De Nieuwe Gids. Jaargang 53(1938)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 735] [p. 735] Verzen door A. Veltman. I. Het is dien voorjaarsdag gekomen... boven de vochtig-naakte boomen lagen de heem'len koud en wit; het was een ongewekte aarde, die door den dof-beslagen dag bestaarde met strak gelaat een killen hemel in een vergeefschen droom van warmt' en licht; de zon verrichtt' haar werk onachtzaam achter grijze deuren, het was een dag, die zonder kleur en geuren op de grens van winter en lente was, - de aarde heeft den vroegen schemer ingedronken en is in mist'gen droom van natte sneeuw teruggezonken. - [pagina 736] [p. 736] II. Eenzelfde grauwheid hield mijn ziel gevangen, zij had den langen winter moeitevol doorstaan en lag bereid haar droom te ontvangen; toen, als een God, zijt gij voor mij verrezen en bracht de grauwe gronden van mijn ziel in diepst beroeren, neev'len scheurden, zwaar van licht, ik zat verwezen in een geluk, dat om mij geurde alsof er duizend bloemen beurden haar zoete kelken, rankgesteeld uit rauwen grond; ik wilde wel luid roepen en toch doodstil zijn, want in mijn bloed begon het blijde beven... O, eeuwig trachten naar vervulling is het leven en liefde is de grondtoon van ons aller wezen. Vorige Volgende