| |
| |
| |
Reactie of reconstructie door Louis Knuvelder.
Dat onze cultuur ziek is, en welhaast dood genoemd mag worden, is een wijsheid die door iedereen evenzeer verkondigd en aanvaard wordt. Of men er de eene of de andere naam voor kiezen wil; over het feit op zich is een roerende eensgezindheid merkbaar tusschen lieden die overigens geen enkel punt van overeenkomst hebben.
Het constateeren van een dergelijk feit is trouwens ook niet zoo buitengewoon moeilijk, men hoeft er niet eens zwaar voor te studeeren. Het is voldoende, een stel normaal-gezonde oogen in het hoofd te hebben en deze onbevangen te laten rondgaan, - en de waarheid dringt zich als vanzelf en onweersprekelijk aan ons op. Op welk gebied des levens men zich ook begeeft, overal is het een zelfde verschijnsel. Verval, vervlakking, nivelleering. Na zich eens verdiept te hebben in vroeger tijden (de goeie ouwe tijd van onze grootvaders, immers), waarin deze ziekteverschijnselen nog niet aanwezig waren of nog niet zoo funest gewerkt hadden, voelt men een zeker heimwee in zich, en lijkt het welhaast iets sprookjesachtigs.... er was eens een tijd....
Er was eens een tijd (er waren tijden) waarin Europa èn Nederland in werkelijkheid een grootsche en bloeiende cultuur bezaten; waarin de bloei der gemeenschap en die van 't geestesleven tegen elkaar opwogen (als men niet zeggen wil dat de eene bloei door de andere gestimuleerd werd).
Maar evenzeer waren er tijden, waarin alle bloei en alle cultuur ten ondergang gedoemd schenen en reddeloos verloren. Niet alleen in die perioden waarin een barbaren inval van buitenaf dezen ondergang nabij bracht. Misschien kon men zelfs zeggen
| |
| |
dat een cultureel gezond volk voor een dergelijken inval niet zoo bijster benauwd hoeft te zijn; uit het feit dat dit volk immers beschaving bezit, volgt vanzelf dat het hooger staat dan het invallende barbarendom. Zoodat een dergelijke inval wellicht niet zoo erg is (= makkelijker te boven te komen) dan de inwendige verrotting der aanwezige beschaving, oftewel de opstand der horden binnen het eigen volk. Een cultuur of een volk, waarin deze opstand der horden in werking treedt, zal veel grooter moeilijkheden door te maken krijgen. Want hier valt minder een bruut geweld door geestelijke middelen te temperen (zooals wel het geval is bij een barbaren-inval in een geestelijk gezond volk) dan wel stelling te nemen tegen een zekere decadentie in 't eigen volk, van binnen uit zich òp werkend.
In de bestudeering nu van de eigentijdsche verval-periode zou men dezen weg kunnen begaan: uit een cultuur-historische bronnenstudie ware na te gaan, welke overeenkomsten en welke verschillen er zijn tusschen de vervalperiode die wij heden doorleven en die welke vroeger te registreeren waren. Vielen er de noodige overeenkomsten aan te wijzen, dan zou men tot een eender-geaard proces mogen besluiten; waren er meer verschillen dan overeenkomsten, dan verwachte men een heel ander proces.
Er ware op die wijze zeker een interessante studie tot stand te brengen. En het materiaal zal zeer zeker in voldoende mate voorhanden zijn; ik denk aan werken als van Huizinga, Burckhardt, Mommsen, Sombart e.a. Er zou alleen gevraagd kunnen worden of zulk een werk ons de afdoende middelen tot herstel aan de hand zou kunnen doen.
