De Nieuwe Gids. Jaargang 53
(1938)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 565]
| |
Korte vergezichten op lektuur door Dr. Willem Kloos. †Ga naar voetnoot1)Coventry. Pompeï the little.Dit boek is een op aardige, luchtige wijze vertelde chronique scandaleuse dier dagen, en het hondje Pompeï the little is de zeer dunne ‘draad’, die de onderling onsamenhangende anecdoten en persoonsbeschrijvingen verbindt. Het boek verscheen anoniem, maar bleek later geschreven te zijn door Francis Coventry. In een harer brieven maakt Lady Wortley Montagu, de beroemde briefschrijfster, er melding van, het te hebben gelezen. De schrijver geeft verschillende caricaturen van bekende typen uit dien tijd, b.v. van den academisch geschoolden pedant, den wereldschen snob en het jonge mensch, dat vóór zijn zeventiende jaar al een ‘very pretty knowledge of the Town’ heeft. Aardig gevonden is de omstandigheid van den bedelaar, die zóóveel geld binnen krijgt, dat zijn zoon en zijn dochter kunnen compareeren in de beste gezelschappen. De naam van het hondje is ontleend aan dien van Pompejus de Groote, die leefde in de laatste eeuw v. C. en met Cesar en Crassus een triumviraat vormde. | |
[pagina 566]
| |
Choderlos de laclos. Les liaisons dangereuses.Deze 18e-eeuwsche roman is zoo modern als men maar kan wenschen. De antipodische figuren van madame de Tourvel en de marquise de Merteuil zijn beiden met meesterhand gedaan, - al is uit den aard der zaak de ondeugdzame marquise van een boeiender geestigheid, dan de ‘heldin in deugd’: madame de Tourvel. In weinig romans door mannen geschreven, ontmoet men een vrouw als de marquise, met zóó'n onovertrefbare intuïtie, zóó'n sublieme fijnheid, zóó'n geraffineerde ‘afheid’ uitgebeeld. Haar brieven zijn verrukkelijk om te lezen, evenals die van Valmont. Het is bovendien de groote verdienste van den auteur, dat hij elk karakter zich in zijn brieven doet openbaren, en dat het jonge meisje, zoowel als de oude vrouw, de prude, zoowel als de coquette, de volleerde Lebemann en de naïeve jongeling daarin allen tot hun recht komen. | |
Walter Scott. Ivanhoe.De kracht van Scott ligt in zijn beschrijvingen, die inderdaad van een meesterlijke schilderachtigheid zijn. De inhoud van den roman en de psychologie der personen is kinderlijk, met andere woorden eigenlijk alleen boeiend voor jonge menschen, daar volwassenen van alle spannende gebeurtenissen precies vooruit wel weten, hoe ze zullen afloopen. Ivanhoe is eigenlijk volstrekt niet de hoofdpersoon; deze titel schijnt gekozen, omdat Scott dien naam aardig vond klinken. De tempelier Brian de Bois-Guilbert is een der best-geteekende figuren. Het is, gelooven wij, niet algemeen bekend, dat Rebecca, het jodinnetje uit Ivanhoe, haar prototype gehad heeft in een Amerikaansch meisje, dat bekend was om haar schoonheid en de noblesse van haar karakter. Zij heette Rebecca Gratz en behoorde tot een aanzienlijke Israëlitische familie uit Philadelphia. Het was de Amerikaasche auteur Washington Irving, 1783-1859 (de schrijver van: The spectre bridegroom, een bewerking van Bürger's bekende | |
[pagina 567]
| |
ballade Lenore, Rip van Winkle, enz.), die Scott de beschrijving gaf van Rebecca Gratz, toen hij in 1817 met Walter Scott had kennis gemaakt en te zijnen huize logeerde Scott was toen 46 jaar en Washington Irving 34. In 1819 was Ivanhoe voltooid en Scott zond het aan Washington Irving toe. Doch Rebecca Gratz was te eenvoudig en bescheiden om het prettig te vinden, dat zij in een boek zoo werd ‘opgehemeld’, ofschoon men zegt, dat haar schoonheid en haar goede daden waarheidsgetrouw door Scott zijn afgebeeld. | |
Victor Hugo. L'homme qui rit.Het is een zeer eigenaardige gewaarwording, een boek, waarmee men in zijn jongelingsjaren heeft ‘gedweept’, op ouderen leeftijd te herlezen. De indruk, dien deze roman thans op mij heeft gemaakt, is de volgende: Het gegeven van dezen roman is stellig origineel. Maar het lijkt, of de stof niet voldoende was voor den reuzen-omvang van het boek. We krijgen tenminste allerlei uitweidingen en herhalingen en geleerdheden en onderrichtingen van allerlei aard, welke den gang van het verhaal zeer storen en beter als noten achterin hadden kunnen worden geplaatst. Het tweede deel is boeiender dan het eerste. Daar is een climax in en hier en daar vindt men spannende gedeelten. De zorg, waarmede Ursus is uitgebeeld, doet vermoeden, dat er later een