Le visage émerveillé, dat geheel een gedicht is van liefde, verlangen, vervulling.)
Maar in de laatste verzen van Anna de Noailles, ondanks haar onverwoestbaren wil, haar ontoombaren levensmoed, haar ononderdrukbare opgewektheid, klinkt een radelooze toon door, de zekerheid, dat het leven haar weldra verlaten zal. ‘Cris pathétiques de la fin prochaine.’ Maar dan ook weer hield zij zich vast aan de hoop, dat niets geheel kan vergaan en dat er altijd iets van haar zou overblijven, haar oeuvre, dat immers de essentie was van haar geest, haar ziel, haar eigenlijkste wezen...
Men heeft het mooie en goede denkbeeld gehad (reeds in 1935 kwam een neef van haar, ook een auteur, Constantin Photiades, op deze liefelijke en innige gedachte) om den tuin van Amphion, dien zij zoo zeer heeft liefgehad en bezongen in Le coeur innombrable, l'Ombre des jours, les Eblouissements, aan haar te wijden en dien over te dragen aan de gemeente Evian, gelegen aan den Franschen oever van het meer van Genève.
De schenking heeft dezer dagen met eenige feestelijke plechtigheid plaats gehad; er is een kleine kapel opgericht en de tuin is nog beplant met zeldzame boomen, die hem in de toekomst zullen maken tot een der bezienswaardigheden van den omtrek.
Wij gelooven wel, dat deze fijngevoelige hulde aan Anna de Noailles bizonder dierbaar zou zijn geweest.
Want hier was het, in het châlet (dat eerst bewoond was geweest door den Comte Walewska, een zoon van Keizer Napoleon), dat zij haar gelukkige jeugd doorbracht, de villa omringd door een pelouse, die afdaalde naar het meer, met de drie populieren en den grooten rosen kastanjeboom, en die den bodem bedekte met een ‘tapis de mol et pulpeux corail.’ Hier waande zij zich in het paradijs, hier sprak alles in de natuur tot haar: hier waren ‘tous les bonheurs pour elle des vérités...’
En evenals de kastanje, in het park van Amphion, welks ‘thyrses roses jonchaient la pelouse’, heeft ook zij haar schoonste bloesems onder ons verstrooid...
En daarom is deze posthume hulde zoo zinrijk en zoo weldoordacht, want o, hoe heeft Anna de Noailles altijd dezen tuin liefgehad!...