Want, als allen het er over eens zijn dat we in een vervaltijd, in een crisisperiode of wat ook verkeeren, dan moet men het er toch evenzeer mee eens zijn, dat er getracht moet worden, dezen crisis te boven te komen. De medicus die een prachtige diagnose stelt van het lijden van een patient, zal zoo goed mogelijk moeten trachten dit lijden te verlichten en te verbeteren, op straffe van en slecht medicus genoemd te worden. Aan alleen maar een diagnose ‘hebben we weinig’. Het is nu juist onze grief tegen sommige zeer geleerde heeren die prachtig de diagnose weten te stellen van het geestelijk lijden van onzen tijd, dat ze zoo uiterst weinig weten te vertellen over deze verlossing uit dit lijden. Men
| |
| |
hoeft nog niet direct het verwijt te verdienen dat ons naar 't hoofd geslingerd werd (als zouden we in onze onbevoegdheid er op uit zijn ‘beroemde mannen te verguizen’ of iets dergelijks) als men constateert dat een doctorsbulle in de sterrenkunde nog geen bekwaamheid geeft tot een juiste therapie bij kanker. Met andere woorden: uit het feit dat iemand een uiterst knap historicus is, volgt nog niet noodwendig dat hij direct in staat is, den weg ter verlossing uit de huidige crisis te wijzen. Het is wèl zaak, dergelijke dingen uit elkaar te houden, wil men niet door een foutief-gegronde bewondering op dwaalwegen geleid worden, en zelf het verwijt van oppervlakkigheid verdienen.
Met name voor de verlossing uit de huidige crisis, meen ik dat we niet ‘critisch’ genoeg kunnen staan t.o.v. hen die zich als ‘leider’ aandienen voor dezen tocht. Voor wat den persoon van een dergelijken leider betreft, en de eischen waaraan hij dient te voldoen, moge ik verwijzen naar mijn artikel ‘Leiding en Leider’ in het Novembernummer van den vorigen jaargang. Voor wat de werkzaamheden, of juister: de grondslagen hiervan, betreft, mogen de volgende bemerkingen dienen.
Bij het bezien der ups and downs in den historischen gang van onze cultuur, valt wellicht op, dat de meeste ‘hervormers’, de meesten van hen die althans eenige poging tot saneering waagden, eenzelfde soort fout maakten - waarvoor het zaak zal zijn dat dit geslacht zich hoede. De fout die hier bedoeld is, kan niet korter omschreven worden dan door te zeggen dat hun werken in den grond niet veel anders waren dan een.... reactie. Als zij op zeker oogenblik moesten constateeren dat de wereld op den verkeerden weg was, meenden zij voldoende te doen door zuivere reactie te plegen tegen de tot dat oogenblik in gang zijnde actie. Nu is dit - in zeker opzicht - zeer begrijpelijk. Het is heusch niet alleen in de scheikunde een wet dat actie een reactie verwekt; in het menschelijke leven als geheel bezien geldt deze wet evenzeer. Als een voorbije generatie in een bepaalde richting geageerd heeft is het tamelijk logisch dat een jonger geslacht (als er geconstateerd moet worden dat de actie der ouderen naar een verkeerd uiteinde voerde) in de tegenovergestelde richting gaat reageeren. Als de slinger van een klok naar links gegaan is slaat ze terug naar rechts, en omgekeerd.
| |
| |
Een dergelijk verschijnsel is zoo voor de hand liggend, psychologisch gezien, dat zeer velen geneigd zijn, het feitelijk als een soort levensnoodzaak te beschouwen. Waneer er in ernst geaccepteerd wordt dat een jonger geslacht nu eenmaal niet de afgetreden paden van een vorig kan bewandelen, dan schijnt hieruit noodzakelijk te volgen, dat het regelrecht er tegen in moet gaan. Een nieuwe strooming schijnt slechts te kunnen bestaan als reactie op het voorbije.
Moge het feit van reactie te zijn ook al de oorsprong van iedere nieuwe strooming wezen, dan is het nog een vraag of het ook noodzakelijk is dat zij het wezen dezer strooming vorme. Anders gezegd: op een these is niet slechts te reageeren met een antithese; wil men uiteindelijk tot resultaat komen, dan moet er getracht worden naar de synthese. These en antithese zijn tenslotte slechts onvolmaakt, zij worden samen opgeheven in de synthese. Actie en reactie zijn de onvolmaakten, zij worden opgeheven in de.... reconstructie.
Een beweging wier wezen niet méér is dan reactie (en de meeste hervormingspogingen moeten hiermee gekenmerkt worden) heeft verscheidene eigenschappen die haar feitelijke onvolkomenheid veroorzaken.
Op de eerste plaats is een zuivere reactie in hoofdzaak slechts passief; zij wordt a.h.w. opgewekt door, zij bestaat slechts bij de gratie van, de actie. Omdat deze actie er was, verkeerd is of verkeerd geacht wordt, ontstaat er reactie tegen.
