| |
| |
| |
[De Nieuwe Gids. Jaargang 54. Deel 3]
| |
Bij Frank van der Goes' tachtigsten verjaardag door Dr. Alfred A. Haighton.
Op 13 Februari j.l. vierde Frank van der Goes, de laatst-overgeblevene der Veteranen, die anno 1885 Willem Koos terzijde stonden bij de oprichting van dit tijdschrift, en een der Voorvechters van den toenmaligen ommekeer op velerlei gebied, zijn tachtigsten verjaardag. Hij behoorde tot het vijftal Baanbrekers, hetwelk in dat jaar als Redactie optrad van ‘De Nieuwe Gids’, toen pas geboren, en met dit jonge periodiek een nieuw Bloeitijdperk inluidde van Neêrlands aloude Beschaving. Onze eerste Redactie bestond (in alphabetische volgorde) uit: Frederik van Eeden, Frank van der Goes, Willem Kloos, Willem Paap en Albert Verwey.
Hun aller Leidsman was de groote Dichter en Aestheticus Kloos. Frank van der Goes bekleedde echter een voorname plaats onder deze keurbende. Hij heeft belangrijk aandeel genomen in de voorbereiding der oprichting van ons blad. Hij bleef Redacteur tot en met September 1893, terwijl Paap reeds anno 1886 - na afloop van den eersten jaargang - uittrad, Verwey zich in April 1890 terugtrok en vervangen werd door P.L. Tak, en deze laatste alsmede van Eeden op 28 April 1893 hun Redacteurschap neêrlegden. Van de aanvankelijke Redacteuren, behalve Willem Kloos, is Frank van der Goes het langst op post gebleven.
Gedurende de acht jaren van zijn Redacteurschap, heeft Frank van der Goes zijn stempel gedrukt op dàt onderdeel van den inhoud van dit tijdschrift, hetwelk meer in het bijzonder tot zijn werkkring behoorde, nl. de artikelen op sociaal-oeconomisch en
| |
| |
daarmede samenhangend gebied. Voortreffelijk essayist, heeft hij een keur van verhandelingen, beschouwingen en critieken over de nooden der maatschappij in het licht gegeven. In politiek opzicht is hij een der wegbereiders geweest voor het marxisme hier te lande. In de eerste acht jaargangen van ons tijdschrift vindt men van van der Goes' ontwikkeling van radicaal democraat tot vurig marxist geboekstaafd. Waar Frederik van Eeden bovendien, in deze zelfde bladzijden, een ethiek van aanverwante strekking, op meer gevoeligen toon doch ook met aanmerkelijk minder ideologisch fundament, verkondigde, terwijl de andere Redacteuren zwégen over dit soort onderwerpen, ontstond vanzelf de schijn, alsof de Redactie-in-haar-geheel deze anti-Oranje en on-Vaderlandsch-gezinde opvattingen was toegedaan.
Deze schijn bedroog evenwel. Willem Kloos is zijn heele leven lang een overtuigd en getrouw aanhanger van ons Vorstenhuis geweest, die ook in àndere opzichten zuiver Nationaal voelde. Kloos' evenknie-in-het-proza, Lodewijk van Deyssel, en weldra 's Dichters rechterhand op het stuk van critiek in dit orgaan, getuigde al dadelijk van een gloeiende Nationale Bezieling, naar blijkt uit zijn beroemde opstel ‘Nieuw Holland’ mitsgaders zoovele andere pennevruchten.
