| |
| |
| |
Korte vergezichten op lektuur door Dr. Willem Kloos.
Chateaubriand. René.
Op René moet men geen moderne theorieën toepassen, want dan is dit verhaal niet veel.
Het is meer een gedicht in proza, dan een novelle.
Chateaubriand is groot door den uiterlijken vorm, waardoor hij werkelijk van tijd tot tijd iets als een vage emotie in ons weet op te wekken.
Hij had misschien een groot dichter kunnen wezen.
| |
Chateaubriand. Les Natchez.
Nu eens klassicistisch, dan weer modern-melodramatisch, en nergens bepaald mooi.
Chateaubriand was een kranig stylist, maar geen volbloed-artiest.
Zijn visie en zijn begrip zijn in Les Natchez soms zoo kinderachtig, alsof dit boek een vlijtig opstel van een schooljongen zou zijn.
Waarschijnlijk ontbrak aan Chaheaubriand de groote kunstenaarsernst. Hij schreef blijkbaar maar neer, zooals het in hem opkwam, zonder dat hij het eerst diep doorvoeld had en doordacht.
Chateaubriand's kunst is genialistische journalistiek.
| |
| |
| |
Chateaubriand. Atala.
Het midden (Le Drame) is mooi door den muzikalen gang der zinnen.
Doch het slot (Les Funérailles en Epilogue) is meestal afgrijselijk van onnatuur.
Chateaubriand blijkt dikwijls niets van de situatie te voelen, alsof hij maar bewusteloos opschrijft, wat hem toevallig in zijn hoofd komt.
| |
Pierre Corneille. Le CID.
Corneille houdt goed vol, en blijft bij het onderwerp. En weet dit recht naar het einde af te wikkelen.
De Infante schijnt een vrij overbodige figuur.
De stijl van Corneille is een enkelen keer omslachtig-prozaïsch, maar over het geheel van een zuiver-zeggende redenaarskracht.
| |
Jean Racine. Britannicus.
In dit stuk is Racine menschelijk-gevoeliger dan Corneille, maar de figuren zijn allemaal zwakker geteekend dan bij C.
Britannicus is hier en daar heel mooi van fijn-rhythmische beweging en sentiment.
Junie is een veel beter persoonlijkheid dan de slappe Britannicus.
| |
Molière. Le tartufe.
De figuren in dit tooneelstuk zijn sterk-expressief, en vandaar waarschijnlijk het blijvend succes tot op heden.
De menschen, die Tartufe bedriegt, zijn wèl erg onnoozel, waardoor ons zijn huichelkracht natuurlijk niet zoo groot schijnt, als Molière die heeft bedoeld.
Het effect aan het slot wordt bereikt door den traditioneelen deus ex machina.
Het stuk zal waarschijnlijk op het tooneel zeer goed voldoen (beter dan als lees-stuk), maar een letterkundig meesterwerk is Le Tartufe niet.
| |
| |
| |
Beaumarchais. Le barbier de Séville.
Een oppervlakkig stuk, maar vlug en leuk.
Uitstekend (wegens den inhoud) geschikt, om als libretto voor een opera te worden bewerkt.
| |
Beaumarchais. Le mariage de Figaro.
Le mariage de Figaro is aardiger en onderhoudender dan de Barbier.
Als dramatische kunst beschouwd, is het slot wat gerekt en mat.
| |
Diderot. La religieuse.
Diderot heeft dit verhaal wel goed doorvoeld, maar niet goed doordacht, en daardoor is het geen gave compositie geworden.
Het begin is het meest aangrijpend en het ‘dichterlijkste’. De tweede helft is een beetje griezelig, en de Religieuse-zelve is psychologisch vrijwel onverklaarbaar, - het is bijvoorbeeld onbegrijpelijk, hoe zij geen natuurlijken, meisjesachtigen tegenzin heeft in de vreemde gedragingen harer supérieure.
In elk geval blijkt uit dit stuk, dat Diderot menschelijk te voelen wist.
| |
August Lafontaine. Der edelste Mann.
Naar deze vertelling te oordeelen, verdient August Lafontaine noch zijn vroegeren roem, noch den smaad, die daarop volgde.
Zijn schrijfwijze heeft iets aangenaams, maar dat op den duur door het aldoor-zachte en zoete wel wat verveelt, evenals blanc manger dit doet.
