloochening van wat voor een volk het dierbaarste bezit is, zijn taal, ging tevens gepaard met een stelselmatige verwaarloozing der stoffelijke belangen, die het streven naar Fransche taaleenheid en volkomen denationaliseering van de Vlamingen kracht moest bijzetten. Hoe bedrogen kwamen deze pogingen echter uit. Het werk van een Jan Frans Willems, die meer dan ooit, in het diepe bewustzijn van de rampzalige gevolgen der scheiding van Noord en Zuid, de kracht putte om zijn taak tot opwekking van het sluimerend nationaliteitsgevoel der Vlamingen door te zetten, wist een schare jonge Vlaamsche letterkundigen te bezielen. Toen in 1838 Hendrik Conscience zijn Leeuw van Vlaanderen schreef, spekuleerend op het hartverheffend voorbeeld onzer voorouders, om in breeder lagen van ons volk den strijd voor taal en recht aan te wakkeren, wist hij de Vlaamsche ziel te treffen. En het wonder geschiedde: uit dat Vlaamsche volk, dat lamgeslagen
| |
| |
door eeuwen-oude verdrukking, den indruk gewekt had rijp te zijn voor de algeheele verfransching, ging de kracht van een jongoplaaiend verzet uit, een zucht naar zelfbehoud van zijn eigen Nederlandsche taal en karakter. Zelfs de geestelijke verarming en de moreele afstomping, gepaard met de stoffelijke zorgen van een kommervol bestaan, waren niet bij machte het gevoel van zijn Vlaamsch bewustzijn te remmen. De knevelarijen van een steeds driester-optredende Waalsche ambtenarij en het regiem, dat het er op aanlegde in het bestuur, in het onderwijs, het gerecht, het leger en in het zakenleven, kortom in alle takken van het openbaar leven de Vlamingen als tweederangs-staatsburgers te behandelen, braken het lijdzame geduld. De tijd van het passieve toekijken was voorbij; de Vlaamsche beweging; als konkrete belichaming van het verzet en met de weliswaar vage doelstelling, wegschaduwend op den achtergrond, van het opwekken van het Dietsche nationaliteitsbesef, werd geboren.
Aarzelend, zich niet bewust van hare kracht, bang voor de konsekwenties van hare groeiende macht, maar ook reeds verdeeld door onderlinge partijgeschillen en tegenstellingen in levensbeschouwing, moest zij haar eerste schreden doen, hare eerste resultaten boeken. Geschraagd door den wil van de kiezers wist zij het strijdperk van de literaire cenakels te verplaatsen naar de politieke arena's van de gemeenteraden en de provinciale staten.
Hare werfkracht bleek groot genoeg te zijn om invloed op de groote staatspartijen uit te oefenen, die voortaan bij de samenstelling der kandidatenlijsten, waarmede zij voor de kiezers verschenen, met haar rekening hadden te houden. Van af dat oogenblik deed zij haar intrede in het parlement, het Belgische parlement, waar zij, gekanaliseerd in de partij-politieke bedding, met wisselende kansen en slechts traag voortschrijdend, een reeks Vlaamsche taalwetten wist af te dwingen, goed in opzet en betrachting, maar door het telkens ontbreken van sankties inzake de toepassing ervan, door de onwillige anti-Vlaamsche besturen tot een aanfluiting van het Vlaamsche recht werden gemaakt.
Hoezeer ook het sociale element aan het aanvankelijk louter taalstreven een breederen inslag gaf en het politieke streven de kansen op verwezenlijking van de oogmerken der beweging
| |
| |
grooter maakte, bleken niettemin de bereikte resultaten niet te beantwoorden aan de verwachtingen van de groote volksche beweging, welke zij in den lande ontketend had. Daarvoor bleef haar opzet te fragmentarisch, hare afhankelijkheid van de unitarisch-Belgische staatspartijen te groot en het gemis aan een eigen zelfstandige partij, die de politieke kristillisatie van haar streven zou zijn, te nijpend. Waar het stelselmatig organisatorisch verband uitbleef en plaatselijke- of regionale bestrevingen ieder hun stempel op haar wezen drukten, miste zij dan ook den inslag, die haar de ruime vlucht van een werkelijke nationaliteiten-beweging moest geven, beperkte haar streven zich tot zuiver Vlaamsche aangelegenheden, waaraan elke Dietsche achtergrond vreemd was.
