De Nieuwe Gids. Jaargang 54
(1939)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
Dietschland, let op uw zaak! Door Dr. Aug. Borms.Gelegen tusschen drie naijverige Mogendheden, heeft ons Dietsch vaderland steeds aan groot gevaar blootgestaan en door de verbrokkeling van ons erf, waar in de 17de eeuw Lodewijk de XIVde nog den heerlijken Westhoek van wegroofde, werd de weerstand tegen onze vijanden hoe langer hoe moeilijker. Gedurende de Fransche Omwenteling werden we dan ook een gemakkelijke prooi voor de Sanskulotten en wanneer de Europeesche bondgenooten na den val van Napoleon, door het Vredesverdrag van Weenen een dam wilden opwerpen tegen de Fransche veroveringszucht, vereenigden ze weer Noord en Zuid in het Koninkrijk der Nederlanden; doch ze begingen de groote fout het Walenland daar bij te rekenen en zoo de kiem te leggen voor een nieuwe scheiding in 1830. Zonder de Walen was het Dietsche volk van de lage landen aan de zee, op de Fransch-Vlamingen na, in één staatsverband gebleven, wat voor Vlaanderen de redding had beteekend uit zijn diep verval en ons o.a., met onze Noorderbroerders op wier neutraliteit Duitschland toen kon bouwen, aan den wereldoorlog had doen ontsnappen. Nu hebben de Vlamingen sedert 1830 de Belgische verdrukking gekend en in 1914-'18 al de ellende, die ons volk heeft doorstaan, waarna als belooning voor zijn wrange leed, heviger verfransching dan ooit. Deze uitte zich o.m. in het Fransch-Belgisch militair akkoord, dat op 7 September 1920 te Bonn aan den Rijn werd onderteekend door maarschalk Foch, opperbevelhebber van het Fransche leger, alsmede door generaal Maglinse, chef van den Belgischen-, en generaal Buat, chef van den Franschen Generalen | |
[pagina 80]
| |
Staf. Door dat akkoord met zijn geheime bepalingen lag het Vlaamsche volk voorzeker gekoord en gebonden in de macht van Frankrijk; vandaar dan ook dat de Vlaamsch-Nationalisten het den naam gaven van ‘bloed-akkoord’ en samen met de Vlaamsche Oud-Strijders (V.O.S.) het jarenlang met de uiterste kracht hebben bestreden, tegen de Belgicistische Vlamingen in, waarvan de eenen beweerden, zooals de gewezen minister Mr. De Schrijver, dat het niet bestond, de anderen dat het zeer onschuldig was... tot, na de Vlaamsch-Nationalistische verkiezingszege van 1936, Koning Leopold zelf in zijn ophefmakende radiorede (14-X-'36), de ‘zelfstandigheid’ afkondigde van de Belgische buitenlandsche politiek en zoo voor de buitenwereld een einde stelde aan het gewraakte akkoord. Er klonk toen heel wat verzet tegen die rede in Belgische Franschgezinde middens en in een Waalsch weekblad, uitgegeven door Volksvertegenwoordiger Truffaut, van Luik, verscheen zelfs een spotprent waarin Leopold III voorgesteld werd als een ‘Hitlerknecht’.Ga naar voetnoot1) Opvallend was, dat wanneer nadien de Koning naar Parijs uitgenoodigd werd om de onthulling bij te wonen van het standbeeld aan de nagedachtenis van zijn vader gewijd, hij in de toespraak te dier gelegenheid gehouden, wel gewag maakte van de nieuwe ‘zelfstandigheidspolitiek’, maar tevens nadrukkelijk verklaarde, dat in de betrekkingen tusschen beide landen, België en Frankrijk, niets gewijzigd mas. Alles bevestigt zulks: Immers met een echte zelfstandigheidspolitiek zou België zijn verdedigingsstelsel zoo moeten inrichten dat het zich beveiligt