August Lafontaine leefde van 1758-1831. Hij schreef meer dan 150 romans en novellen, over het algemeen naar den sentimenteelen kant en zonder veel ruggegraat. De bedoeling te ontroeren is overal duidelijk en daarnaast valt steeds op de moraliseerende tendenz. Zijn ‘veelbeweende’ roman Fedor und Marie, zooals Otto von Leixner hem noemt, handhaafde zich nog tot in het begin van deze eeuw.
| |
| |
| |
Jean Jacques Rousseau. Confessions.
Tome I, II, III, IV, V.
Er bestaat een overeenkomst tusschen Multatuli en Rousseau, maar Rousseau is zachter en gevoeliger.
Rousseau is evenzeer als Multatuli geheel van zichzelf vervuld, vindt zichzelf altijd den besten mensch, maar hij is niet zoo oppervlakkig.
Rousseau maakt den indruk wèl eerlijk, doch eenzijdig te zijn. Misschien is de vervolging, waaraan hij voortdurend blootgesteld is geweest (Voltaire heeft zich te dien opzichte hoogst-onwaardig gedragen) gedeeltelijk een wisselwerking, omdat hij zoo achterdochtig was en daardoor een vreemde houding tegen de menschen aannam wellicht, terwijl de menschen van hun kant waarschijnlijk intuïtief voelden, dat hij geen compleet man was met veel weerstandsvermogen
De Confessions maken den indruk oprecht te zijn, en vormen over het algemeen een niet-onaangename lektuur. Maar hier en daar kunnen ze ook zeer vervelend zijn, omdat Rousseau dikwijls dingen vertelt, die alleen voor hem persoonlijk interessant waren.
Wie de Confessions leest, doet goed daarnaast te nemen het onlangs verschenen uitgebreide werk van Hans Julius Wille: Träume und Tränen, dat de levensgeschiedenis van Rousseau en zijn Thérèse vertelt, en die de auteur heeft samengesteld uit de literaire nalatenschap van Rousseau en uit niet minder dan 448 documenten zijner correspondentie, die thans eerst toegankelijk zijn geworden voor de algemeene belangstelling. (Zie Jan.-afl. 1938 N.G.)
| |
M. Maeterlinck. Monna Vanna.
De personen in dit stuk zijn allen, en vooral Vanna, behalve Guido, die het type is van den gewonen, banalen man, mooi gedacht en spreken in zuivere, artistieke, overtuigende taal.
Het derde bedrijf is het mooiste en geeft de meeste ontroering.
Maeterlinck heeft in Monna Vanna eenigszins den invloed ondergaan, waar, in Het Poppenhuis, Nora het wonder van haar traditio- | |
| |
neelen man verwacht, dat deze evenmin in staat is te verwerkelijken als Guido aan zijn vrouw.
De scène der ontmaskering van Trivulzio nam Maeterlinck uit het dramatisch gedicht Luria van Robert Browning.
| |
Restif de la Bretonne. La jolie vielleuse.
Een hoogst curieus verhaal om te lezen.
Het is namelijk een mengeling van de argelooste naïeveteit en de grootste geraffineerdheid, zóó onscheidbaar geämalgameerd, dat de eind-indruk een vraag blijft: is de schrijver Restif de la Bretonne een kinderlijke of een perverse natuur...?
| |
P.B. Shelley. Laon and Cythna or the revolt of Islam.
Superieur van visie en rhythmus.
Trachtende dit drama objectief te zien, van uit den doorsneê-lezer, - bij herlezing, nadat men het de eerste maal uitsluitend literair genoot, - moet men erkennen, dat voor dezen de voortdurend schitterende welsprekendheid ervan een beetje vermoeiend voor de hersens is.
Shelley maakt inderdaad den indruk een bovenaardsch wezen te zijn.
Maar om den doorsneê-lezer waarlijk en diep te ontroeren, had hij misschien een beetje steviger met beide beenen op de aarde moeten staan. Vandaar is de indruk, dien hij op het groote publiek in dit episch gedicht waarschijnlijk maakt, wèl sterk, maar toch eenigszins vaag en gelijkt op de uitwerking van muziek, die zeer intensief kan worden gevoeld, maar die men niet positief en reëel kan beschrijven.
Doch dit is zeker: Shelley is uniek-groot.
|
|