De met dit alles parallel-loopende Vlaamsch-kultureele aktie had haar weg beter weten af te bakenen. Zij immers was er al vrij spoedig in geslaagd den weg naar het Noorden te vinden, de kontaktpunten met het Noord-Nederlandsche kultureele leven te herstellen en op Dietschen grondslag uit te bouwen. Reeds vanaf 1864 konden de Nederlandsche Taal- en Letterkundige Kongressen, waar de intellektueele Vlamingen en Noord-Nederlander elkander beurtelings benoorden en bezuiden den Moerdijk terugvonden en nieuwe banden van Dietsche saamhoorigheid smeedden, hun zegenrijke taak volbrengen. Een wisselwerking op het gebied van de literatuur en de kunst bleef, voorloopig althans, den eenigen konkreten vorm van Dietsche samenwerking voor de gescheiden deelen van het Nederlandsche volk!
Zoo ging Vlaanderen zijn sukkelgang, zonder daadwerkelijken steun uit het Noorden, op zichzelf aangewezen om den harden kamp voor zijn Nederlandsch bestaan te voeren.
Vier en tachtig jaar hield het krampachtig aan die zware taak vast, spijts tegenslagen en ontgoochelingen, maar met niet versagenden moed kei-koppig doorzettend. Toen brandde de Wereldoorlog los; België werd onder den voet geloopen en op een Koninklijk Woord, waarin voor het eerst sedert het bestaan van België de Vlamingen als een nationaliteit werden erkend, trok onze Vlaamsche jeugd op ter verdediging van België! Tragischer kon het wel niet! Toen echter, gebruik makend van de omstandigheden, de tegenpartij meende, dat het oogenblik aangebroken
| |
| |
was om eens en voor goed met de Vlaamsche beweging af te rekenen, reeds luid verkondigde, dat het na den oorlog uit zou zijn met het Vlaamsche streven, brak het verzet los. Aan het front, in het inmiddels door Duitschers bezette gebied, onder de naar het buitenland uitgeweken Vlaamschgezinden, overal laaide het Vlaamsch bewust-zijn hoog op!
In het raam van deze bijdrage zou zelfs het schetsen der geschiedenis van het aktivisme en de frontbeweging ons te ver leiden, zoodat wij ons moeten beperken tot het bepalen van den invloed, welke deze tragische- maar tevens meest heroische episode der Vlaamsche beweging op den ontwikkelingsgang van de Dietsch-volksche gedachte heeft uitgeoefend.
Hoe men ook over de opportuniteit van het aktivisme moge denken, zeker is het, dat het Vlaamsche vraagstuk nooit zoo scherp gesteld is geworden als in de oorlogsjaren. Steunend op het princiep van het zelfbeschikkingsrecht der kleine volken, hebben de aktivisten gemeend de eenig-werkelijke kans, die Vlaanderen geboden werd om over zijn eigen lotsbestemming te beschikken, te moeten benutten. Wat meer dan tachtig jaar in het Belgische staatsverband niet mogelijk bleek, wat noch beleefde verzoeken, petitionnementen en protesten, wat jaren van inspanning en strijd niet vermochten te bewerkstelligen, werd in snel tempo verwezenlijkt. De vernederlandsching van de Gentsche Hoogeschool, het doorvoeren van de bestuurlijke scheiding waren punten, welke de Vlaamsche beweging reeds lang in haar programma had opgenomen en al mocht het uitroepen der politieke zelfstandigheid vroeger buiten het raam der geformuleerde verzuchtingen van het Vlaamsche volk hebben gelegen, niettemin kon het als een logisch uitvloeisel van den strijd voor het bestaansrecht van het Vlaamsche volk worden beschouwd. De groote verdienste van het aktivisme ligt in het feit, dat het door zijn optreden en zijn baanbrekend werk, vorm en inhoud aan het Vlaamsche streven gegeven heeft en eindelijk de beweging onomwonden, met klaren kijk en durvende daad, een nationalen inslag gaf, haar tot het plan der nationaliteitenbewegingen wist op te werken. Het ging verder; voor het eerst werd door de Vlaamschaktivistische beweging de Groot-Nederlandsche doelstelling van den strijd definitief geponeerd en, in zoover dit mogelijk bleek,
| |
| |
in praktijk gebracht. Noord-Nederlandsche hoogleeraren werden aan de Vlaamsche Universiteit benoemd om naast hunne Vlaamsche kollega's, de Vlaamsche studeerende jeugd in heel-Nederlandschen geest op te leiden; Noord-Nederlanders werden tot lid van den Raad van Vlaanderen verkozen, op deze wijze praktisch de innige samenwerking ook op het politieke terrein bewerkstellend. Duidelijker dan ooit werd de Groot-Nederlandsche gedachte gesteld en gepropageerd!
