De Nieuwe Gids. Jaargang 53(1938)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 568] [p. 568] Verzen door Hélène Swarth. I. Hij was de boom Hij was de boom, die wil ten hemel rijzen En strekt den stam en voelt zijn takken groeien, Zijn kruin zich welven, blank en roze bloeien, Paleis voor vooglen, zingend lentewijzen. Plots door zijn loover stormwind voelt hij loeien. - De zon verbergend, zware wolken grijzen. - Dreigstem van donder doet zijn blaadren ijzen - Een flits de kruin komt splijten en verschroeien. Nu staat hij, wreed verminkt, beroofd van weelde. En 't vogelvolk, dat in zijn koepel kweelde, Ontvlood den boom, door godevloek geslagen. De Mei beschaamt zijn donker lijdensleven. Hem zal geen lente schoonheid wedergeven, Geen tak zal blij nog blad en bloesem dragen. [pagina 569] [p. 569] II. Gifdrank Zij lokte en riep, waar donkre boomen zoeven. Ik liet mij leiden langs een kronkelpad. Zij bood me een beker - en ik wist niet wat Die beker borg, doch dronk mijn dorst en proeven Geloofde ik honing, zoet in wijn bevat. En wijl, als bloemen, oogen dauw behoeven, Maakte ik insteê van tranen, troost der droeven, Met tooverwijn mijn brandende oogen nat. En duizlend voelde ik, gif had ik gedronken - Toen vlood wie had dien beker volgeschonken En hoonde - En uit haar lachmond sprong een pad. En sedert dwaal ik waar de paden winden Hun doolhofnet en kan niet wedervinden Den weg naar vrede, waar mijn ziel om bad. [pagina 570] [p. 570] III. Troost Ik lag en weende om leed der liefdeloozen. Daar woei een adem uit de Sfeer der zielen. En 'k wist: om mij was 't niet dat tranen vielen, Aanklagend stil, uit die verlatene-oogen. Haar brooze heilwaan kwam niet ik vernielen. En, hoe mijn hart was week van mededoogen, 't Kon wroeging niet, wel eigen smart gedoogen. Toen rees ik op, toen kon ik nederknielen En danken God, wijl diep in d'alsembeker, Dien 'k, huivrend, had ten bodem leeggedronken, Die éene droppel honing lag verzonken. Kalm schrijd ik voort, vertroost, gesterkt en zeker, Nu 'k voel niet meer haar tranen mij verbranden. Door donker woud naar lichte lentelanden. Vorige Volgende