| |
| |
| |
De plaats van het provinciale dagblad in de Nederlandsche journalistiek door Tjeerd Adema.
Er is in boeken en brochures en ook in de couranten veel over de journalistiek geschreven.
Er zijn mannen - en zij worden meestal aangetroffen in de rijen der vooraanstaande journalisten - die het vak als iets zeer bijzonders hebben gekenmerkt, die in dengene, die het beoefent allereerst den scheppenden kunstenaar zien en het geheel als iets zoo exclusiefs beschouwen, dat de beoefening er van als het ware aangeboren talenten zou vereischen en het daarnaast een soort magischen invloed zou uitoefenen op allen, die er zich aan gewijd hebben, zoodat zij in daar buiten staanden arbeid geen bevrediging meer kunnen vinden.
Er zijn anderen - in de rijen van directeuren, commissarissen en andere direct financieel bij een courant betrokkenen, die de beteekenis van een courant als leidend orgaan - en daardoor als een kostbaar gemeenschappelijk bezit - niet zullen ontkennen, maar die toch allereerst het oog op de financieele resultaten gevestigd houden, die van oordeel zijn, dat een courant een handelsonderneming is, welke nieuws verkoopt en daarom, zij het met de noodige soepelheid, den koers heeft te volgen waarbij men op het grootste winstsaldo afstevent.
Daartegenover staat het lezend publiek als een verzameling van millioenen critici. Een courant wordt bekeken en gelezen en in ontelbare publieke hokjes van diverse richting en overtuiging, geloof, beschaving, temperament of flegma wordt de inhoud geheel verschillend beoordeeld.
| |
| |
Le journal c'est un monsieur, zegt een Fransch spreekwoord.
Men kan inderdaad de courant zien als een monsieur parlant au public. Het is de groote vraag welke der hierboven genoemde, bij de courant betrokken, groepen domineert om te weten hoe deze conferencier zijn auditorium dagelijks zal toespreken.
* * *
Wie uitgaat van de veronderstelling, dat een journalist in zekeren zin een scheppend kunstenaar is, neemt aan, dat dit scheppen in volle vrijheid zal kunnen gebeuren.
De ideale courant - van de zijde der journalisten bezien - zou de courant zijn, die over een zoo groot kapitaal kon beschikken, dat het aantal abonné's en dat der advertenties haar volkomen koud liet. Zij zou, desnoods recht tegen de publieke opinie in, de taal van hart en verstand spreken, zij zou de spiegel der waarheid zijn, die niet schroomde de machtigste publieke leiders in het felle licht der critiek te zetten en alles wat leugenachtig en onrechtvaardig was aan de schandpaal te nagelen.
Wat een heerlijkheid voor de idealisten onder de journalistieke broeders aan een dergelijke courant te kunnen werken, 's menschen verborgen begeerten en de wrakke fundamenten der samenleving meedoogenloos te kunnen blootleggen.
Maar.... zoo'n courant kan niet bestaan in een wereld waarin geld en macht niet uit te schakelen factoren zijn. Naast elke redactie zetelt een boekhouder, die de huur van het gebouw, de kosten van machines en personeel, de loonen en onkosten van redactie, administratie en expeditie optelt, die de uitgaven van de inkomsten aftrekt en met de financieel betrokkenen confereert zoodra de winstlijn in de grafische voorstelling der exploitatie zich in dalende richting gaat begeven.
Twee machten, of beter gezegd twee begeerten, voeren hier een dagelijkschen strijd, eenerzijds de drang naar waarheid en rechtvaardigheid, welke zich in zoo prachtigen literairen vorm kan uiten, anderzijds de drang naar een voorzichtig financieel beleid, die de reactie der openbare meening registreert in abonnementen en advertenties en die tenslotte het zwaarste gewicht in de schaal zal kunnen leggen.
| |
| |
Een journalist zooals hij op zijn mooist geteekend wordt, is in de practijk onbestaanbaar, maar daarnaast laat de journalistiek een ruimte van beweging waarin de werker, die niet voor honderd procent idealist is een dankbaar arbeidsveld kan vinden.