Tegenwoordig, na een tijdruimte van rond een halve eeuw, valt het gemakkelijk, het wezensonderscheid tusschen deze beide grondstroomingen in de ‘Nieuwe Gids’-beweging te onderkennen. Met hunnen grondslag ‘l'Art pour l'Art’ hebben de Tachtigers-in-engeren-zin een Beginsel ten troon verheven, dat wortelt in ons oud-Vaderlandsch Begrip der ‘Souvereiniteit in Eigen Kring’. Op de keper beschouwd, vindt de, enkel op de Kunst betrekking hebbende, stelling ‘l'Art pour l'Art’ veeleer haar politiek analogon in de, het beginsel der ‘Souvereiniteit in Eigen Kring’ in haar vaan voerende, Anti-Revolutionaire Partij van Dr. Abraham Kuyper dan in het, alles aan het Staatsabsolutisme onderschikkende, marxisme. Het moge, op het eerste gezicht, vreemd klinken; Dr. Kuyper's A.R. staatkunde en de Tachtiger Kunstleer kunnen allicht ‘bien étonnés de se trouver ensemble’ lijken; men erkenne grif, dat de overeenkomst den tijdgenooten niet of nauwelijks voor den geest kwam: toch springt de analogie in het oog. De A.R. politiek verkondigde de ‘Souvereiniteit
| |
| |
in eigen Kring’ als algemeen Beginsel; de Tachtigers eischten haar op voor de Kunst. (En deze laatsten veroverden hun doel, terwijl de A.R.-stormloop-op-het-veld-der-politiek halverwege steken bleef.) Gelijk zoo vaak, hebben in die jaren parallelle verschijnselen, op verschillende terreinen, naast elkaêr bestaan, zonder onderlinge aanraking, veelmin begrip. De A.R.- politiek was te behoudend, te ‘deftig’, te eenzijdig ook, om haar eigen grondbeginselen te herkennen in de omwentelende Hervormers der Cultuur, die door ‘De Nieuwe Gids’, der Kunst haar ‘Souvereiniteit in Eigen Kring’ herwonnen; en de Tachtigers waren te modern, te beeldenstormend, te zegevierend in Eigen Kring, om tijd over te houden voor het speuren naar analoga daarbuiten. Dat is trouwens goed geweest. De constructieve Daad gaat ver boven het aanknoopen van ideologische verbindingen, want voor deze laatste taak komt de geschiedvorsching vroeg genoeg. De innerlijke Beginsel-verwantschap ligt nochtans voor de hand. En het laat zich hooren, hoe de kampioenen der ‘Souvereiniteit in Eigen Kring’-voor-de-Kunst, met hun heftig-beleden ‘l'Art pour l'Art’, moesten opbotsen tegen het marxisme, met zijn al-omvattend Staats-absolutisme. De Leer der éénen stoelde op Organische Vrijheid, die der ànderen op mechanische inschakeling. Zij konden bondgenooten wezen in den gemeenschappelijken strijd tegen muf behoud; hun wegen moesten scheiden toen de bevestiging der Zegepraal aan de orde kwam. Naar onze stellige overtuiging, heeft men hier, in een notedop, de diepe ondergrond van het conflict, dat, na lang gebroeid te hebben, anno 1893 in volle scherpte uitbrak binnen onze toenmalige Redactie.
Dit aanzwellend meeningsverschil culmineerde in de beroemde polemiek over ‘Socialisme’, tusschen Lodewijk van Deyssel en Frank van der Goes, begonnen in den zesden jaargang van dit tijdschrift. Een paar geniale Personen stond daar tegenover elkander, elk als exponent van een der twee, zooëven geschetste, standpunten. Beiden verdedigden hun these met geestdrift en overtuiging; beiden hebben, van eigen standpunt, volmaakt gelijk; beiden stellen het probleem even scherp als principiëel. Thans, na zooveel jaren, is het nog een onverminderd intellectueel genot, dien pennestrijd te volgen. Deze polemiek mitsgaders de, daarmede gepaard, gaande vecht-artikelen van andere Redacteuren,
| |
| |
liepen uit op het einde van alle gedachtenwisselingen, waarin onverzoenbare meeningen tegenover elkander staan: ieder bleef stokstijf volharden bij zijn inzicht.
Oordeel vellen over dit conflict past onze generatie nauwelijks. Wij zijn er te ver af, om hetzelve juist aan te voelen binnen het cader van dien tijd, en nochthans te dicht er bij, om het te kunnen zien met het koele, onpartijdige en door geen hartstocht vertroebelde oog van den geschiedschrijvenden buitenstaander. Lodewijk van Deyssel en Frank van der Goes heeft die felle pennestrijd niet verhinderd, vrienden te blijven. Een glansrijk voorbeeld van eerlijke beginselvastheid en hoogachting voor den tegenstander, dat menig hedendaagsch polemist tot les kan dienen! Zelden werd zóó principiëel en tevens op dermate nobele wijze tusschen geestelijke antipoden gedebatteerd.
In den loop van September 1893 kwam de, al lang te voorziene, ontknooping. Frank van der Goes hield op, deel uit te maken van de Redactie. Sedert dien zijn alle uiterlijke banden tusschen hem en dit tijdschrift verbroken.
Frank van der Goes' bijdragen in die eerste acht jaargangen van ons blad, zoo groote als kleine, treffen altijd door hun degelijke argumentatie, heldere voordracht, pittigen bewijstrant, verzorgde taal en meesterlijken stijl. Men behoeft het volstrekt niet met zijn betoogen eens te zijn, om de diepte van zijn sprankelenden geest te bewonderen. Al pleit hij voor een zaak, die de onze niet is, en waar wij zelfs op menig punt lijnrecht tegenover staan, toch voelt men een groote sympathie opwellen voor de figuur van zulk een strijder, wien, als kampioen voor een conceptie van Sociale Rechtvaardigheid - daargelaten of deze nu juist schijnt of fout -, men oprechte hoogachting moet toedragen wegens het heilig vuur van den geestdrift, dat door al zijn, desniettemin zoozeer beheerschte, uiteenzettingen heen straalt.
