uitwerking aan. Ware het anders, hoezeer zou dan de 19e eeuw door de werkloosheid moeten zijn bedreigd geweest. De behoeften van een opgroeiend geslacht bleken nog steeds de sterkste prikkel voor economische ontwikkeling.
Voor het overige wil het ons voorkomen, dat de waarheid in het midden ligt.
Zelfs de pessimisten, die wij boven aan het woord lieten, kunnen in zooverre gelijk hebben, dat arbeidsbesparing in den toekomst nog tot vergaande consequenties ten aanzien van de arbeidsverdeeling voeren kan. Maar op de eerste plaats zullen de vrije economische krachten - hetgeen nog niet zijn ongebonden, mag ik het zeggen ongeordende krachten - hand in hand dienen te gaan met een Staatsbemoeiïng, die blijvend wel heel wat grooter zal zijn, dan wij zulks in het verleden gewend waren. Evenmin als naar onze meening het spel der vrije economische krachten afdoende uitkomst brengen kan, evenmin hebben wij vertrouwen in een panacee, zij het op monetair gebied of op het gebied der behoefteregeling, welke den Staat ten dienste zou staan, om het bedrijfsleven op vol emplooi te brengen en te houden.
Maar in geval de opneming van de beschikbare arbeid op den duur niet op andere wijze te bereiken ware, dan zien wij als sluitpost een blijvende ‘uitsmering’ - het is geen fraai woord, maar duidelijk! - met behulp van vervroegde pensioneering, latere tewerkstelling, verkorting van arbeid, het doen verrichten tenslotte door jongens of mannen van arbeid, die tot dusverre meer tot de vrouwelijke beroepen gerekend werd of hoe dan ook tot dusverre door vrouwen werd verricht.
Terwijl deze laatste soort maatregelen vaak als meer voorbijgaande of secundaire maatregelen worden beschouwd, zouden wij ze niet minder als sluitstuk willen zien, nadat andere pogingen faalden. Op enkele dier maatregelen komen wij aanstonds nog terug.
Bij onze voorgaande beschouwing hadden wij het oog op een naar den toekomst verschoven tijdstip, waarin geacht kan worden een nieuwen evenwichtstoestand te zijn ingetreden. Voordien hebben wij echter te doen met een overgangstijd, die voor het probleem, dat ons bezig houdt, niet minder onze aandacht vraagt.