Later, toen het aktivisme, door het verloop van het oorlogsgebeuren, het onderspit moest delven, heeft men van anti-Vlaamsche zijde gepoogd de beteekenis ervan te kleineeren; het heette, dat het aktivisme slechts een handjevol avonturiers omvatte zonder eenigen invloed of gezag, dat door Vlaanderen werd uitgestooten.
De 39 ter-dood-veroordeelingen, de 11 veroordeelingen tot levenslangen dwangarbeid en de tallooze vonnissen, waarbij de kerkerstraffen opliepen van één maand tot 25 jaar, welke door de Belgische rechtbanken over aktivisten, die lang reeds vóór den wereldoorlog een rol in de Vlaamsche beweging speelden, werden uitgesproken, toonden de ongerijmdheid van dergelijke beweringen aan. Dat ruim 250 vooraanstaande aktivisten met hunne families naar het Noorden uitweken, dat staats- en gemeenteambtenaren met honderdtallen uit hun ambt ontzet werden en officieel moest worden erkend, dat 25.000 Vlamingen bekend stonden om reden, dat hun naam aan de een of andere aktivistische daad verbonden was, staaft beter dan welk betoog ook, hoe het aktivisme op de Vlaamsche massa had ingewerkt. De toekomst zou trouwens daarvan spoedig het bewijs leveren.
* * *
Noch de stoffelijke en moreele vervolgingen, waaraan de aktivisten hadden bloot gestaan, noch het feit, dat de meeste durvende Vlaamsche leiders in de kerkers zaten of naar Noord-Nederland of het buitenland waren uitgeweken, vermochten de dynamische kracht van de groeiende Vlaamsche bewustwording te breken.
Na de ineenstorting van het aktivisme, organiseerde zich wondervlug, door de innige samenwerking van de in het land
| |
| |
gebleven aktivisten en de Vlaamschgezinde van het front teruggekeerde soldaten, een op nieuwe grondslagen steunende Vlaamsche beweging. Geestelijke erfgename van het aktivisme, diens theoriën en werkwijze overnemend, bouwde zij zich uit tot een partij, die niet voor de logische konsekwenties van den strijd zou terugdeinzen en, los van de vooroorlogsche traditie, zich aankondigde als de partij der Vlaamsche Nationalisten. Als eerste bereikbare doel eischte zij zelfbestuur voor Vlaanderen en, wanneer zij onder moeilijke omstandigheden met haar radikaal Vlaamsch programma voor het kiezerskorps verscheen, bleek de Vlaamsch-nationale bewustwording bij het Vlaamsche volk reeds zoo sterk ontwikkeld te zijn, dat zij met 5 afgevaardigden hare intrede in de Kamer van Volksvertegenwoordigers deed. Vanaf dat oogenblik ging het steeds in een sneller tempo voorwaarts, de Vlaamsch-nationale beweging won aan diepte en breedte. Zij drong niet alleen door tot de intellektueele kringen, maar ook tot de breede volkslagen en de Belgische staatspartijen zagen zich genoodzaakt, terwille van hun zelfbehoud een steeds meer pro-Vlaamsche houding aan te nemen.
