De Nieuwe Gids. Jaargang 53(1938)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 413] [p. 413] Verzen door Anton van der Stok. Stille winter De stille winter is gekomen, De laatste blaren vallen af - Mijn moeder hoort hoe reeds de boomen verstillen aan het bladergraf - Zij voelt hoe donker zij verstijven voor killer wordend avondrood - En denkt aan wat zal leven blijven, wat niet zal sterven in den dood - Zij ziet heur blauwe levensaeren in 't witte van heur hand gelijnd, alsof het blauwe stroomen waren, die witter vloeien aan het eind - Zij weet, maar kan het niet verklaren, waarheen de stroom van Leven drijft, die eens, gestroomd uit moederaeren, onzichtbaar verder vloeien blijft, En droomt hoe zich heur oogen sluiten als straks heur Winter komen zal - De stil-geworden boomen, buiten, staan treurend in den bladerval. [pagina 414] [p. 414] Bij den Spaanschen gouverneur In vochtig luchtgebroei van komend onweer - afrikaansche hitte - op het binnenhof-terras vereenigd om den spaanschen gouverneur rooken zij hun fraai gekronkelde havana's, nippen zij likeur, terwijl hun stemmen gonzen in den nacht, waarin ze'amechtig zitten - Als een beklemmende gevangenis om witgekleede Witten staat verdonkerd om hen heen het doodsche, moorsche gouverneurspaleis - Naar hun brommig gonzen luistrend wordt er geen meer uit zich zelven wijs, en, dadels snoepend, spuwen zij, ge-ergerd, hoorbaar dadelpitten - Een negerdwergje doet er hunne stoelen koeltevangend wippen - Levend speelgoed is het van den gouverneur, dat stom en naakt er speelt, dat nieuwsgierig met zijn zwarte handebotjes hunne witheid streelt en dat zij als een schaduw van den een zoo naar den ander glippen zien, maar dat, wanneer zijn schuwe'en idiote spelen hem verveelt, hen weer laat wippen op den schommelstoel, waarin ze'amechtig zitten. [pagina 415] [p. 415] Don Luis In het straatje spiedend, op het voorportaal van zijn hôtel, in zijn gloednieuw uniform, zijn scheiding stijf van de pommade, op zijn borst een reeks van ridderlinten - als met roem beladen - staat, zijn spitse nagels vijlend, Don Luis, de Colonel, Die, gereed en opgetuigd voor zijn geliefde promenade, nog zijn roode schoenen poetsen laat en glimmen: lakkig-fèl; bij het zwak geslacht van zuidelijke schoonen zeer in tel, onder officieren, spaansche fieren: zonder wedergade; Don Luis begeeft zich in het straatje, stappend als een pauw tusschen vrouwen, die er traag en donker slepende flaneeren, En hij blikt verrukt naar ied're vurigrood-gelipte vrouw, die er langs hem geurt met een parfum van warme vrouwekleeren - Op het einde van het promenadestraatje laat hij gauw zijne schoenen poetsen weer om dan verrukter t'rug te keeren. Vorige Volgende