3de. Die toestand zal mij vreugde geven. (Hij staat ‘im Zeichen der Lust’. Rehmke.)
4de. Zo lang hij niet gerealiseerd is, heb ik een gevoel van onbevredigd zijn (Zeichen der Unlust).
5de. Mijn lichaam is in staat om deze toestand te realiseren.
Zonder deze laatste toevoeging kan er nooit van willen, doch slechts van wensen sprake zijn. Is het willen niet op het bereiken van een uitwendige toestand, doch van een bepaalde bewustzijnsinhoud gericht, dan blijft alles hetzelfde, behalve, dat nu niet mijn lichaam, doch dat mijn ziel die toestand zal moeten kunnen bewerkstelligen.
Deze ganse ‘Chemie des Willens’ leert ons nu echter niets aangaande het werkelijke probleem. Er is hier slechts van bewustzijnsinhouden sprake, doch niet van een overgang van de wil tot de uitwendige daad.
Bezien van uit het standpunt der psychologie is echter het probleem al evenmin tot klaarheid te brengen. Immers de psychologie eist, dat op de bewustzijnsinhoud van de wil de daad causaal volgt. Gaf zij deze eis van causaliteit op, dan zou zij ophouden wetenschap te zijn.
Komen we vervolgens tot de vraag: wat doet de wil ontstaan. Ook hier is de psychologie genoodzaakt strikte causaliteit te veronderstellen. Voor haar volgt elke wilsimpuls uit een bepaalde constellatie van de ziel. In het practische leven houdt men met deze beschouwingswijze voortdurend rekening (mensenkennis). Ik geloof ook, dat elkeen bij het lezen van een psychologische roman of bij het zien van een psychologisch drama stilzwijgend deze eis als gerechtvaardigd beschouwt. Immers voldoet de roman niet aan deze voorwaarde, dan noemen we hem psychologisch onjuist. Echter is met deze beschouwingswijze het feit, dat men zich verantwoordelijk voelt voor zijn daad, volkomen in strijd. Kant beschouwt het zedelijk bewustzijn dan ook als hetgene, dat hem er toe brengt de wilsvrijheid te stellen als postulaat. Toch erkent hij de algemene geldigheid der causaliteit. Hier treedt dus op een wijsgerige antinomie.
Uit deze tegenstrijdigheid tracht hij zich te redden door zijn onderscheiding van empirisch en intelligibel karakter. Tot het eerste behoort alles, wat het gedrag van de handelende mens