Hieruit volgt dat een reactie voor het overgroote deel ook slechts negatief is; zij begint met te ontkennen wat vroeger bevesstigd werd, en te bevestigen wat vroeger ontkend werd. Maar dan heeft deze bevestiging nog een negatieve karaktertrek doordat ze slechts bestaat als ontkenning van een vroegere ontkenning.
Een reactie kàn opbouwend zijn, maar dan is ze dit slechts per toeval; doordat ze gericht is tegen een afbrekende actie. Een reactie tegen een opbouwende actie is noodzakelijkerwijs afbrekend.
Uit haar aard is een reactie ook eenzijdig, in de verkeerde zin van het woord. Tegen de eenzijdigheid waaraan de actie mank ging, stelt zij hààr eenzijdigheid, zonder voldoende te beseffen dat op zeker moment elke eenzijdigheid even funest is.
| |
| |
Dit alles bij elkaar zijn nu direct geen eigenschappen waardoor de reactie voor dit oogenblik wenschelijk moet blijken. Als wij het er over eens zijn dat de huidige beschaving doodgebloeid is en dat er een andere moet komen, dan hebben we er evenzeer mee eens te zijn, dat deze nieuwe zoo goed mogelijk moet zijn, en niet slechts een andere geaardheid van dezelfde dwalingen. Wij zullen ons dus te wachten hebben voor de al te gemakkelijke en uiterst bedriegelijke verlokkingen tot een zuivere reactie.
Wellicht een der duidelijkste voorbeelden van een zuivere reactie, mag nog steeds gezien worden in het Marxisme. Ook hij die dit stelsel niet wenscht àf te wijzen op grond van een godsdienstige overtuiging, moet het Marxisme onvolledig en onjuist achten omdat het alle kenmerken vertoont van een typisch reactieverschijnsel. In zooverre er ooit absoluut gesproken mag worden, kan er hier absoluut gezegd worden: het Marxisme bestaat slechts als reactie tegen het kapitalisme. Was het kapitalisme de dwaling naar de eene kant, het Marxisme was een even groote dwaling naar de andere zijde. Bij al de geweldige schijn van activiteit, is het Marxisme in dezen uiterst passief: de Marxistische staat kan niet gebracht worden dan nadat enkele voorwaarden vervuld zijn niet alleen, maar slechts nadat een zeker aantal stadia doorloopen zijn. Tegenover den kapitalistischen mensch weet het niets anders te stellen dan den proletarischen mensch, die in wezen niet van den kapitalistischen verschilt. Evenzeer als het kapitalisme, kent het Marxisme slechts den stof en de stoffelijke zijde van het leven - het wil dezen stof slechts anders beschouwen als het kapitalisme.
Het moge dus duidelijk zijn dat het Marxisme, zelfs in zijn meest moderne vormen, onaanvaardbaar is tot herstel onzer cultuur, daar het in wezen even onvolledig is als het kapitalisme. (Bij een nauwkeuriger bestudeering zou wel blijken, dat het Nationaal-Socialisme dezelfde typische reactie-eigenschappen heeft, en dus evenmin te aanvaarden is.)
Willen we de geschiedenis niet te diep ophalen, dan zou gezegd mogen worden dat de kapitalistische periode de actie geweest is (of, als men wil, de these) - dat het Marxisme de reactie was (ofwel de antithese) en dat het er nu om gaat, te zoeken naar de.... reconstructie (de synthese).
Het opstellen van deze drieluik, en het kiezen van kapitalisme
| |
| |
en Marxisme als resp. these en antithese, is waarlijk niet uitsluitend willekeurig. Men kan de kapitalistische periode niet ontzeggen dat zij, bij alle fouten die haar aankleven, een periode van actie was. Men meende inderdaad een geheel nieuwe these, een geheel nieuwen mensch, te kunnen vormen. In de geweldige uitvindingen en ontdekkingen zit ontegenzeggelijk een dosis activiteit verdisconteerd, waarop het Marxisme (zie het reactiekenmerk) niet kan bogen. Dit laatste kon slechts ontkennen, naar het andere uiterste overhellen. Het kon nog minder als het kapitalisme, pretendeeren iets nieuws te brengen; het bracht slechts een andere (tegengestelde) vorm van wat het kapitalisme als these geponeerd had.
Hoe onjuister de these, hoe onjuister in verhoogde graad de antithese. Hoe verkeerder de actie, hoe verkeerder in hoogere graad de reactie.
