| |
| |
| |
‘Voyages sans retour’ door Erik de Zweth.
Verpletterd door de kwantiteit, met een parallel gebrek aan kwaliteit, heeft de moderne mensch de mystieke zin verloren, genekt, vindt hij geen uur meer voor den tocht in zichzelf en naar God. De materie wilde hij knechten, en daardoor verloor hij zijn plaats te midden der dingen. Nu is hij de slaaf van wat hij zocht te beheerschen. Dat werd reeds eerder opgemerkt, en gezegd.
Maar uit het duistere van het kwaad wringt zich toch steeds het goede omhoog, naar het licht, en zie, wij verlangen met heel onze zielekracht een terugkeer naar geloof in iets, naar een orde gevestigd op een moraal, die het materieele zal beheerschen. Wij verlangen naar meer schoonheid.
De godsdiensten hebben diepere voren geploegd in den menschelijken geest dan de philosophische gedachte, omdat ze gescherpt waren door de mystiek. De moderne tijden schakelden de mystiek uit de godsdiensten, en dat gaf oorzaak tot verval. Onze eeuw is arm aan kwaliteit, is arm aan gedachten. De furie die heet ‘modern’, bracht ons eigenlijk niets nieuws. De vorige eeuw heeft voor ons gedacht. Onze honderd jaar is de oude aarde, waarin drie geslachten zullen oplossen om ze weer vruchtbaar te maken. Drie zulke vette lagen, en dan zullen uit de duistere volksmassa weer kerels uit één stuk opstaan, die als vreemde sterren voor onze verbaasde, onbegrijpende oogen zullen schitteren en de daarop volgende eeuwen zullen verlichten.
De namen uit den sterrenhemel van de vorige honderd jaar zijn te bekend. Maar te midden alle die, enkele, die zich niet laten rangschikken. Ik noem er: Nietzsche, Whitman, Rimbaud, Dostoievski. Het zijn eenzamen, ‘outcasts’; ze leefden buiten hun eeuw, ze hebben getracht door te dringen tot het hart zelf van het
| |
| |
leven, daar waar verstand en waardebepalingen geen gang meer hebben. Van die tochten in het onbekende kwamen ze terug met veranderd gelaat, met de oneindigheid in de oogen, sprekend een geheimzinnige taal, ons onbekend. Telkens drongen ze verder door. Ten laatste... enkelen keerden nooit weer. Hadden die gevonden het hoogste?... Vraag zonder antwoord.
Ik noemde er vier, er zijn er meer. Maar zij hebben zich het verst gewaagd, tot het gapende einde, en zie, tusschen hen, twee dichters: Rimbaud en Whitman. Maar zijn dichters niet de begenadigden van God!
Over hen wil ik schrijven, omdat ze de ideale schoonheid zochten, verder dan anderen; omdat het verlangen naar het volmaakte hen onverbiddelijk voerde naar geestelijke schoonheid en omdat die alleen in de mystiek te vinden is. Die mystiek was er de vorige eeuw, die mystiek is niet meer.
Ik wil schrijven over den artist - het gevreesde, belachelijke woord -, die eeuwig zoekt naar het ideaal, naar de volmaakte schoonheid; die de kwellingen van het vagevuur, van de hel doorstaat, om haar te vinden, en dan ineenzakt, zijn machteloosheid en zijn onwaardigheid uitweent, omdat zijn vlucht niet meer hooger gaat.
Over diegenen eindelijk, waarvan in dit laatste stadium de zoekende geest buiten tijd en ruimte zich beweegt, die doordringen tot bij God. Alleen de mystiek kan hen dit losmaken van zichzelf brengen; de schoonheid die zij instraalt is rijker en nog minder te omschrijven dan die van den kunstenaar, want zij is niet aan vormen gebonden. Georges Sand omschreef het zoo puntig:
‘L'art: la soif de la perfection, le besoin de l'infini restent les mêmes, éternellement avides, éternellement inassouvis. L'enthousiasme, la passion, la rêverie, la douleur, n'ont pas d'expression suffisante dans le domaine de l'art, quelque soit l'artiste. Nous avons le désir inextinguible du beau idéal; donc le désir d'un but. Ce but n'existe nulle part à notre portée, ce but est l'infini, ce but est Dieu.’
Weinigen echter wagen zich aan dit grootste van alle avonturen: de tocht naar de schoonheid die waarheid is, de waarheid die God is. Gekken of helden? Ieder heeft dat voor zichzelf uit te maken.
