Letterkundige curiositeiten I.
Emily Brontë en... Louis Parensell.
Sinds ik in het jaar 1935, den vijftigsten jaargang van ‘De Nieuwe Gids’, mijn studie over de drie gezusters Brontë, Charlotte, Emily en Anne, voleindigde, zijn er al weer verschillende boeken over dit belangwekkende gezin verschenen.
Het was May Sinclair, de schrijfster van, mijns inziens, een der beste en meest-begrijpende boeken over dit onderwerp, die met een half-verwijtende intensiteit vroeg: ‘whether this long-suffering family would ever be allowed to lie quiet.’
‘Well, Miss May Sinclair’, kwam het, toen ik haar werk las, al in mij op, ‘this is not very likely.’
En de toekomst heeft mij gelijk gegeven!
Ten eerste, en ik heb dit altijd in die natie gewaardeerd, zijn de Engelschen onverbrekelijk trouw aan hunne klassieken, waardoor het mogelijk is, dat er telkens nieuwe uitgaven over hen verschijnen, en ten tweede is de familie Brontë hoogst interessant; zij heeft iets onverklaarbaars, geheimzinnigs, dat de geesten bezig houdt, hen prikkelt, en hen doet zoeken naar de oplossing van een raadsel, die niet te vinden is, en waarvoor zij dan hun verbeelding in werking kunnen stellen om ons fantastische verklaringen op te dringen.
Het mysterieuse in de Brontë's is: Hoe kwam het genie in deze eenvoudige menschen, die ver van de wereld, ja, als het ware in een andere wereld leefden, en uit wier afkomst zich ook in geen enkel opzicht dit wonder laat verklaren.
En dan is er nòg een omstandigheid, die ongeduldig maakt en ongedurig, omdat men er maar niet achter komen kan: heeft Emily, met haar intens, hartstochtelijk binnenleven, ooit de liefde gekend, en, zoo ja, wie was dan het ‘voorwerp’ daarvan??
Twee boeken zagen daaromtrent wederom het licht, die zich met dit vraagstuk occupeeren: The Miracle of Haworth, A Brontë Study by W. Bertram White, en: The Life and eager death of Emily Brontë, a Biography, by Virginia Moore... en dan ver-