De Nieuwe Gids. Jaargang 54
(1939)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |
In vogelvlucht door Prof. Dr. J. de DeckerWij moesten door al de eeuwen
Naast Hollanders en Zeeuwen
In vrome kracht te zamen staan,
Eendrachtig eendre wegen gaan.
R. de Clercq.
Het was voor kort - in 1938 - honderd jaar geleden, dat Hendrik Conscience zijn door het Vlaamsche volk zoo graag gelezen roman ‘De Leeuw van Vlaanderen’ liet verschijnen, een episch verhaal, waarin de heldhaftige strijd der Vlamingen tegen het overmachtige leger van Frankrijk's koning beschreven wordt: Philippe le Bel wilde het Vlaamsche land bij Frankrijk inlijven; niets minder dan de vrijheid der Vlamingen stond op het spel. In den beroemden slag der ‘Gulden Sporen’, anno 1302, op het Groeningerveld bij Kortrijk, werd het Fransche leger grootendeels vernietigd; de Fransche ridders, die in grooten getale sneuvelden, werden van hun ‘gulden sporen’ ontdaan, die, zoo luidt het verhaal, als zegeteekenen in de kerk te Kortrijk werden opgehangen. In dramatische kleuren beschrijft Conscience die nederlaag der Franschen, terwijl hij de waarachtige geschiedenis niet in alles volgt, maar feiten en personen effectvol groepeert, ten einde de vaderlandsliefde der Vlamingen te verhoogen. Dat Conscience met zijn roman de nationale herleving van Vlaanderen nastreefde, bewijst zijn ‘Voorwoord’, waarin hij zegt, nadat hij de verschrikkingen der bloedige Inquisitie heeft geschetst: ‘Heden is de stand van zaken veranderd. Er weegt geen Spaansche verdrukking meer op ons; er staat geen galg, geen schavot meer opgericht voor de taal- en vrijheidminnenden. Maar iets anders belet de hernieuwing van onze oude waarde. Dit is iets, | |
[pagina 122]
| |
dat de Vlamingen niet genoeg bemerken en waarvan zij het slachtoffer zullen zijn, indien er niet op gelet wordt.... Er zijn in België tweemaal zooveel Vlamingen als Walen. Wij betalen in de lasten tweemaal zooveel als zij. En men zou ons tot Walen maken, ons opofferen met onzen ouden stam, onze taal, onze luisterrijke geschiedenis en alles wat wij van onze Vaderen geërfd hebben! Neen, er is nog te veel echt Vlaamsch bloed in de wereld opdat dit mogelijk zij, wat booze staatkunde men ook gebruiken’ (cursiveering van ons). De ‘booze staatkunde’ die Conscience op het oog had, was die van den kort te voren, in 1830, gestichten Belgischen staat, die stelselmatig de ontaarding, de verfransching van het Vlaamsche volk in de hand werkte. De Vlamingen vormen het Noordelijke, Germaansche gedeelte van de Belgische bevolking. Zij zijn Nederlanders. In het andere deel van België, het Zuidelijke, wonen de Walen, die de Fransche taal spreken en Franschen zijn. Zooals de Walen bij Frankrijk hooren, zoo hooren de Vlamingen, wat taal, zeden en gewoonten betreft, bij Nederland. In den Belgischen staat, in 1830 gesticht, hadden de Walen de hegemonie. De nieuwe Belgische staat zocht Fracht, eenheid en centralisatie op den grondslag der onderdrukking van de Nederlandsche Vlamingen en der opperheerschappij van het Waalsch-Fransche element. De Walen, geholpen door de Franschen, waren immers de hoofdzakelijke aanstichters geweest van de revolutie van 1830, waaruit de Belgische staat te voorschijn is gekomen. Vandaar Conscience's noodkreet! Conscience's ‘Leeuw van Vlaanderen’ was een luide wekroep voor de sluimerende krachten van het Vlaamsche volk. Ook heden, ondanks het bestaan van de franschgezinde, centraliseerende politiek van den Belgischen Staat sedert meer dan honderd jaar, wordt het Belgische grondgebied nog steeds bewoond door die twee belangrijke, duidelijk van elkaar gescheiden nationaliteiten, de Vlamingen in het Noorden, de Walen in het Zuiden. De taalgrens is slechts weinig ten nadeele der Vlamingen verschoven. Brussel, de hoofdstad van België, is van oudsher een Vlaamsche stad, die echter, gelegen als zij is dicht bij de grens van het Walenland en als centrum van het franschgezinde Belgische bestuur, reeds in aanzienlijke mate haar Vlaamsch | |
[pagina 123]
| |
karakter heeft ingeboet: hier heeft de denationaliseering van het Vlaamsche volk door den Belgischen staat onophoudelijk, vooral door middel van het onderwijs, in de hand gewerkt, voor de Vlamingen reeds noodlottige gevolgen gehad, ondanks het verzet der z.g. ‘Vlaamsche Beweging’. Een verdere denationaliseering, van Brussel uitgaande, zou langzaam maar zeker den ondergang van het eenmaal op het gebied van letteren, kunst en beschaving zoo beroemde Vlaamsche volk voor gevolg hebben. De ‘Vlaamsche Beweging’ is dan ook niets anders, maar ook niets minder, dan een strijd op leven en dood voor het eigen volksbestaan.
