De Nieuwe Gids. Jaargang 53(1938)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 658] [p. 658] Beden door Hélène Swarth. I. Zoo 'k niet te laat U weenend heb beleden, Wijl 'k altijd was een balling hier beneden, Laat langer niet mij voor mijn twijfel boeten, O Vader God, verlos mij van mijn heden! Van 't zwerven wond en wankel zijn mijn voeten, Mijn oogen branden, door den slaap vermeden Of bang verschrikt door booze droomenstoeten, Mij toonend beelden van mijn droef verleden. O zend mij d'Engel, die mij kwam begroeten, Toen 'k liedjes zong en insliep na mijn beden, Die elk verdriet met zegen kon verzoeten, Mijn tuin van kindsheid toovrende om tot Eden. Verbreek den band, streel weg de roode moeten, Met blank een mantel, Engel, wil me omkleeden. Dan, waar mijn oogen nooit meer schreien moeten, Naar hen mij breng, die uit mijn armen gleden En laat mij stralend zalig hen ontmoeten In stil een tuin, dien boomen koel omvreden. [pagina 659] [p. 659] II. Zijn het bevende neevlen, die welden Uit het grijs van de morgenvelden? 't Zijn mijn trillende zoekende beden Voor den lieve uit mijn ver verleden. Zij weten geen weg voor hun reizen - O kon ik den weg hun wijzen! O wist ik waar hij is aan 't zwerven, Om eindlijke vrêe te verwerven! Mijn beden, blijft zoekende zweven! Gij zijt ál nog wat hem ik kan geven. En vlijt, als bij hem gij moogt landen, U veilig en trouw in zijn handen. Maar moogt gij den lieve niet vinden Bij cypressen of palmen of linden, Rijst óp van den aardeschemel Om genade van God in zijn Hemel. [pagina 660] [p. 660] III. In den beker van uw handen, Houdend blank een vlam aan 't branden, Engel, die hem trouw omzweeft, Wil ik vlijen vroom mijn bede Voor zijn eindelijken vrede, In den vreemde nagestreefd. Neem die vonk, beschermende Engel, Teeder, vol genade en mengel Bedevonk en vlam der ziel. Licht met licht laat samenbeven - 't Eenige is 't wat ik kan geven Wie vóor 't sterven mij ontviel. Droef en moe van vruchtloos zwerven, Moet ten lest die lieve sterven, Breng zijn ziel naar 't zonnevuur, Leg haar zacht dan uit uw handen, Waar ze in zonnegoud zal branden, Hemelblij in lente-azuur. Vorige Volgende