In die groeiende Vlaamsch-nationale beweging zijn - zou het wel anders mogelijk zijn? - verschillende stroomingen waar te nemen. Er is een richting, die zich op federalistisch standpunt stelt en de oplossing ziet in de omvorming van den Belgischen staat in een statenbond, waarbij Vlaanderen en Wallonië een min of meer uitgesproken autonomie zouden verwerven. Een andere richting staat de volledige-, dus ook politieke zelfstandigheid van Vlaanderen voor, terwijl een derde het zoekt in de hereeniging met Noord-Nederland. Maar na konfrontatie dezer standpunten, blijken het meer taktische- en opportunistische redenen te zijn, welke de richtlijnen bepalen, dan dat principieele meeningsverschillen onoverbrugbare scheidingslijnen zouden trekken. Want uiteindelijk zien allen de oplossing in de hereeniging van Noord en Zuid.
Wanneer het ‘Comité de Politique Nationale’ zijn aktie voor de inpalming bij België van Nederlandsch grondgebied voert, dan zijn het de Vlaamsche Nationalisten, die iederen aanslag op de souvereiniteit van Nederland aanklagen, zich reppen en roeren en een tegenaktie ontketenen, waarvoor de Belgische aanspraken moeten zwichten.
| |
| |
Vlaamsch-nationale bijeenkomsten en plechtigheden worden als belijdenis van trouw aan het Dietsche ideaal, telkens met het Wilhelmus besloten. Naast de Leeuwenvlag prijkt voortaan de Prinsenvlag en het was een ontroerend oogenblik, toen op de Groote Markt te Brussel, tijdens het Vlaamsch-Nationale Zangfeest, de Nederlandsche vlag plechtig, omringd door een eerewacht, naar het podium werd gebracht om er plaats te nemen naast de Vlaamsche- en de Zuid-Afrikaansche vlag, aldus de onverbreekbare eenheid van het Nederlandsche volk beklemtoonend.
Sterker dan ooit worden kultureele banden met het Noorden gesmeed, kultuurvereenigingen in het Zuiden zoeken kontaktpunten met het Noorden en geen gelegenheid wordt verzuimd om de Vlamingen met Noord-Nederland in al zijn uitingen kennis te laten maken.
Wanneer in 1934 het Vlaamsch-Nationaal Verbond als politieke beweging zijn uiteindelijke doelstelling konkretiseert in het sprekend, alles-omvattend ‘Dietschland’, voor symbool het Delta-teeken in den ring der verbondenheid aanneemt, voor de vaandels zijner kampformaties de kleuren van de Prinsenvlag overneemt, wordt een nieuwe stap gezet in den geest der populariseering der Dietsche gedachte.
Zoo groeit in Vlaanderen een Dietsch-volksche beweging, die spreekt tot den geest en het hart van ons volk, de jeugd bezielt en opkweekt in het teeken van den opmarsch naar de verwezenlijking van dat ideaal!
* * *
Terwijl in Vlaanderen de harde strijd gestreden werd en uit een louter taalstreven, door traag-werkende evolutie, eindelijk een Dietsch-georienteerde volksche beweging groeide, bleef het onaandoenlijke Noorden lijdelijk toekijken. In scherpe tegenstelling met hetgeen van Fransche zijde ondernomen werd, had het zich nu eenmaal op het standpunt geplaatst, dat het Vlaamsche vraagstuk als een interne Belgische aangelegenheid diende te worden beschouwd en, het belang negeerende, dat het bij den ontwikkelingsgang van het nationaliteitsprobleem in België had, onthield het zich van elke inmenging of het verleenen van steun,
| |
| |
in welken vorm ook. De in den loop der jaren slechts zeldzaam aan den dag tredende belangstelling mocht weliswaar getuigenis afleggen van begrip voor en medeleven met den strijd in het Zuiden, maar droeg te zeer het karakter van een persoonlijk inzicht en een individueel aanvoelen om in de breede lagen van het volk indruk te maken.
