opstel van Gunning echter hartverkwikkend om te lezen in deze tijden.
Een gebrek, dat voortvloeit uit te weinig eenheid, is ook, dat in twee of drie opstellen even er op gewezen wordt, dat gezinsopvoeding mede een taak van den vader is, maar dat verder alle anderen zich bijna uitsluitend tot de moeder richten en over haar taak spreken. Sympathiek steekt hier tegen af Waterink's zoo juiste opmerking (mits goed verstaan) over het ‘priesterschap’ van den vader in 't gezin.
Zijn dit ‘fouten’ die voortspruiten uit 't gebrek aan eenheid - er is nog een bezwaar dat voor bijna heel 't boek behalve de eerste drie hoofdstuken geldt: dat het ‘te hoog’ is, gezien de bedoeling van het werk. Dit wil immers een hulp zijn voor alle jonge ouders, en nu vleie men zich niet dat de massa onzer ouders dit lezen kan, laat staan verwerken! Men hoeft nog niet eens naar de z.g.n. ‘lagere’ standen te gaan, er zijn er bij de betere arbeiders, middenstand enz. meer dan genoeg voor wie deze hoofdstukken veel en veel te zwaar en... veel te theoretisch zijn. Wat onze volksopvoeding noodig heeft en waar ik reeds jaren van droom, is een boek waarin zoo weinig mogelijk geleerdheid en theorie, maar zoo veel mogelijk praktijk voor het dagelijksche leven staat. Waarmee niet gezegd is, dat degeen die zulk 'n boek wil schrijven, geen geleerd (of liever nog: wijs) man moet zijn. Wie dit werk zou willen probeeren, zou alras merken, dat de verbondenheid met levens-inzicht en levenshouding, waarover we boven spraken, tot in de kleinste zaken tot uiting komt.
Typeerend hiervoor zijn in dit boek de bijdragen van Mevr. Nanninga-Boon en Prof. Carp, wijzend resp. op het element van hardheid in leven en lijden, en op de vrees (o.a. voor den dood). Wij ontkennen geenszins, dat de opvoeder rekening moet houden met de toekomstige stormen, waaraan het kind zal zijn bloot gesteld, en dat de grens van ons aardsche leven in den dood ligt. Wat wij wel ontkennen is, dat deze gedachten ons noodzakelijk ‘vrees’ moesten bijbrengen. Wij meenen, dat de begrippen, die kinderen hierover krijgen, goeddeels afhankelijk zijn van 't begrip dat de ouders zelf hebben en bij 't kind vormen; waarheen ook Prof. Hoogveld wijst op blz. 209 v.v. Dat het leven nu eenmaal vol ‘gevaren’ is, hoeft niet bestreden; we missen slechts in heel