Een courant, die op een stevige fundeering rust heeft bestuurderen, die - zij het binnen zekere grenzen - niet allereerst naar het winstsaldo kijken en de redactie een zoo groot mogelijke bewegingsvrijheid geven en daarnaast een redactie, die niet schroomt een eigen meening te verkondigen maar anderzijds rekening houdt met de zakelijke belangen welke aller samenwerking mogelijk maken.
Een goed bestuurde courant is eigenlijk een blad waar de redactie nimmer aan het bestaan van commissarissen en aandeelhouders herinnerd behoeft te worden, waar de hoofdredacteur op zijn gebied volkomen zelfstandig is en geen reden geeft aan die zelfstandigheid te tornen en waar de verhouding tusschen directie en hoofdredactie het kenmerk van waardeering en samenwerking draagt.
* * *
Men spreekt steeds van journalisten zooals men ook spreekt van ambtenaren en kantoorbedienden, terwijl men weet, dat daaronder vogels van zeer diverse pluimage zijn begrepen.
Zooals het met de journalisten is, zoo is het met de bladen waaraan zij hun arbeidskracht geven.
Allereerst - ik laat politieke richting en geloofsovertuiging geheel buiten beschouwing - zijn er de zoogenaamde groote bladen, de dagbladen welke in een bepaalden kring van geestverwanten of, met een etiket van neutraliteit, in alle lagen der bevolking een uitgebreiden lezerskring hebben.
Hun stemmen worden in de verste hoeken van het land gehoord, hun invloed op den algemeenen gang van zaken is ongetwijfeld het grootste.
Dan volgt de Provinciale pers waaraan, in kleiner gebied, een zelfde taak is beschoren. Er zijn daaronder organen, welke een of meer provincies bestrijken, er zijn er, welke het blad voor een bepaalde streek zijn, er zijn er ook, welke buiten de plaats van verschijning bijna niet worden gelezen.
| |
| |
We dalen af naar de nog kleinere bladen waarvan de uitgever in een dorp woont en de redactioneele belangstelling zich tot enkele kleine gemeenten bepaalt. We zijn nu al in het gebied van de één of tweemaal per week verschijnende organen, waar de redacteur een manusje van alles is, maar we kunnen nog dieper afzakken naar de meestal gratis verspreide advertentieblaadjes, waar de zoogenaamde redactie slechts voor bladvulling heeft te zorgen waarvoor talrijke persbureautjes haar op zeer aannemelijke voorwaarden materiaal kunnen verschaffen.
Het ligt niet in mijn bedoeling den zelfkant der journalistiek te bespreken.
Alleen wil ik er - in verband met het bovenstaande - op wijzen, dat het begrip ‘journalist’ een der meest rekbare is omdat zelfs de meest onbeteekenende organen er een redactiebureau op nahouden waar een mijnheer zetelt, die, naast de vermelding van andere bezigheden, ook het woord ‘journalist’ op zijn visitekaartje heeft laten drukken.
De journalisten in het geheele land zijn collega's en dat is m.i. de groote factor, welke het beroep vaak in discrediet gebracht heeft en welke in het algemeen heeft verhinderd, dat de journalisten in een bepaalde klasse gerangschikt en gewaardeerd kunnen worden.
Het is vaak ontstellend te zien wat zich journalist noemt en het is pijnlijk wanneer de pers collectief wordt uitgenoodigd - vooral op het platteland - ‘journalisten’ te ontmoeten, die men als mede-gasten niet kan negeeren, maar met wie men zich geneert in collegiaal verband op den voorgrond te treden.
Wie kan hier de grens trekken zoolang de journalistiek een vrij beroep is waaraan geen toelatings- of exameneischen gesteld worden. Men moge dit laatste onpractisch en daarom onwenschelijk achten, het zou toch dit groote voordeel hebben, dat het kaf beter van het koren werd gescheiden en de maatschappelijke klasse der journalisten beter omlijnd zou kunnen worden.
