lieten drukken, als protest tegen de weergalooze grofheden dezer heeren tegenover een in memoriam van Werumeus Buning.
Als erfstuk dezer platheid hebben wij heden nog heel wat socialistische en z.g.n. democratische ulevellen-wijsheden te verwerken.
Na den bundel van Nijhoff, die, hoewel de heer A.M. de Jong daarin geen talent wist te ontdekken (hoe schrijft hij thans?) hebben wij veel epigonisme in dit genre reeds achter den rug.
Het jongste geslacht is ook ten deele nog besmet met de ironie-bacil.
Wij verwerkten de gedichten van Greshoff, die van E. du Perron. En nieuweren meldden zich aan - Gerard den Brabander, A.D. van Oosten (Eric van der Steen), Leo Breen, Victor van Vriesland om er slechts enkelen te noemen.
Remedie voor moraal en vorm werd ons niet geschonken met dit grootendeels destructief werk.
En zeker niet voor den vorm. Integendeel, er werd erbarmelijk geknoeid, in de maat, in het rijm, in het beeld, in de muziek. De rhetoriek werd grootendeels weliger dan voor 1880. Ik zal hierop uitvoerig en met voorbeelden verduidelijkt terugkomen.
Ook de heer Arm. F. Cornelissens heeft critiek op dezen tijd, op de wereld, op de kerk, de liefde, het werk, het geld....
Dat is begrijpelijk! Maar waar is alweer de remedie?
Ook deze versjes zijn slechts linksche schoppen in de ruimte. Luister naar wat Cornelissens ons zegt over het geld -
Ik wou je dienen, nuttig zijn
Maar jij wil slechts mijn dienaar zijn.
dies heersch ik. Dat bevalt mij best
Ik werd je meester - wat je rest
aan schoonheid, godsdienst en zoo meer
bloeit slechts, als ik je eerzucht smeer. -
Ik - dat is dus het Geld - en ‘je’ dat zijn wij. Wij willen dienaar zijn, alleen dienaar daarvan. Deze idee is zeer modern, wij hadden haar nooit eerder vernomen.
Daar wij slaven zijn, heerscht dus het geld. Dat klopt. En dat bevalt het geld best. Wat is dat geld nu eigenlijk? Een persoon, een macht, het kapitalisme?
Het geld werd onze meester.... Alsof dat iets nieuws is, nadat wij reeds weten dat wij de dienaren zijn en het geld onze heerscher. Maar dan komt de wijsheid aan het slot. De rest der schoonheid, der godsdienst én zoo meer.... (welk een banaliteit) bloeit en leeft slechts, als wij ‘gesmeerd’, betaald worden. -
De heer Cornelissens heeft weinig fiducie in karakter, kunst, geloof.... en zoo meer....
En zoo orakelt de heer Arm. C. maar door, telkens in zes zinnen, verlucht door.... n.b. Jozef Cantré, die bij elke ulevellenwijsheid een