De dichter, staat die het dichtst bij God?
| |
| |
Terwijl de meesten hun hoogste denkkracht bereikten tusschen 30 en 40 jaar, had Rimbaud sinds lang het slotakkoord gevonden voor zijn symphonie. Rimbaud en het Symbolisme zijn één. Hijzelf is het symbool van het geloof van het mystiek suggestievermogen der woorden, die volgde na de moeraskoorts van het Naturalisme. Hij baarde een nieuwe poëzie. Rimbaud, zoo subliem van gedachten als van woorden, zoo goddelijk van muziek als van kosmisch voelen, is misschien wel de grootste dichter der vorige eeuw. Hij is nog te weinig ontdekt. Zooals Baudelaire was hij een meester van het woord. Maar waar Baudelaire's ‘Voyage sans retour’ een aardsche reis is geweest, evenals die van Gerard de Nerval, was die van Rimbaud een tocht naar God.
‘Le poète est chargé de l'humanité, des animaux même, il devra faire sentir, palper, écouter ses inventions. Ce qu'il faut changer c'est l'homme et c'est Dieu.’
Snel bereikte deze geniale dichter wat anderen in een heel leven niet vermochten: het hoogtepunt der zinnelijke schoonheid. De verzen van Rimbaud toonen ons zijn innerlijke wereld van strijd, waar de buitenstaande dingen slechts terloops opgeroepen worden. Hij schenkt ons die geheimzinnige en diepe droombeelden, die goddelijke taal, die bovenaardsche muziek:
Je sais les cieux crévant en éclairs, et les trombes,
Et les ressacs, et les courants; je sais le soir,
L'aube exaltée ainsi qu'un peuple de colombes,
Et j'ai vu quelquefois ce que l'homme a cru voir.
Voor hem opent zich de weg die zoo weinigen aandurven. Na zijn twist met Verlaine schudt hij alle aardsche van zich af, en stelt zich alleen tegenover God, het eenige dat hem nog belang inboezemt. Goethe, Kierkegaard, Whitman, verheffen zich tegen God's absolute heerschappij. Zij nemen niet aan zonder zekerheid. Zoo ook Rimbaud.
Voortaan heeft Rimbaud niet meer genoeg aan welsprekendheid, aan rijm, aan rythme, aan beelden en vergelijkingen. Hij wil uit boven die knellende vormen, naar hoogere schoonheid. Hij verwerpt totaal de buitenwereld, vliedt naar de wereld van den geest, vlucht naar zijn ‘Saison en enfer’. Reeds in zijn ‘Bateau Ivre’ vinden wij zijn vaarwel aan onze aarde en de aankondiging van zijn tocht naar de mystieke schoonheid:
| |
| |
Or moi, bateau perdu sous les cheveux des anses,
Jeté par l'ouragan dans l'éther sans oiseau...
Hij betreedt nu den weg van den asceet, hij gaat de weg van de mystiek. Mystiek van het woord, asceet van den geest, mystiek van de gedachte. Zie hij beweegt zich voortaan enkel in ‘l'éther sans oiseau’:
‘Je parvins à faire s'évanouir de mon esprit toute l'espérance humaine. Sur toute joie, pour l'étrangler, j'ai fait le bond sourd de la bête féroce.’
Dr. J. Persijn schreef: Het hoogste is geen logica. Rimbaud was er de levende bevestiging van. Welken titanenstrijd levert die mensch niet met zichzelf, een strijd buiten zijn eeuw, een strijd die tegelijkertijd door enkele andere wordt uitgevochten, een strijd waarbij Goethe zich achter zijn Faust verschool, als achter een schild. Rimbaud zette zichzelf tegenover de wereld, tegenover zijn eigen ziel, tegenover God. En hij zucht:
‘Le combat spirituel est aussi brutal que la bataille d'hommes; mais la vision de justice est le plaisir de Dieu seul.’
De kern nu van zijn denken en verlangen: God. Dat woord laat hem niet meer los, zijn geheele wezen hunkert naar de oplossing van zijn geschil met God.
Maar, is hij niet het hoogste nabij, wanneer hij zingt:
‘Et dire que je tiens la vérité, que je vois la justice... je suis prêt pour la perfection...’
Gereed voor de volmaaktheid!...
Plots neemt hij afscheid, verdwijnt van onze aarde, begraaft zich in Afrika en... laat ons een eeuwig vaarwel:
Départ:
Assez vu. La vision s'est rencontrée à tous les airs.
Assez eu. Rumeurs des villes, le soir, et au soleil, et toujours.
Assez connu. Les arrêts de la vie. - O Rumeurs et Visions!
Départ dans l'affection et les bruits neufs.
Was zijn strijd ten einde, had hij de oplossing gevonden, was hij kunnen doordringen tot het hart zelf van het leven en had hij er de waarheid achterhaald: wij weten het niet. Alleen, ergens in zijn laatste zangen, één aanduiding:
| |
| |
‘...Et à l'aurore, armés d'une ardente patience, nous entrerons aus splendides villes et il me sera loisible de posséder la vérité dans une âme et un corps.’
