afbeeldingen van Minerva en Venus. Het bureau ministre, aan den voet van het bed, was overdekt met boeken, tijdschriften en paperassen van allerlei aard.
Op het bed lagen altijd schoolschriften, waarin made. de Noailles haar verzen schreef, haar improvisaties. En de telefoon stond geen oogenblik stil; altijd ‘sonnant, vibrant, impérieux, dominateur’....
En van den vroegen morgen tot den laten avond verdrong zich een menigte bezoekers voor dit bed.... wanneer werkte zij dan?
Alweer maakte zij plannen, om deze, al te groote belangstelling te ontvluchten. Zij wilde de oorden, waar zij haar kindsheid had doorgebracht, terugzien, maar welke een vreemde gewaarwording kreeg zij van Amphion:
‘Je ne puis vour dire, quel étrange sentiment j'éprouve ici, en ces lieux, qui m'ont formée, et qui j'ai tant aimés. Leur romantisme, - ces soupirs de Byron, de Lamartine, de Rousseau, - je les écoute encore, mais je ne leur donne pas ce coeur entier, qui répondait au leur. Je vois bien que le lac est charmant et que les feuillages sous la tiède pelouse, ont des bouquets d'abeilles....
C'est moins de joie, mais aussi plus de solidité.... une plus sûre acceptation de la destinée humaine, qui se passe parmi les hommes et non chez les beaux végétaux’....
Ook toen werkte zij aan haar dichtbundel, dien zij heeft genoemd Les vivants et les morts.
In 1913 verscheen deze bundel bij Fayard. Ontegenzeggelijk vindt men hierin eenige der schoonste verzen van Made. de Noailles. Dezen bundel heeft zij het vaakst nagezien, het is haar boek ‘le plus pensé’, zooals men het zou kunnen noemen, en Les vivants et les morts beteekenen wel het hoogtepunt van haar succes. Van dezen bundel zeiden de jonge dichters, met René Benjamin aan het hoofd:
‘Ne gâtons pas notre chance exceptionelle, qui est de respirer au temps d'Anna de Noailles, de pouvoir, l'attendre, la regarder. Louons-nous de vivre avec elle’....
Voor het groote raadsel van het niet meer zijn, blijft ook Anna de Noailles, zooals haast iedereen, in angst en beven