zoowel tegen een Franschen inval als tegen een Duitschen. Iedereen weet dat zulks niet geschiedt en het land volkomen open ligt naar 't Zuiden en naar 't Westen. Wel heeft men verleden jaar den schijn willen wekken alsof bij het thema der Belgische legermanoeuvres een aanval uit Frankrijk werd verondersteld. Onmiddellijk is daartegen hevig protest opgegaan in het Walenland en de anti-Vlaamsche burgemeester van Luik, Mr. Neujean, heeft toen zelfs openlijk aangeraden, overal waar de manoeuvreerende legerafdeelingen zouden verschijnen, aan de | |
[pagina 81]
| |
Waalsche verontwaardiging uiting te geven door de Fransche driekleur uit te hangen. Zulks heeft niet belet dat na de gemeenteverkiezingen van Oktober l.l. diezelfde heer Neujean een der eerste herbenoemde burgemeesters was, wel een bewijs hoe zijn francofiel optreden hem in regeeringskringen in 't geheel niet euvel genomen werd. Het duidelijkst evenwel heeft men bij de internationale verwikkeling in September van verleden jaar kunnen zien wat de nieuwe koers, dien de zoogenaamde ‘zelfstandigheidspolitiek’ moest inluiden, beteekende. Het leger werd toen op ‘versterkten vredesvoet’ gebracht, zoogezegd om aan alle gebeurlijkheden het hoofd te kunnen bieden. Hoe we op dat kritieke oogenblik tegen Frankrijk beschermd waren, blijkt uit een bericht van den Gentschen medewerker J. d. B., dat in de provincie-uitgave van het Vlaamsch-Nationale dagblad ‘Volk en Staat’ verscheen den 6den Oktober 1938 en als titel droeg: ‘Gent voelde zich niet veilig’. Men vernam daarin dat een ‘alleszins betrouwbaar ooggetuige, die over een lengte van ruim 50 km. langs de Fransche grens door de bedreigde gewesten was gereden’, ‘slechts te Poperingen Belgische verdedigingstroepen had opgemerkt, terwijl eerst 's avonds een paar honderd lanciers per fiets door Kortrijk waren getrokken in de richting der Fransche grens. Te Waregem trof hij een bezetting aan van 32 man, terwijl het vliegterein van Wevelgem verdedigd werd door een paar honderd man! Van Poperingen tot Risquons-Tout was geen enkel Belgisch soldaat te zien geweest. Aan den overkant der grens daarentegen stonden op dat oogenblik de Fransche troepen gereed om op het eerste sein de grens over te trekken. Honderden autotransportwagens stonden opgesteld achter de Fransche aanvalstroepen om in een minimum van tijd de Fransche legers naar het hart van Vlaanderen te brengen.’ Tengevolge van dergelijke Fransche troepenconcentratie's tusschen Sedan en het Groot-Hertogdom Luksemburg, zoo lazen we in de Brusselsche Vlaamsch-Belgicistische krant ‘De Standaard’ van 7 Oktober 1938, heerschte een ware paniekstemming in Belgisch Luksemburg, vooral doordien zich aanzienlijke hoeveelheden kleurlingen onder de Fransche troepen bevonden. Volgens hetzelfde regeeringsblad vestigden Belgische parlementsleden uit | |
[pagina 82]
| |
de provincie Luksemburg de aandacht der regeering te Brussel op dat dreigend gevaar en de Kabinetsraad beraadslaagde er over en besloot een dringende diplomatieke nota te doen sturen naar de Quai d'Orsay. Onmiddellijk werd, steeds volgens dezelfde krant, deze beslissing aan de bevoegde diensten van Buitenlandsche Zaken overgemaakt. Deze lieten aan den Raad weten dat, huns inziens, de nota bij de Parijsche regeering een ongunstigen indruk zou verwekken.... De Kabinetsraad onderzocht de bezwaren, doch handhaafde zijn besluit. Tijdens de volgende zitting van dien Raad stelde een lid der regeering de vraag, welke antwoord Frankrijk voorbehouden had aan de dringende nota. De eerste-minister moest bekennen dat de nota door de diensten van Buitenlandsche Zaken niet verzonden werd.Ga naar voetnoot1)