De bedreiging van het Vlaamsche volksbestaan heeft lang vóór het ontstaan van den Belgischen staat een aanvang genomen, hetgeen reeds blijkt uit den hierboven vermelden heroïschen strijd der Vlamingen tegen de Franschen in 1302. Hoewel in dit jaar de ‘slag der gulden sporen’ door de Vlamingen glorierijk werd gewonnen, is de vrijheid der Vlaamsche gewesten toch nimmer verwezenlijkt. Vanaf 1384 maakten deze gewesten deel uit van het Burgondische rijk, dat zeer franciseerend op de Vlamingen inwerkte; later, in de zestiende eeuw, kwam het Spaansche juk voor Vlaanderen met de godsdienstoorlogen en de vergeefsche poging der besten onder de Vlamingen om zich, te zamen met de Noordelijke Nederlandsche provincies, van dat juk te bevrijden; op het Spaansche juk volgde de Oostenrijksche overheersching en, tot overmaat van ramp, werd Vlaanderen in 1792 door Frankrijk, Vlaanderen's eeuwenoude vijand, veroverd. Dat gedurende de Fransche heerschappij, die tot den val van Napoleon in 1814 kon voortduren, de ontaarding der Vlamingen geweldige afmetingen aannam, ligt voor de hand; het geheele openbare leven werd Fransch, de taal der Vlamingen werd overal achtergesteld en gering geschat. Na de nederlaag van Frankrijks keizer te Waterloo heeft het Congres van Weenen in 1815 de Vlaamsche gewesten, te zamen met de Waalsche, aan Nederland toegevoegd, om het vereenigd ‘Koninkrijk der Nederlanden’ te vormen. Het vereenigd Koninkrijk echter was bedoeld als een bolwerk tegen het toenmalig Fransche imperialisme. De Walen moesten bij Nederland! Dit zou voor den nieuwen Staat noodlottig worden. De Walen, geholpen door de toen zeer machtige Franschen, hebben | |
[pagina 124]
| |
het Vereenigd Koninkrijk, na een slechts vijftienjarig bestaan, door de revolutie van 1830 den genadeslag toegebracht; menig verfranscht en ontaard Vlaming maakte hierbij gemeene zaak met de revolutionaire Walen en Franschen. Zoo ontstond dan in 1830 het Koninkrijk België, waarin uiteraard - men zie het vermanend Voorwoord van Conscience's ‘Leeuw van Vlaanderen’ - de onderdrukking der Vlamingen met de hegemonie der Walen en franschgezinden gepaard ging.
Somber was dan ook de toekomst van het Vlaamsche volk na 1830. De hoopvolle jaren van het vereenigd ‘Koninkrijk der Nederlanden’ waren onherroepelijk voorbij: de toevoeging der volksvreemde Walen aan dit Koninkrijk was een grove vergissing van het Congres van Weenen geweest. Had men alléén de Vlaamsche gewesten aan Nederland toegevoegd, dan zou heden ten dage zeker nog het Nederlandsche Rijk der Lage Landen bij de Zee bestaan, een nationaal sieraad van West-Europa. Dit toekomstige homogene Nederland is het ideaal der meest nationaalvoelenden onder de Vlamingen.