Dat is alles.
Zooals Rimbaud een fellichtende meteoor was, die voorbij onze verbaasde oogenknipperingen suisde naar God toe, zoo was Whitman een bundel licht, die van God naar onze aarde straalde.
Het land waar, en de eeuw dat hij leefde kenden vier wereldgeesten: Poe, Emerson, Thoreau en Walt Whitman. Die Whitman, de reus waar het moderne dollarland geen gebruik voor heeft, was één stuk natuur.
‘Drinken tot den bodem den kelk nectar die de natuur ons schenkt, tot dronken zijn van gezondheid.’
Ziedaar Whitman op zijn 25e jaar. En Walt wilde verder bewijzen wat Faust zegt:
‘Voici le temps de prouver par des actions que la dignité de l'homme ne le cède point à la grandeur de Dieu.’
Zijn groote ziel bewoog zich tusschen het volk, heel Amerika vond plaats in zijn hart. Hier hebben wij nu geen man die het vagevuur op aarde beleeft zooals Goethe's Faust vóór zijn ontmoeting met Mephistofèles: het is Adam die in zijn paradijs rondwandelt, het is het leven zelf geconcentreerd in één persoonlijkheid; hij is als het produkt van eeuwenlange distillatie van alle natuurkrachten. Stel hem lijnrecht tegenover Kant en hij komt tot zijn recht. Hij is een felle ziel, geen denkend stuk hout. Daarom slechts te begrijpen door uitverkorenen. En toch, is hij niet één met het volk?
Tegen de dertig is hij klaar voor de groote taak. Het is rond dit tijdstip van zijn leven, tusschen 32 en 33 jaar, dat hij plotseling bezield wordt, zooals de groote profeten uit de Geschiedenis: Bouddha, Jesus, Paul en Mahomet. Zooals zij werd hij met een zesde zintuig behept, een goddelijk zintuig, dat Bucke terecht noemt: ‘kosmisch voelen’. Hoor wat hij zegt over zijn visioenen:
‘Ik ben als afwezig en ik hoor prachtige vertellingen.’
Whitman, zooals Rimbaud, heeft zich boven de zinnelijke schoonheid kunnen verheffen. Hij, die toch altoos te vinden was tusschen het volk, die niets te vuil, te klein, of te onwaardig voor hem vond,
| |
| |
hij weigerde zich te verlagen, hij volgde altijd die innerlijke stem die zijn voorouders, Quakers, hielden voor de hoogste macht ter wereld.
Als Whitman, op 35 jaar, het hoogtepunt van zijn denken bereikte, kenden weinigen in het Amerika van het lawaai dat sublieme geluid. Alleen van heel de Amerikaansche bevolking had Emerson begrepen. Zooals Rimbaud had Whitman dra niet meer genoeg aan het woord. Terwijl Rimbaud bewust zijn weg zocht, voelde Whitman die meer intuitief. Walt was met de natuur begonnen, eindigde met den geest. Ook hij heeft gezocht naar de waarheid. Maar, ging hij zoo ver als Rimbaud?
Men kent het einde van Whitman, den machtigen reus, zijn zang van het lichaam die afbrak door de teleurgang van de stof.
Rimbaud, Goethe, Whitman, al die grooten, ze behoorden niet tot die stervelingen die lichtzinnig het woord ‘God’ uitspraken, maar het diep in hun geest verborgen. Zij onderwierpen zich niet zonder strijd, sommigen nooit. Elk van hen beëindigde het grootsche avontuur op zijn manier, Nietzsche als krankzinnige, Rimbaud zweeg, Whitman's wereld stortte ineen, Goethe vroeg om meer licht. Alleen, dichter bij ons, wijst Kierkegaard God als einddoel aan, een aannemen, gevestigd op de onuitstaanbare wanhoop, iets beters op onze aarde te vinden; maar toont hij ons geen verstandig, sterk geloof, waar hij zegt:
‘De mensch moet den tijdgenoot worden van Christus.’
En wij komen terug tot Goethe, die voor velen een der meest volmaakten van geest blijft - althoewel niet altijd een schoon mensch - en wij lezen van de hand van Gerard de Nerval de eeuwige waarheid, als hij schrijft in het voorwoord voor zijn vertaling van Goethe's Faust:
‘Goethe semble donner pour conclusion que le génie véritable, même séparé longtemps de la pensée du ciel, y revient toujours, comme au but inévitable de toute science et de toute activité.’
Geput uit:
Dr. J. Persijn: Aesthetische Verantwoordingen.
A. Carel: L'homme, cet inconnu.
Goethe: Faust (vertaling Gerard de Nerval).
L. Bazalgette. Walt Whitman.
Bernard Fay: Panorama de la littérature contemporaine.
A. Rimbaud: Oeuvres.
|
|