Dat stukkie, door jou gefokt in de Maasbode, Boekenweekbladzijde van 24 Febr. 1.1., dat is vlakweg... geniaal. Zoo als je daar over de tijdschriften schrijft onder de mooie titel: Moederschapszorg voor het boek. Je bent nogal sterk in 't vinden van titels in die richting, ik herinner me nog een schoon epistel over het Levensrecht van de ongeboren vrucht, en Bekoelde Kalverliefde. Ja, ja, ik ben óók tegen 't gevloekte Neo Malthusanisme hoor. Ik zeg maar: leve de moederschapszorg!
Maar nou moet ik je toch nog eens vragen, hei-je dit stukkie nog 'ns overgelezen vóór je 't de lange reis van Arnhem naar Rotterdam liet maken? Want weet je: 't is nogal een heel klein bietje gezwam-op-sokken (zoo'n bietje ‘errenemsch’ d'r tusschen door vin je niet erg hé!), je springt van 't eene beeld op 't andere zonder al te nauwkeurig op te letten. Maar ja, Bèr, da' ku'je zoo hebben hé? En voor 'n gelegenheidsmoppie is 't zoo bar erg niet hoor.
Weet je wat ik 't aller-tofste vind? Dat jij nòg steeds zulk 'n roerende zorg aan den dag legt voor De Nieuwe Gids. Is dat nou moederlijke of vaderlijke of kinderlijke liefde? Of... alleen maar... schijnliefde... pour besoin de la cause... om nog eens je galletje te kunnen spuien? Toe, zeg 't maar ronduit, we nemen je, als we zoo knusjus en knulligjes onder elkaar zijn, niks kwalijk. Je babbelt zoo hartelijk-meelevend, en je zegt zoo vlijmend-sarcastisch-scherp enkele ‘waarheden’ dat we je vanzelf toch wel dankbaar moeten zijn.
Je vindt ‘de ‘Nieuwe Gids’ met zijn grijzen praatvaar in den leunstoel, was allerminst de ‘Nieuwe Gids’ van den heroïschen voortijd’ - werkelijk, kerel, bedankt voor de mededeeling.
Maar nou 'ns één vraag, met de hand op 't hart te beantwoorden: lás je inderdaad de ‘Nieuwe Gids’ in den vóór- en in den ná-tijd, zóó dat je tot dit oordeel bevoegd bent? Of praat je dit maar na van anderen, die... ook niet lazen en ook maar napraatten enz. enz.?? Toe, zeg dit nou 'ns heel... Ridderlijk, want dát vin-je toch zoo'n mooie deugd?
Neem me niet kwalijk dat ik je in de rede viel, je was nog niet uitgesproken: ‘maar men voelt het als een wrange pijn en een misdaad tegen de mysterieuze ziel van het Tijdschrift, wanneer men die ziel zelf als koopwaar voor den meestbiedende onder