De Nederlandsche Journalistenkring heeft goed werk gedaan door de beunhazen, de amateurs, de gelegenheids-, de half- en de kwartjournalisten te scheiden van de bona fide werkers aan wier toetreden tot den Kring eischen van leeftijd, diensttijd en professionalisme gesteld worden, maar het bewijs van lidmaat- | |
| |
schap is een stukje carton, dat in de portefeuille wordt geborgen en bij geen enkele journalistieke bijeenkomst gevraagd of overgelegd wordt. Niet alleen omdat de gastheeren het bestaan daarvan in den regel niet kennen, maar ook omdat zij zich daarvoor niet interesseeren als zij de outsiders voor een bepaald doel of in een bepaalde streek niet willen negeeren.
* * *
Wat ik voornamelijk wil bespreken is het redactioneele werk aan een Provinciaal dagblad, waarvan het bijvoegelijk naamwoord niets kleineerends beteekent omdat ik hiermede op het oog heb de bladen van een zekeren leeftijd en een zekere standing, de organen, welke hun rubrieken binnen- en buitenland zoo nauwkeurig mogelijk verzorgen, maar welke zich daarnaast als het ware gespecialiseerd hebben op de stad, de streek of de provincie waarin zij hun lezerskring hebben gevonden.
Men vindt hieronder meerdere honderdjarigen met een merkwaardige levensgeschiedenis, couranten, welke geslachten lang de dagelijksche huisvriend en de geestelijke adviseur in duizenden gezinnen zijn geweest.
Grootvader en vader hebben die courant al gelezen toen de redactie onder geheel andere omstandigheden moest werken en de volwassen kinderen hebben zich aangepast bij de gedaanteverwisseling welke de courant door de volmaking der techniek in snel tempo de laatste jaren ondergaan heeft.
De band tusschen de redactie van een Provinciaal dagblad en de abonné's is nauwer - ik zou haast zeggen inniger - dan die tusschen een groot dagblad en zijn lezers. Er is meer direct contact, het blad kan zich inlaten met gebeurtenissen, welke voor stad of streek van beteekenis zijn, maar die in het algemeene landsgebeuren op den achtergrond komen. Een burgemeester of een dokter vieren een zilveren ambtsjubileum, een sportwedstrijd, een raadsbesluit of een opmerkelijke publieke gebeurtenis vormen het gesprek van den dag en de correspondenten der groote bladen zien hun berichten daarover niet of vaak ondeskundig besnoeid opgenomen.
Dan komt de beteekenis van het Provinciale blad naar voren.
| |
| |
Het zendt zijn verslaggevers uit, het schrijft zijn plaatselijke correspondenten aan, het speurt met critisch oog naar de woelige plekjes in de watervlakte der publieke belangstelling, het brengt in zijn kolommen de oorzaken der beroering, het verloop der gebeurtenissen en alles wat daarmede in verband gebracht kan worden en de redactie geeft ten slotte een eigen oordeel, dat algemeen gelezen en besproken wordt en dat van zeer grooten invloed op het verdere verloop van zaken kan zijn.
Wie door dit oordeel direct wordt getroffen of in het algemeen een afwijkend standpunt naar voren wil brengen, waagt zich aan een ingezonden stuk.
Waagt zich, zeg ik opzettelijk, want een redactie die volk en streek kent en de publieke opinie heeft leeren aanvoelen, weet precies wat zij heeft geschreven en met welke motieven en argumenten zij haar beweringen kan staven.
Geen dankbaarder werk voor den hoofdredacteur van een Provinciaal dagblad dan bij het lezen van een ingezonden stuk reeds de zwakke plekken te ontdekken en in zijn onderschrift met kracht van argumenten den aanvaller te bestrijden en eigen inzicht te motiveeren. Het is een dankbaar, maar ook een verantwoordelijk werk, omdat men in een glazen huisje zit en het verloop van den pennestrijd door duizenden gelezen en becritiseerd zal worden.