Het kan trouwens geen verwondering baren, dat deze vlijmscherpe geest, geboren en getogen in een tijd van duf liberalisme à la Thorbecke, reeds op jeugdigen leeftijd begon met de consequenties te trekken uit de beginselen der staatkundige school, waarin hij was groot gebracht, en mitsdien voor het voetlicht van 's Lands schouwtooneel trad als democraat vol radicalisme. Gene zestiger en zeventiger jaren zijn, immers, de periode gedu- | |
| |
rende welke de Beginselen der Revolutie-van-1789 hoogtij vieren in theorie, terwijl tegelijkertijd de capitalistische bourgeois-ideologie, van Anti-Revolutionaire zijde wel eens treffend gekenschetst als het ‘Revolutionair Behoud’, halstarrig weigerde, hare, met mond en pen beleden, grondslagen practisch ten uitvoer te leggen. Binnen het cader van dergelijke denkbeelden, moest de eisch tot daadwerkelijke ontplooiing van de, welhaast alom bewierookte, idealen uit 1789 wel spreken tot een man met even warm gemoed als helderen kop.
Evenmin mag het ons verbazen, dat hij, verder doordenkend in dezelfde lijn, zich al spoedig schaarde onder de vanen der roode beweging. Deze was destijds jong en veelbelovend. Het bonzendom had haar nog niet aangetast, en wie uit vrijzinnigen huize stamde kwam er gemakkelijk toe, in het marxisme de panacee tegen alle kwalen der samenleving te zien. Dat het heel anders uitgeloopen is, dat Rusland ons het tegendeel van een ‘Heilstaat’ te zien geeft, dat de Staats-almacht, naar Marx' wil, iedere bloei der Persoonlijkheid belet, viel, tegenover de gruwelijke ellende, waartoe het capitalisme gevoerd had, toen enkel te bevroeden op den bodem eener, besefte of intuïtieve, Religiositeit, maar zeker niet op louter-verstandelijke grondslagen. Het ligt geenszins op den weg van ons, zoovele doorslaggevende decennia aan ervaring rijker, om den staf te breken over hen, die, met al het vuur der jeugd, destijds de roode vaan omhelsden.
‘Oude liefde roest niet’, zegt een spreekwoord. Frank van der Goes is altijd trouw gebleven aan de roode vaan. Maar hij heeft nooit het pad der ‘bonzocratie’ bewandeld. In de Kamer heeft hij nimmer gezeten, noch maakte hij ooit deel uit van eenige Provinciale Staten. Enkel zetelde hij, aan het begin dezer eeuw, een paar jaar lang in den Gemeenteraad van Hilversum, voor de S.D.A.P. Anders dan zoovele rooden, die op baantjes met bezoldigingen azen, bleef hij leven vóór, niet vàn, zijn ideaal. Sedert eenige jaren heeft hij, trouwens, de S.D.A.P. verlaten om meer naar linksch te gaan. Tegenwoordig is hij een der bestuurders van den Bond van Revolutionaire Socialisten. Men kan zich licht begrijpen, hoe een puur marxist, als hij, zich niet meer op zijn plaats voelt in de verburgelijkte S.D.A.P., en men moet de beginselvastheid loven van een voorganger der roode beweging,
| |
| |
die, op hoogen leeftijd en onder de huidige omstandigheden, niet schroomt een dergelijke extreme vleugel van het marxisme openlijk voor te staan.
Anno 1903 heeft Frank van der Goes een gevangenisstraf van één maand ondergaan, wegens roode propaganda ter gelegenheid van de spoorwegstaking. Tegenwoordig straft Neêrlands overheid ‘politieke misdrijven’ zwaarder! Hij had het, naar ik bij ondervermeld interview vernam, niet al te slecht in het gevang. Hij mocht voor zichzelf werken, en vertaalde toen ‘Luimig Proza’. Zakjes-plakken bleef hem bespaard.
Bij den aanvang dezer eeuw was hij, eenige jaren lang, privaatdocent in de oeconomie aan de Universiteit te Amsterdam. Verder gaf hij geruimen tijd les aan de Tooneelschool te dier stede. Naast de Politiek en het daarmede nauw samenhangende, genoten Tooneel en Literatuurgeschiedenis zijn liefdevolle aandacht.
Letterkundige, in den zin van scheppend kunstenaar, is Frank van der Goes niet. Geen roman, novelle, gedicht of wat van dien aard ook, vloeide uit zijn pen. Bellettrie te beoefenen schijnt hem nooit te hebben aangetrokken. Dit feit levert, m.i., eene zielkundige nevenverklaring voor zijn conflict met de Leiders van ‘Tachtig’. Wat hèm weinig aanstond was voor hèn het meest gewichtige.