Het zal tijd worden dat wij inzien, met de reactie niets verder te komen, en dat wij ons gaan bezinnen op de reconstructie.
Ook in dit geval geeft de term alreeds tamelijk duidelijk aan wat ermee bedoeld is; re-constructie: een her-opbouw van den grond af aan. Een gebouw dat oud en ouder geworden is, bereikt op een gegeven moment een dusdanige toestand dat het niet meer te stutten is, het moet van den grond afaan ge-re-construeerd worden. Alle stutjes en gedeeltelijke herstellinkjes zijn goed zoo lang het gebouw zelf nog krachtig overeind staat. Is dit niet meer het geval, dan helpt er niets meer dan een her-bouw.
De eigenschappen van een reconstructie zijn dan ook aanlokkelijker (al zijn de eischen ook zwaarder) dan die van de reactie.
Als oorsprong der reconstructie kan niet uitsluitend iets negatiefs gezien worden. Natuurlijk is een reconstructie pas noodig als er gebleken is dat het bestaande niet meer voldoet omdat het onjuist is. Maar de reconstructie ontstaat niet uitsluitend omdat men tegen iets anders wil ingaan; zij ontstaat in eerste instantie omdat men actief, het beste en volledigste wil, en bij confrontatie gebleken is dat het bestaande hieraan niet voldoet. Al zal dus een vervaltijd kans bieden tot keuze tusschen reactie of tot reconstructie, dan zal toch een reconstructie een actiever karakter hebben dan een reactie, omdat ze uit een actiever mentaliteit ontstaat.
| |
| |
Niet alleen is de reactie actief, zij is ook positief. Men zou haar een zekere vorm van ‘verwaandheid’ kunnen toeschrijven, omdat ze zich niet op de eerste plaats interesseert voor de fouten van het verleden, maar haar grootste interesse gaat uit naar de toekomst. Wat het verleden bevestigde of ontkende, interesseert haar slechts in zooverre zij het benutten kan voor haar opbouw van den toekomst. Zij is niet afkeerig van de ‘lessen der historie’, maar erkent deze lessen niet om er tegen in te blijven gaan of om haar toekomst op te stellen als persé het tegengestelde van 't verleden. Haar toekomst ontwerpt ze zélf, omdat ze zich bewust is dat die toekomst de synthese moet zijn. Zij vraagt van 't verleden niet: hoe was dit gericht, dat ik juist andersom kan gaan; zij zegt: ik ga zoo en zoo. Wat het verleden bevestigde of ontkende wordt door haar niet principieel andersom gezien. De reconstructie staat dus t.o.v. het verleden veel objectiever dan de reactie: deze vindt alles van 't verleden à priori verkeerd; gene erkent goed en verkeerd juister.
Daarom is de reconstructie inderdaad opbouwend in elken zin van het woord. Zij heeft geen noodwendige partipris tegen elementen van het verleden, zooals de reactie. Zij onderzoekt alle elementen slechts op hun deugdelijkheid, en is dus vóór alles.... veelzijdig.
Dit echter moet goed verstaan worden. Evenzeer immers als deze veelzijdigheid is een zekere eenzijdigheid een noodzaak voor de reconstructie. Deze is een heel andere eenzijdigheid dan die der actie en der reactie. De eenzijdigheid der actie en reactie is er een van bekrompenheid, deze der reconstructie is er een van juistheid. Opvallend is nu, dat èn de actie èn de reactie, die de eenzijdigheid bezitten uit de aard hunner bekrompenheid, beweren veelzijdig te zijn en de eenzijdigheid der reconstructie als fout aanwijzen. De reconstructie zal te zorgen hebben dat ze haar eenzijdigheid durft erkennen en durft poneeren als noodzakelijk en juist.
Welke is deze eenzijdigheid der reconstructie? Het is in wezen geen andere dan die, welke we getracht hebben als noodzakelijk te toonen in ons artikel over ‘Vrijheid der Wetenschap’. Het is, met andere woorden, de eenzijdigheid die voortvloeit uit de noodzaak om de reconstructie te grondvesten, en wel, te grondvesten
| |
| |
op een zeer bepaald standpunt. Het is de noodzaak om voor elk gebouw, zij het een stoffelijk of een geestelijk, een basis te hebben waarin de fundamenten stevig verankerd kunnen. Het is de eisch van een.... grondovertuiging.