Langen tijd is de Vlaamsche Beweging louter een taal beweging geweest: de Vlamingen verzetten zich van af ongeveer 1840 tegen de verfransching van het onderwijs, het bestuur en het leger in den Belgischen staat. Te vergeefs! Zelfs een eigen Nederlandsche Universiteit werd den Vlamingen door België hardnekkig geweigerd. Van de enkele wetten, die na langen strijd door het Belgische parlement ten gunste der Vlamingen werden aanvaard, werd de toepassing door het centrale bestuur van Brussel telkens verijdeld. Het leek op een telkens weer uiteengerafeld weefsel van Penelope. De verbittering onder de Vlamingen was dan ook ten top gestegen, toen de oorlog van 1914 uitbrak, het geweldige Duitsche leger België binnenrukte en de Vlaamsche soldaten den pijnlijken plicht vervulden, den hen verdrukkenden Belgischen staat tegen Duitschland te verdedigen.
Hartverscheurend was het conflict in het gemoed van menig Vlaming, het conflict der trouw òf aan Volk òf aan Staat. In groote meerderheid bestond het Belgische leger uit Vlamingen. | |
[pagina 125]
| |
Wie onder dezen, te midden der militaire dwingelandij, van zijn trouw aan volk en taal dorst te getuigen, werd naar concentratiekampen gestuurd en moest de zwaarste straffen ondergaan. Vlaamsche legerafdeelingen zijn in het vuur gejaagd, met de bedoeling ze ten verderve te voeren. Geen wonder, dat ten langen leste boodschappers van de moe gesarde Vlaamsche soldaten naar het door Duitschland bezette België overkwamen en daar de tijding brachten, dat men ‘aan het front’ met de intusschen in Vlaanderen ontstane radicale beweging der Vlaamsche ‘activisten’ principeel instemde. In het door Duitschland bezette België was nl. een aanzienlijk deel der Vlamingen overgegaan tot een samenwerking met de bezettende macht om de vervlaamsching of liever de vernederlandsching van het onderwijs in Vlaanderen te bewerkstelligen: een Nederlandsche Universiteit werd te Gent ingericht in de plaats van de Fransche; en daarop volgden de instelling van een ‘Raad van Vlaanderen’ en de bestuurlijke scheiding tusschen de Vlaamsche en de Waalsche gewesten. Het Vlaamsche volk beleefde toen dagen van hooge spanning en hevige beroering; het eene deel bleef den Staat getrouw en beschouwde de Vlaamsche ‘activisten’ als landverraders; het andere deel stelde Volk boven Staat en zag in de ‘activisten’ de helden der Vlaamsche-nationale wedergeboorte. Met één slag was nu de Vlaamsche Beweging van een onschuldige taalbeweging tot een voor België gevaarlijke nationale beweging geworden. Volkschen stonden tegenover Staatschen. Overal heerschten haat, hoon, verbittering, vertwijfeling. Zelfs in den boezem van familiën, waar tot nog toe geluk en vrede hadden geheerscht, ontstonden nu twist en tweedracht. Vader en zoon, broeders onderling stonden vaak vijandig tegenover elkander. Doodsbedreigingen werden den activisten niet gespaard. Want de Staatschen waren overtuigd, dat Duitschland ten slotte toch door de wereld-coalitie zou verslagen worden en dat Vorst en regeering in het Belgische land zouden terugkeeren: op de activisten zou men dan geducht wraak nemen.
Alles is aldus geschied, tot nòg grooter opwinding onder het reeds zwaar beproefde Vlaamsche volk. De Vlaamsche hervormingen, door de activisten tot stand gebracht, werden ongedaan | |
[pagina 126]
| |
gemaakt, ook de Nederlandsche Universiteit te Gent. De huizen der voornaamste activisten werden in brand gestoken. Honderden Vlamingen werden gevangen gezet. Velen weken uit, vooral naar Nederland, het land hunner droomen, waar eens in 1579 de Unie van Utrecht tot stand kwam tusschen het Nederlandsche Noorden en het Nederlandsche Zuiden, ‘om ten eeuwigen dage bijeen te blijven, alsof zij maar één provincie waren, met behoud van ieders bijzondere privilegiën’.