onthulling omtrent hem zal volgen, wat niet het geval is. Vooral denkt men dit, omdat Ursus in zijn woonwagen allerlei lijsten ophangt met uitleggingen, hoe het in den Engelschen adel is gesteld. Zeer nauwkeurig wordt ons medegedeeld, dat een Duke tot oudsten zoon heeft een Marquess, een markies een graaf, een graaf een viscount, enzoovoort, enzoovoort. Welk een zonderlinge liefhebberij, wanneer deze niet wordt gevolgd door een verrassing, dat de zonderling Ursus zèlf een lid van dien adel is, waarvoor hij zich zoo geweldig interesseert; en men denkt: zou Victor Hugo misschien nog andere romantische plannen hebben gehad met den ouden Ursus en deze later vergeten? Hoe het zij: van de eerste | |
[pagina 568]
| |
bladzijde tot de laatste blijft Ursus Ursus, de kermisreiziger, en daarmee uit. Dea, het blinde meisje, blijft voor ons een soort van schim. In de psychologie van Gwynplaine is veel goeds; vooral in zijn verhouding tot Dea en Josiane. Aan de figuur van Barkilphedro is veel te veel zorg besteed, om hem dan zoo opeens uit het verhaal te mogen elimineeren. Lord David Dirry-Moir, ofschoon een tweedeplanspersoon, zien wij duidelijk ten voeten uit. De stijl van Victor Hugo heeft iets zeer eigens. Telkens treffen wij korte, puntige gezegden aan, die de anders te lange lektuur duldbaar maken. De ‘lachende man’ heeft als kind een kunstbewerking ondergaan, waarbij de hoeken van zijn mond werden ingesneden, met de bedoeling hem als amusementsobject dienst te laten doen bij lieden, die rijk genoeg waren, er zulk een menschelijke ‘speelpop’ op na te kunnen houden. Dit gebeurde evenwel niet. Het kind werd genadeloos achtergelaten in een onherbergzame, ijskoude streek, waar hij ten slotte terecht komt bij Ursus (nadat hij eerst nog een pasgeboren kind van de doodgevroren moeder heeft meegenomen), die zich genadevol over hem ontfermt. Zijn heele verdere leven echter heeft Gwynplaine, zelfs in de ernstigste situaties, zijn lachenden mond behouden. Een typisch onderwerp, op oorspronkelijke, wèl romantische, maar hier en daar ook op realistische wijze uitgewerkt. | |
Victor Hugo. Ruy Blas.Ook bekroop mij de lust Ruy Blas in mijn ouderdom te herlezen, nadat ik er in mijn jeugd, evenals van Hernani, van genoten had. Het wil mij nu voorkomen, dat Ruy Blas rijper en krachtiger is dan Hernani. En waar Hernani, met zijn voortdurende ‘ik zal's’, waarvan nooit iets tot uitvoering komt (hij zal zijn vader wreken, hij zal den Koning attakeeren, enzoovoort, terwijl in dit stuk Donna Sol en Don Gomez de mooie en daadkrachtige rollen spelen) geen figuur is, die diep tot onze verbeelding spreekt, is Ruy Blas dit wèl. | |
[pagina 569]
| |
In dit tooneelspel is tragiek en humor ook meer regelmatig verdeeld. De Koningin is een engel, een vrouw en een koningin in één. Don Salluste is een satan, maar een satan, die tegelijk een grande van Spanje is ‘de première classe’. Don Guritan is een bouffon, maar een chevalereske bouffon. De rol van Ruy Blas werd bij de eerste opvoering in 1838 gespeeld door Frédérick Lemaître, en Victor Huga was zoo enthousiast over diens uitbeelding, dat hij uitriep: ‘C'est l'action de Kean, combinée avec l'émotion de Talma.’ Het philosophische onderwerp van Ruy Blas is het volk, dat hoogerop wil; het menschelijke onderwerp: een lakei, die een koningin bemint; het dramatische onderwerp: een koningin, die een lakei liefheeft. Victor Hugo legt er den nadruk op, dat alles wat hij vertelt van het Hofleven exact volgens de waarheid is, en dat hij voor dit stuk van hem uitgebreide studies heeft gemaakt. Dit zij hier genoteerd tegenover Zola's bewering, dat Victor Hugo niets dan een fantast en een romanticus was. Victor Hugo zegt woordelijk: ‘Il n'y a pas dans Ruy Blas un détail de vie privée ou publique, d'intérieur, d'ameublement, de blason, d'étiquette, de biographie, de chiffre ou de topographie, qui ne soit scrupuleusement exact.’ Ruy Blas is op muziek gezet door Mendelssohn; in 1867 speelde Sarah Bernhardt de rol der koningin in Ruy Blas en tien jaar later Donna Sol in Hernani. Het vers van Victor Hugo is sterk en welluidend en uitstekend geschikt om door de menschelijke stem te worden vertolkt. Ik heb mij met de hernieuwde lektuur van dit treurspel eenige zeer aangename uren verschaft en kan het aan iederen literatuurliefhebber, die zich interesseert voor het romantische realisme eener voorbije periode, van heeler harte aanbevelen. |
|