Zijn grootste verdiensten liggen op het gebied van het essay. De politieke, sociale en oeconomische geschriften van Frank van der Goes behooren, gelijk wij reeds zagen, tot het beste, wat op dit gebied bestaat. Weet de andersdenkende zijn verzet tegen de tot uitdrukking gebrachte zienswijze - bijv. het, in ons oog, verwaten, atheïsme in het stuk over ‘Dominee, Pastoor of Rabbi?’ in de Augustus-aflevering 1890 van dit tijdschrift - het zwijgen op te leggen, dan vermag hij van ganscher harte de genialiteit der techniek van derzelver bepleiting te bewonderen.
Het marxisme-hier-te-lande dankt vermoedelijk meer aan Frank van der Goes dan deszelfs hedendaagsche coryphaeën wel bekennen willen. Zonder een geestdrijver te zijn, heeft hij het in klare, bondige en meêsleepende bewoordingen verdedigd, gedurende een tijdvak, waarin slechts een beetje durf van overheidswege noodig geweest ware om het eens voor al den kop in te drukken. Hij is een der oorspronkelijke belijders der roode
| |
| |
ideologie, die haar aanhingen, toen daar nog geen vette baantjes meê te plukken vielen. Hij heeft haar frisch en jong gezien, als een prille maagd, vol beloften voor een schoonen bloei. Wie zal het hem euvel duiden, dat hij trouw blijft aan de ideologische liefde zijner jeugd? Wanneer men het dagelijksch doen-en-laten der kleine menschen gade slaat, kan men slechts eerbied koesteren voor een man, die, op hoogen leeftijd, nog alles, wat in zijn vermogen ligt, doet om de belangen eener zaak te behartigen, welke hij, in trouwe, voor de goede houdt. En staat men daarbij, politiek gesproken, lijnrecht tegenover hem, dan welt in den jongere het woord op, dat, anno 1914, een Engelsch Admiraal over zijn Duitsche tegenstanders te berde bracht: ‘An enemy, but a very gallant enemy!’ Wij rekenen het, ondanks alles, ons tot een eer, dat deze Ridder-zonder-vrees-of-blaam één der Veteranen van dit tijdschrift is, al streed hij ook, een rijkelijk menschenleven lang, voor een zaak, die wij verfoeien. Ook en juist de overtuigde aanhanger van Oranje weet èchte Ridderlijkheid te waardeeren in een tegenstander. Gaf onze goede Koning Willem I ten deze niet het voorbeeld, toen hij den generaal Daendels, voormalig ‘Patriot’, in genade aannam?
Vanuit dit standpunt bekeken, is het een troostrijke gedachte, te weten, dat deze Voorvechter tenminste naar verdienste geëerd wordt door degenen, wien hij zijn werkzaam leven wijdde. Maar al te vaak is ondank 's werelds loon. Frank van der Goes werd echter zeer gehuldigd door de marxisten, of, althans, zekere groepen daarvan, bij zijn tachtigsten verjaardag. Deze officiëele viering vond op Zondag 12 Februari plaats, in het café-restaurant Kransapolsky te Amsterdam. Eigenlijk een dag te vroeg, doch de Zondag werd gekozen, omdat menigeen dan komen kan, wien de weekdag daartoe geen gelegenheid laat.
Tweemaal hebben wij nu van ‘vieren’ gerept, met betrekking tot den geboortedag van dezen onzen oud-Redacteur. Tot onzen grooten spijt moeten wij er echter bijvoegen, dat deze term, in dit geval, maar heel overdrachtelijk mag worden opgevat. De gezondheid van den Jubilaris wankelt nl. al geruim tijd.
Schrijver dezes heeft, naar aanleiding van den heugelijken dag, een interview met den jubilaris aangevraagd en verkregen. Wegens evengenoemde reden moest echter Mevrouw van der Goes het
| |
| |
woord doen. Vele der in dit artikel verwerkte bijzonderheden danken wij aan haar bereidwillige mededeelingen.
Van ganscher harte wenschen wij Frank van der Goes een prompt herstel van gezondheid en dan nog vele jaren in welstand en voorspoed. Moge de Almachtige - in Wien hij niet gelooft, maar anderen wèl - hem, dien Hij reeds met zulk een lang aardsch bestaan gezegend heeft, de Genade schenken in den vorm, waarin Dezelve aan Frank van der Goes toegankelijk is. Wij, voor ons bescheiden deel, hopen hem, onzen oud-Redacteur en mede-oprichter van ons blad, spoedig te mogen feliciteeren met herkregen levenskracht!
Beekbergen, Donderdag 16 Februari 1939.
|
|