Op de noodlottige dagen der Belgische terreur van 1918-1919 volgde een tijdperk van Vlaamsche neerslachtigheid, totdat de Vlamingen zich weer vermanden en opstandig werden. Toen gaf België weer ‘taalwetten’, om ze daarna, volgens het beproefde recept, te saboteeren. Toen herstelde België ook de Nederlandsche Universiteit te Gent, maar liet er allerlei vijanden van Vlaanderen doceeren.
Heden, ruim honderd jaren na het verschijnen van Conscience's nationaal epos, is de Vlaamsche strijd opgelaaid met een heftigheid, die voor een Europa, waarin de ethnische theorieën hoogtij vieren, aanzienlijke gevolgen kan hebben en die voor den Belgischen Staat eens fataal zal worden. ‘A1 te lang’, zoo moest een Belgisch eerste-minister, de heer Spaak, erkennen, ‘heeft men den Vlamingen hun recht onthouden’.
Ondertusschen hebben de jongste verkiezingen van 2 April 11. bewezen, dat 185000 stemgerechtigde Vlamingen voor België niets meer voelen. Want zóóvelen hebben hun stem uitgebracht op Vlaamsch-nationale candidaten, wier minimum-programma de bestuurlijke scheiding tusschen Vlaanderen en het Walenland behelst, terwijl ronduit wordt verklaard, dat het ideaal de vereeniging met Noord-Nederland is. Dit is een veeg teeken voor het voortbestaan van België. De meeste Vlaamsche nationalisten gelooven niet meer in een mogelijke verzoening tusschen België en Vlaanderen. Naar hun meening is de antithese Vlaanderen-België niet meer te overbruggen: België belemmert immers den Vlaming in alles, wat hem het dierbaarst is, zijn taal, zijn beschaving, zijn kunst, zijn ziel; hier is geen middenweg tusschen Volk en Staat. | |
[pagina 127]
| |
Hoe langer België, onder om het even welken vorm, over Vlaanderen zijn voogdij zal uitstrekken, des te verder zal Vlaanderen afdwalen van zijn natuurlijke Nederlandsche bestemming. Alles wijst er echter op, dat Vlaanderens jeugd voor Groot-Nederland gewonnen is. Ook de kunstmatige, soms bespottelijke, vaak echter schrijnende toenadering tusschen den Staat Nederland en den Staat België zal het natuurlijk naar elkander toegroeien van Vlaanderen en het land der Noordelijke volksgenooten op den duur niet kunnen tegenhouden. Hier zijn hoogere, goddelijke krachten aan het werk, waartegen staatsch knutselwerk en zelfs vorstelijke verbroedering ten slotte niets zullen vermogen. Vlaanderen wil Nederlandsch zijn, niet Fransch, en ook niet Duitsch. Heeft men er hier in Nederland wel eens aan gedacht, hoe gevaarlijk de toestand worden zou, indien de Vlamingen, door België moe-gesard, door het Noorden afgewezen, ja zelfs van uit het Noorden in den rug geschoten, en ten slotte tot wanhoop gedreven, alleen nog heil verwachtten van een machtigen Oosterbuur? Heeft men er anderzijds aan gedacht, welk een prachtige Staat Groot-Nederland, met zijn dertien millioen inwoners, zijn zou, en hoe dan ook meteen, in Groot-Nederland, dat zielig gekijf over wateren en kanalen, dat tusschen Nederland en België maar niet ophoudt, eindelijk eens tot het verleden zou behooren? Het loont waarlijk de moeite om te strijden en te lijden voor een gedachte, wier verwezenlijking van zoo groot belang is voor de natuurlijke orde en de beschaving van West-Europa. ‘Door geen Noord-Nederlander’, zoo schreef Dr. Abraham Kuyper op 21 Juni 1903 in een brief tot de Vlaamsche Academie gericht, ‘mag worden vergeten, dat Vlaanderen de bakermat was van de krachtige en hooge ontwikkeling van tweeërlei leven dat, in Zuid en Noord in verschillenden vorm opgebloeid, toch één in den wortel blijft’.Ga naar voetnoot1) |
|