stamelt een hoop onzin om den zin, dien hij uitsprak, te rechtvaardigen. Men begrijpt niet, dat hij zijn antwoord, daar hij de vraag wel meer gehoord moet hebben, niet beter instudeerde. Maar zoo is René. Zorgeloos tot in het zorgelooze. En daar de vrouw, die ‘vandaag zoo mooi is’, toch wel in zijn armen zal vallen, is de kwestie niet belangrijk.
Met Yvonne is de toestand trouwens heel anders. Yvonne heeft de genoegens van het samenleven met René al gekend. O, het heeft maar een week geduurd, toen heeft René gezegd: ‘Wij moesten het eigenlijk hierbij maar laten, ik heb een afschuw van te lang aangehouden verhoudingen. Ik zeg altijd precies, wat ik denk. Je bent een echte schat geweest, je hebt een lichaam om te zoenen, maar dat is allemaal niet belangrijk in het leven. Ik ben geen bourgeois en veranderlijk. Wij kunnen de kennismaking later toch voortzetten, als ons dat zoo invalt.’
Yvonne heeft niets geantwoord, zij heeft René omhelst en zij is nog altijd dolblij als zij hem terugziet, vooral omdat hij zoo vriendelijk is en haar omhelst, zooals hij haar nu tegen zich aandrukt, als alleen hìj dat kan, mag en verlangt. Het gesprek wordt nu geanimeerd. Er wordt de eene vertering na de andere gedronken tot Germaine arriveert, die nu al een maand lang het hart van René gewonnen heeft, zoo zullen wij het maar noemen. Germaine wordt met veel minder luidruchtigheid door René begroet, daar de verhouding weer aan het afkoelen is. ‘Wat ben je vandaag mooi’, geldt niet van haar. Vroeger was zij veel mooier, denkt René, maar toch krijgt Germaine een eereplaats naast hem, terwijl Yvonne aan den anderen kant van hem zit. Gezien den arm, dien hij om Yvonne's schouder heeft geslagen, helt de schaal beslist naar haar zijde over. Niet, dat René van plan is, met haar opnieuw het oude leven te beginnen, maar zoo is zijn optreden, zonder dat hij het zelf weet, als hij zich van een liaison wil losmaken.
Germaine protesteert niet direct tegen René's manier van doen. Maar zij zegt af en toe iets scherps, niet tegen Yvonne, maar tegen wat Yvonne beweert. Meestal begaat zij daarbij domheden. Yvonne zal bijvoorbeeld zeggen, dat een schilder zijn persoonlijke ontroering in zijn doek moet leggen. Het is al honderd maal gezegd, maar het moet altijd nog honderdduizend maal op café-terrassen of waar ook herzegd worden. Daarop verklaart