Zelfs bij de kultureele wisselwerkingen tusschen Noord en Zuid werd maar al te zeer met uitdrukkelijke beklemtooning, de gedachte van de volksverbondenheid naar het achterplan verlegd, om angstvallig iedere verdenking van sympathie voor de Vlaamsche beweging en hare Dietsche doelstelling, bij voorbaat reeds, te ontzenuwen. Was trouwens de houding en de werkwijze van de zich uitsluitend op het kultureel terrein bewegend Algemeen Nederlandsch Verbond in dit opzicht niet kenschetsend?
Na den Wereldoorlog werd het wel eenigszins anders. Onder het impuls van den Dietschen Bond, de inmiddels opgerichte Vlaamsch-Hollandsche Vereenigingen en het Dietsch Studentenverbond, die de Dietsche gedachte onvoorwaardelijk voorstonden, werd de kwestie in het Noorden scherper gesteld. De intellektueele kringen, die zij bereikten en bewerkten misten echter elk kontakt met de breede volkslagen, zoodat hunne aktie niet alleen begrensd bleef, maar ook geen, diepen weerklank had.
Ook de groote pers kon niet langer meer het vraagstuk over het hoofd zien, vooral niet, doordat de volksche beweging in Vlaanderen een steeds ruimere vlucht nam en hare berichtgeving, hoe verminkt en eenzijdig die vaak nog mocht zijn, bereidde den weg voor betere begrippen en een juister inzicht omtrent het doel en het streven van het Vlaamsch-Nationale Vlaanderen en de verzuchtingen van de Dietsch-voelenden in Noord en Zuid.
Tot op dat oogenblik kon er echter in het Noorden nog geen sprake zijn van een Dietsch-volksche streven. Toen kwam de kentering. Wanneer de Nationaal-Socialistische Beweging van Ir. Mussert in haar programma een weliswaar vage doelstelling formuleerde ten aanzien van de verhoudingen tot Vlaanderen en hare volgelingen inwijdde in de leer van de Dietsche gedachte, drong deze tot de breedere volkslagen, door. Toen later nog Nationaal Front van Arnold Meyer, meer agitatorisch aangelegd, de Dietsche volksverbondenheid in een nog scherper daglicht
| |
| |
stelde en aan hare sociaal-ekonomische inzichten koppelde, won de Dietsche gedachte in andere volksche kringen veld.
Dat juist deze autoritair-geleide bewegingen, die om hunne nationaal-socialistische en fascistische tendenzen scherp bekampt worden, de Dietsche gedachte propageerden, had van heel-Nederlandsch standpunt bekeken ook zijn schaduwzijde in het verleden. De democratische partijen, die tot nog toe, wellicht mede ten gevolge van hun verwantschap met soortgelijke Belgische staatspartijen, bijster weinig belangstelling voor de Dietsche vraagstukken hebben betoond, bleken zich daardoor nog meer angstvallig op hun hoede te moeten stellen voor iedere gedachte of ieder streven, dat van verre of nabij verband hield met de Dietsche-kultureele- of politieke richtingen.
Het zijn nu eenmaal feiten, die men kan betreuren, maar waar men, wanneer men zin voor werkelijkheid heeft, rekening mede te houden heeft.
Het ware op zijn minst voorbarig in Noord-Nederland te spreken van een georganiseerde Dietsch-volksche beweging, maar dat er sedert enkele jaren in Noord-Nederland ten opzichte van het besef der Dietsche volksverbondenheid van Noord en Zuid iets in de breedere lagen van ons volk aan het groeien is, kan moeilijk nog verdoezeld worden.
Een nauwere wisselwerking tusschen Vlaanderen en Noord-Nederland, een beter besef van de waarde en den omvang van hunne verschillen en tegenstellingen, met daaruit voortvloeiend een ruimere waardeering ervan, moeten onvermijdelijk de gescheiden deelen van het Nederlandsche volk nader tot elkander brengen. Zoo groeien aan deze- en aan gene zijde van de rijksgrens de Vlamingen en Noord-Nederlanders naar elkander toe en wordt éénmaal toch, door den eensgezinden wil van de kinderen van eenzelfde volk, het ideaal van Willem van Oranje een werkelijkheid.
|
|