De Nieuwe Gids. Jaargang 53(1938)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Ik zag in droom... door Hélène Swarth. I. Een blad In welke mensche- of engeltaal geschreven Is 't blad waarop ik tuur? - Met scherpe stift Zoo in mijn arm werd eens een woord gegrift, Doch 't was in droom - en 't woord is niet gebleven. Nu help me ontcijferen 't zwevend vreemd geschrift, Geest, die 't mij vóorhoudt! Bleek de letters beven. Verklaart dat blad de zin mij van mijn leven? Demonisch droomspel? - hemelsche engelgift? Uit welke sfeer is 't blad tot mij gezonden En welke mare wil 't mijn ziel verkonden Dat van dit leven ze eindlijk rusten mag? Is 't Gods bevel? Zijn wil zal vroom ik volgen. Is 't plaaglust van een geest, op mij verbolgen, Die tergend hoont mij met een boozen lach? [pagina 27] [p. 27] II. Het beest Alreê voor 't maal, waartoe ik was genood, De blanke tafel was gereed - Mij bracht Een vrouw een donker beest met ruige vacht, Een blinkend mes. - ‘Nu dood het met éen stoot!’ 'k Liet vallen 't mes, het dier besprong mij - Klacht Noch kreet ik slaakte, 't monster woog als lood. Zij riep: - ‘Voor 't maal behoeven wij zijn dood!’ Doch over mij verstikkend lag zijn vracht. Wat wil die droom? Welk is dat donker beest, Waar, zonder afschuw, 't eigen vleesch mee voedt De menigt wel, doch dat ik dooden moet? Mijn wil is zwak, mijn hart is zeer bevreesd. Beschermende Engel, geef mij kracht en moed! Laat sterven 't Beest, dat zegepraal de Geest. [pagina 28] [p. 28] III. Zwarte stoet Den koelen zeewind ijlde ik tegemoet, Die lokkende áanzweefde in de lentelaan. Plots dof getrappel bracht mijn tred tot staan En 'k zag een vreemden zwarten ruiterstoet - Gitzwart de paarden, nachtezwart, de vaan, De fulpen mantels, wapprende in den gloed Der zon - O rouwstoet, die mij huivren doet, Als donkre schimmen, zwijgend, 'k zie u aan, O trage stoet, versperrend mij den weg Naar 't roepend wiegend ruischlied van de zee, Vanwaar gekomen, storend vreugde en vreê? Als antwoord zong een vogel in de heg Zijn lentelied van dauw en morgenrood. De Eeuwige Zee riep, achter rouw van Dood. Vorige Volgende