men vele pogingen deed, om den literairen reus weer wat ‘op te halen’. Verschillende uitgaven verschenen er: b.v. Victor Hugo en vingt images door Léon Larguier en La tragique existence de Victor Hugo door Léon Daudet. En Jean Cassou, bekend door zijn: Pour la poésie, zegt in een opstel over Victor Hugo, dat hij weer wat aandacht krijgt, omdat men ontdekt heeft, dat hij ‘Cabbalistique’ is.
Wanneer men met een modern geschoolden smaak en een modern critisch verstand heden ten dage Les Misérables gaat lezen, dan moet men erkennen, dat dit boek een vreemde mengeling is van prachtige echtheid en.... de onuitstaanbaarste, meest valsche romantiek.
Het leven van Jean Valjean, zooals Victor Hugo dat beschrijft, was vol heroïsche kracht en verheven tragiek; zijn sterven daarentegen, is, helaas, een wansmakelijke poppenkastvertooning, hoewel het natuurlijk heel aandoenlijk moet verbeelden, dat de zeer oude Jean Valjean elken dag de kleedingstukjes van zijn pleegkindje Cosette (die, volwassen geworden en getrouwd, niets meer van hem wil weten!), uren achtereen zit aan te kijken, waarna hij eindelijk opstaat en uitgaat, tot hij om den hoek het huis van Cosette kan zien. Daar staat hij dan een poosje, keert terug om voor zijn bed weer in contemplatie der kleedingstukjes te vervallen.... hij eet niet meer, hij drinkt niet meer.... zoodat hij eindelijk van zwakte sterft. Gelooft ú aan zoo iets?!
Zooals men weet, berust de geschiedenis van Jean Valjean (die eigenlijk Pierre Morin heette), de man, die voor het stelen van een brood (inbraak en roof) op de galeien kwam, op waar gebeurde feiten.
Zooals ik zeg: de Misérables bevatten meesterlijke gedeelten, treffende beschrijvingen, aangrijpende, psychologische, goed verantwoorde tooneelen, maar Cosette, Marius, Fantine, Thénadier, om den politieagent niet te vergeten, konden zóó uit de Mystères de Paris zijn gestapt. Wèl jammer van het vele, literair-voortreffelijke, dat toch óók in dezen roman te genieten valt.
Het onderscheid tusschen Victor Hugo en Eugène Sue bestaat vooral hierin, dat Eugène Sue niets anders wilde geven dan uitspanningslektuur, terwijl Victor Hugo daarentegen zich voortdurend bewust was, een ‘meesterwerk’ te schrijven.