Er bestaat een tactiek van doodzwijgen, van het versturen van gedrukte briefjes met de mededeeling, dat een ingezonden stuk niet voor opname in aanmerking kan komen. Het is een strijdwijze waarbij ieder zich zal moeten neerleggen omdat de redactie volkomen vrijheid van handelen heeft, maar het is ten slotte een tactiek, welke niet bevredigt en in breede kringen den schijn zal wekken, dat men, uit vrees voor een nederlaag, macht boven recht laat gelden.
Natuurlijk zijn er ingezonden stukken, welke niet voor plaatsing in aanmerking kunnen komen, die door taal of stijl onmogelijk kunnen worden opgenomen of waarin het particuliere belang zoo ver boven het algemeene uitgaat, dat de redactie er niet de algemeene aandacht voor mag vragen. Maar in het algemeen geloof ik, als redactioneel leider van een Provinciaal dagblad met vele jaren ervaring, te mogen zeggen, dat de band tusschen
| |
| |
een courant en haar lezers sterker wordt wanneer men, schrijvend naar eerlijke overtuiging, niet schroomt te allen tijde bereid te zijn deze tegen elke andere opvatting te verdedigen.
* * *
Er zijn zoo vele gebeurtenissen waarbij de opinie van de courant eigenlijk de algemeen geldende is en waarbij men als 't ware de komst van het blad tegemoet ziet om daarin de vertolking van eigen gevoelens te lezen. Er gebeurt zoo veel waarbij een woord van deelneming of gelukwensch moet worden gesproken, gebeurtenissen welke stad of streek beroeren en waaraan juist de Provinciale pers bijzondere aandacht kan wijden.
Er zijn bureaux waar men een lastigen portier moet passeeren of waar men zich moet laten inschrijven om de redactie te kunnen spreken. Omvang en beteekenis van het blad of een te druk bezoek kunnen dit misschien wenschelijk maken, maar in het algemeen heb ik voor dezen regel leeren voelen: wie de redactie wil spreken, kan te allen tijde binnenkomen en op een welwillende ontvangst en een aandachtig gehoor rekenen. Dat vergeet vooral de kleine man niet, die zijn klompen vaak achter de deur zet en de macht van het kleine is ook in de journalistiek een niet te verwaarloozen factor. Het is geen kunst de juffrouw af te snauwen, die telefonisch een middel tegen de schurft van haar katje vraagt, de schouders op te halen als een eenvoudig mannetje een bloem of een kever heeft gevonden waarvan hij iets zou willen weten of zich van den kleinen rentenier af te maken, die een middel tegen mieren gevraagd heeft.
Zoek naar het schurftmiddel, informeer bij deskundigen naar de bloem of den kever, zet desnoods - als de redactie het zelf niet weet - in de courant, dat er een lezer is, die last van mieren heeft en gij zult als opmerkelijk resultaat zien hoevelen zich daarvoor interesseeren en er een postzegel voor over hebben om de redactie van eigen ervaringen te vertellen. Zoo kunnen van tijd tot tijd de banden tuschen een courant en haar lezers door een min of meer persoonlijk contact nauwer worden aangehaald.
Een redactiebureau is een merkwaardige werkplaats. Men houdt er zich het eene oogenblik bezig met de volkenbondspolitiek,
| |
| |
met de vraagstukken van oorlog en vrede en verdiept zich twee minuten later met dezelfde belangstelling in de opening van een nieuwe rijwielzaak, het feest van een gouden echtpaar of de blessures van een slagersjongen, die door een bakfiets is aangereden.