Deze eerste-minister was niemand anders dan de heer Spaak, die toen aan het hoofd stond van buitenlandsche Zaken. Hij had zijn Frankrijkgezinde ambtenaren, welke zich boven de regeering stelden, eenvoudig laten betijen! Als staaltje van ‘zelfstandigheid’ der Belgische buitenlandsche politiek kon het er nogal mee door! Waarlijk, voor iemand die weet wat zooal in de hoogste kringen van dit land geschiedt, is die ‘zelfstandigheid’ eenvoudig-weg een ‘lol’ en zoo namen de sociaal-demokraten, tot welke partij de toenmalige minister Spaak behoort, ze dan ook op in hun kongres van November j.l. te Brussel, het 57ste der B.W.P. Daar deed zich immers, volgens het uitvoerig verslag dat den 7den November in ‘Volk en Staat’ verscheen, volgend typisch incident voor: De heer Truffaut, volksvertegenwoordiger, beweert, dat in de Septemberdagen en in strijd met wat de regeering bevestigt, een sterke troepenmachtGa naar voetnoot2) was opgesteld aan de Zuidgrens. De juistheid van die bewering wordt heftig betwist door Waalsche afgevaardigden in de zaal. | |
[pagina 83]
| |
De heer Truffaut. - De Burgemeester van BergenGa naar voetnoot2) bevestigde mij dat aldaar kanonnen en mitrailleurgeweren waren opgesteld. Eerste-minister Spaak bevestigt dat er een kanon te Bergen was en een machinegeweer! (Algemeen gelach.) Oud-minister De Man. - Er waren er zelfs twee. (Nieuw gelach.)
Ja, men zou er goed mee kunnen lachen met die ‘Belgische’ ‘zelfstandigheidspolitiek’, ware de toestand niet zoo tragisch. De Waalsche liberaal de heer Janson, de man die minister van Oorlog was in September 1920 toen het vroegere bloedakkoord tot stand kwam, is nu op dit beslissend oogenblik teruggekeerd in de aktieve politiek, en wanneer hij pas als minister van Buitenlandsche Zaken in de regeering van zijn neef, den heer Spaak, afgetreden was, ging hij den 11en Maart naar Parijs en moet er aan de Franschen volgende verklaring hebben afgelegd: ‘Hebt vertrouwen in ons. We zullen de zaken wel zoo schikken, dat België altijd eensgezind en sterk aan uw zijde zal staan.’ (Zie ‘Indépendance Belge’ van 12 Maart 1939.)Ga naar voetnoot3) Kan men na dat alles nog betwijfelen dat, alle ‘zelfstandigheidspolitiek’ ten spijt, België, wanneer de oorlogsgruwel weer losbreekt in Westelijk Europa, aan de zijde van Frankrijk zal staan? En de pogingen van de laatste maanden wijzen erop dat alles in 't werk wordt gesteld om eveneens Noord-Nederland dan te kunnen meesleuren. Omdat de Tsjechen hun land door de Sovjetrepubliek en door Frankrijk hebben laten gebruiken als een invalspoort tegen Duitschland, is Tsjechoslowakije overrompeld geworden. Zulks weze ons een les. We zouden dienen volledig en oprecht zelfstandig te blijven, willen we in Noord en Zuid eenige kans hebben om aan het onheil, dat Europa bedreigt, te ontsnappen. Houden we dus hardnekkiger dan ooit vast aan het ‘onverduitscht en onverfranscht’, de fiere leus der Aktivisten.
Merksem, 24 April 1939, op den verjaardag van den ‘Vader des Vaderlands’. |
|