De Nieuwe Gids. Jaargang 53(1938)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 354] [p. 354] Verzen van Hélène Swarth. I. Muziek O Liefde, die mij 't ruischend rijk der tonen, Een blank paleis op hoog een berg, ontsloot, Waar werd mijn ziel gespijsd met engelbrood, Gelaafd met morgendauw uit hemelzônen! O Liefde, die me een wijkplaats veilig boodt, Waar drong niet door de hoonlach der demonen, Waar, stof-onttogen, blij zou blijven wonen Mijn ziel, bezaligd, tot mijn aardschen dood! Wie dreef mij uit? Waarheen moet weer ik zwerven, O Liefde! en wie zal leiden mij, na 't sterven, Naar 't ruischend rijk, waar zong de stem van God? De poort sloeg dicht - Verlaten en verloren, Weer dool ik - tot mijn doodsuur zal ik hooren Het dof gedreun der poort, die viel in 't slot. [pagina 355] [p. 355] II. Bloeiende brem In de straat roemde een venter met juichende stem Zijn wagenvol stralende zongele brem. En weer wekte en weer lokte mij 't welig aroom Naar de hei in de Mei als een hemeledroom, Naar de geurende bijenbevlogene hei, Waar 'k mij veilig en vredig te rusten lei. En 'k vergat hoe, toen geelde die weelde van brem, Mij verdreef het verlang naar die éene stem. Waarom was 't of 'k, in moedwil, mijn rust had verbeurd? Wáarom schrijnde mij pijn of mijn hart werd verscheurd? Als een vogel mijn hart vloog zijn hart tegemoet, Maar te laat - en nu dwaalde ik als éen die boet, Door 't rumoer van de grauwe gevloekte stad, Met mijn heimwee, dat brandde en om vrede bad. [pagina 356] [p. 356] III. Lieve 'k Wou dat hij wist hoe nooit ik hem vergeet. Loste óp het stofkleed in het land der dooden, De ziel vol zongloed is naar 't licht gevloden - 't Is of een stem mij zegt dat wel hij 't weet. Verrijs ik uit dit leven, zwart van nooden, Bij welken naam zal 'k roepen wie mijn leed Vertroostte en wien 'k nog altoos Lieve heet? - ‘Hier ben ik, Lieve, uw bode van de goden!’ Dan zal hij 't hooren en wel snel tot mij, Mijn stem, hem éens zoo lief, herkennend, zweven. 'k Zal hem verhalen van mijn eenzaam leven, Hoe liefde lokte en 'k werd toch nooit meer blij, Hoe zocht mijn heimwee de oude beukendreven, Hoe hem ik voelde onzichtbaar mij nabij. Vorige Volgende