auteur, dat hij zelfs met den schrijversnaam wordt geadresseerd en aangesproken.
Ik herinner mij uit mijn eigen carrière, toen ik op achttienjarigen leeftijd mijn eersten roman had geschreven (De Heer van de State, thans 4e druk), ik raad vroeg aan mevrouw Van Wer meskerken (Johanna van Woude, redactrice van de Hollandsche Lelie, die altijd met de liefste bereidwilligheid aan de Lelietjes advies verleende) en dat deze mij antwoordde:
- Ja, ik raad je een pseudoniem aan, ook omdat het bescheidener is.
Ik legde aan mijn uitgever allerlei pseudoniemen voor, - edoch, boven àl deze bleef hij mijn eigen naam verkiezen: Jeanne Reyneke van Stuwe.
Het is een hoogst merkwaardige bizonderheid, dat zooveel vrouwelijke auteurs een mannelijk pseudoniem kiezen, veel vaker dan de meeste lezers vermoeden. In den loop der tijden verzamelde ik de volgende, maar, naar mijn idee, zullen er nog wel meer zijn en zijn geweest!
Om te beginnen hebben wij natuurlijk de schrijfsters, aan wie iedereen dadelijk denkt: George Sand (Aurore Dupin, baronne Dudevant, die den naam Sand koos, vanwege haar vriend Jules Sandeau, die haar de Parijsche letterkundige wereld binnen leidde; in den 42en jaargang van De Nieuwe Gids schreef ik een essay over haar) en George Eliot, over wie ik een studie schreef in onzen 41en jaargang.
Dan krijgen wij: George Egerton, die met haar Keynotes een geweldigen opgang maakte in de eerste tijden der vrouwenbeweging. Zij heet: Mrs. Clarimonte.
Henri Gréville is: Alice Durand-Fleury. (Zij is thans (evenals bijvoorbeeld Miss Braddon, Marlitt. Nataly von Eschtruth enz., een beetje uit de mode), maar zij maakte in de vorige eeuw furore met haar romans, vooral met Raïssa).
Ernst Ahlgren, een der beroemdste Zweedsche schrijfsters van het vorige geslacht. Zij heette: Victoria Bruzelius en was gehuwd met den heer Benedictsson. Zij had een zoo melancholische natuur, dat zij eindigde met vergif te nemen. Haar laatsten roman liet zij onvoltooid achter; deze werd afgemaakt door haar vriend Axel Lundegard.