leiding. Hij benoemt zijn vriend Leopold van Limburg Stirum tot Gouverneur van Den Haag. Hij noodigt den Prins uit naar het vaderland te komen, en zorgt voor de verspreiding van het bekende strooibiljet:
‘Oranje Boven!
Holland is vrij’
enz.
En als anderen nòg aarzelen, neemt hij, met Van der Duyn, den 21sten November, het algemeen bestuur op zich, en doet de beroemde eerste proclamatie verschijnen.
Gysbert Karel van Hogendorp, de parmantige jonge doctor, die in 1786 op het verkeerde paard scheen te wedden, is, via den ongeduldigen man van 1801, die te vroeg tot eenheid onder het Oranjevaandel aanspoorde, in 1813 tot 's Lands Bevrijder gerijpt.
Doet men, door hem zoo bovenal te eeren, aan anderen geen onrecht? Zeker is meer dan eens, ook op dit stuk, aan Gysbert Karels roem geknaagd. Ten onrechte. Wil men bewijs, wie zouden hier deugdelijker kunnen getuigen dan Koning Willem I, en Anton Reinhard Falck?
Willem I heeft nooit goed met Hogendorp overweg gekund. Beiden waren heerschzuchtig en koel-verstandelijk. Beiden achtten zich geroepen tot dezelfde taak, welke toch - gegeven hun persoonlijkheid - slechts door een van beiden kon worden volbracht. Schuilde wellicht ook in 's Vorsten gemoed tegen Gysbert Karel eenzelfde soort antipathie als Philips II koesterde tegen Willem van Oranje? Hoe dit ook zij, zelfs de blijde dag van 's Prinsen terugkeer in het vaderland wordt even verkild door de noodeloos vertraagde en dan nog vormelijke ontmoeting met den man, die, mèèr dan iemand anders, dien blijden terugkeer hier heeft bevorderd. Aanvankelijk is er dan nog samenwerking, maar al spoedig worden belangrijke zaken buiten Hogendorp om behandeld. Steeds onaangenamer wordt de verhouding. Reeds na drie jaren, in 1816, wordt Hogendorp tot aftreden genoopt. Maar in 1819, als de oude staatsman geheel in ongenade is, schenkt de Koning toch aan hèm het jaartal 1813 in het grafelijke wapen. Aan hem allèèn.