Nu kan men hierover weer de meest uitgesponnen debatten gaan openen; er valt niet te ontkomen aan de eisch als zoodanig. Men moge even buiten beschouwng willen laten, op welke wijze deze grondovertuiging tot stand kome; om accoord te gaan met de constateering dat een waarachtige reconstructie, dat een waarachtige cultuur-opbouw, onmogelijk zal zijn, als ze niet steunt op een grondovertuiging. Het is juist het hopelooze van een reactie dat ze moet reageeren ‘quand même’, dat ze zich moet làten richten door de richting der actie. En het is juist de tragiek van onze huidige cultuur dat ze, in haar vrees voor een grond-overtuiging, verdwaasd is tot ontelbare elkaar tegensprekende ‘meeninkjes’ waartusschen met den besten wil geen harmonie meer te vinden is.
Wanneer we meermalen het Leven (en voor een cultuur geldt onherroepelijk hetzelfde) vergeleken hebben bij een gebouw, waarin een stijlvolle harmonie dient te heerschen, dan is het toch logisch, dat een dergelijke stijlvolle harmonie slechts kan gebouwd worden op een zeer bepaald standpunt. Willen wij dus uit de huidige chaos ooit komen tot een ge-vorm-de toekomst, dan zal het onherroepelijk noodzakelijk zijn dat we, na hoe voorzichtige overwegingen ook, ertoe komen, een zeer bepaald standpunt te aanvaarden als het eenig-juiste. Deze grondovertuiging zal uiteraard in overeenstemming moeten zijn met de karaktertrekken van ons volks-eigen, zoo als dit in den loop der historie tot een wezenlijkheid is gegroeid. En in het steunen op deze grondovertuiging nu, is gelegen de eenzijdigheid welke een gezonde reconstructie noodzakelijk zal moeten kenmerken; men kan en mag niet willen trachten, twee of zes basissen tegelijk en als volkomen evenwaardig te doen accepteeren. Eén gebouw kan slechts op één basis rusten, een reconstructie onzer cultuur evenzeer.
Is eenmaal deze eenzijdigheid als noodzaak tot grondslaglegging erkend, dàn komt het woord aan de meest volkomen eisch tot veelzijdigheid. Op den grondslag dezer eenzijdige grondovertuiging (die in werkelijkheid een breeder basis zal blijken dan
| |
| |
welke ‘veelzijdige’ ‘meeningen’ ook) moet te werk gegaan worden met inachtneming van de uiterste veelzijdigheid.
Dit wil zeggen: bij deze reconstructie zal men in het oog moeten vatten alle mogelijke factoren die maar in aanmerking kunnen komen om aan den opbouw van een menschelijke cultuur dienstbaar te zijn. Bij het bepalen der richtlijnen mag niet gewerkt worden volgens de reactie-methode (= verwerpen wat vroeger aangenomen werd, en omgekeerd) maar volgens de eigen methode der reconstructie. Deze methode gaat, inplaats van indirect afhankelijk te zijn van het verleden, geheel zelfstandig te werk, doordat zij zich bezint op de diepste grondslagen van wat zij te bouwen zal hebben.
Zij heeft te bouwen een menschelijke cultuur; zij heeft dus acht te geven op alle factoren van den mensch en op alle factoren van de cultuur. Hierdoor wordt zij niet slechts veelzijdig, maar àlzijdig.
Eenmaal haar basis gevonden hebbend, zal de reconstructie hieraan alle denkbare elementen toetsen om te zien wat voor haar bruikbaar is en wat verworpen moet worden. Zij zal niet trachten, het leven te verstikken in een doodende uniformiteit of in een zwart-wit schema; zij zal alle denkbare variatie's erkennen, mits deze positief zijn en deugdelijk voor den cultuur-bloei. Zij zal het huis bouwen waarin vele woningen zijn, al wordt ook niet toegelaten hij die binnenkomt met de vooropgezette bedoeling, het huis te ondergraven. Dit is een eisch van geestelijke hygiène, die een nuchter mensch niet kàn afkeuren.
Het schijnt, willen wij naar een nieuwe cultuur op gaan, wel noodzakelijk dat er op deze wijze re-constructief te werk gegaan worde. Al zal dit wat zwaarder zijn dan de loutere reactie, de opgave is deste grootscher voor dit geslacht.
|
|