Het leven met zijn groot en klein gebeuren rolt zich hier voor onze oogen af en wij grijpen naar alles wat een courantenlezer in het algemeen en onze lezers in het bijzonder zal interesseeren. Wij verzekeren ons van de snelste berichtgeving voor de grootere gebeurtenissen, wij zenden onze verslaggevers naar elk onderdeel van ons gebied waar iets merkwaardigs een vaardige en vlugge pen vraagt, wij controleeren en corrigeeren de verslagen en berichten van een vijftigtal correspondenten in omliggende gemeenten en sporen hen tot steeds grootere activiteit aan, wij houden ons foto-archief op peil, wij maken ten slotte elken dag weer een leesbare courant, welke in den regel nog plaats te kort biedt om alles wat wij onzen lezers zouden willen vertellen te kunnen bevatten.
Geen grooter voldoening voor onze verslaggevers dan wanneer een groot aantal exemplaren van de courant nog tijdens de vergadering wordt gebracht en rondgedeeld en daarin, tot ruim een kwartier geleden, de woorden van alle sprekers blijken opgenomen.
* * *
Een Provinciaal blad moet een courant met een eigen cachet zijn. De crisis, welke in het winstsaldo van elke courant tot uitdrukking komt, heeft meer dan vroeger tot een samenwerking geleid waarbij het gevaar van een zekere - ik wil het woord gelijkschakeling niet gebruiken - maar een zekere gelijkvormigheid dreigt. Ik laat het opslokken van kleine bladen door grootere en het steeds meer verschijnen van kopbladen met gelijken inhoud hier buiten beschouwing. Ik wijs slechts op de gestencilde copie van een steeds grooter wordend aantal persbureaux en op het steeds verder gaande systeem van coöperatieven aankoop van bijdragen op elk gebied door bladen welke niet in elkanders lezerskring vallen. Ik weet wel, dat de plaatsing van de in den regel goede en interessante copie der Locale Pers, - de vereeniging van Provinciale dagbladen welke niet in elkanders lezers- | |
| |
kring vallen - anders voor vele bladen onmogelijk zou worden, maar dit systeem brengt toch het nadeel van een zekere gelijkheid in opzet en inhoud, welke in het algemeen het eigen cachet zal kunnen schaden.
Persbureaux als het groote A.N.P. leveren thans per telex ontelbare meters copie en zorgen dag en nacht voor een stroom van berichten. Ik zal de laatste zijn om dit technisch wonder niet te waardeeren, maar het is alweer een stap nader tot de bladvulling vanuit een centraal punt.
Was elke redactie tot dusver zelfstandig in het aannemen of weigeren van diverse invitaties, een commissie uit de Ver. De Nederlandsche Dagbladpers beoordeelt thans elke uitnoodiging en geeft het advies er al dan niet gebruik van te maken.
Theoretisch blijft elke courant natuurlijk vrij die wenken op te volgen, maar practisch is de toestand al zoo, dat men het advies min of meer als allen bindend gaat beschouwen.
Het weigeren van journalistieke aandacht in gevallen waar men zich anders moeilijk aan een invitatie zou kunnen onttrekken wordt er natuurlijk door vergemakkelijkt, maar toch beknot ook dit weer de autonomie der redacties en werkt het er toe mede, dat de couranten meer en meer vanuit een centraal punt geredigeerd worden.
Gelukkig is de Provinciale pers, die, zich aanpassend bij streek en bevolking, zich in het nieuws van stad en omgeving gespecialiseerd heeft, in dit onderdeel van haar taak zoo op handelen naar eigen inzicht aangewezen, dat elke poging tot vervlakking en gelijkmaking hier schipbreuk zal moeten lijden.
* * *
Al is een Provinciaal dagblad niet meer wat het tien jaren geleden was, al heeft ook hier de redactiestaf zich uitgebreid en is er een specialisatie noodzakelijk geworden waardoor verschillende rubrieken een eigen redacteur of medewerker hebben gekregen, toch is een Provinciaal dagblad nog altijd de plaats waar de beste journalistieke opleiding wordt gegeven.
De allround-journalist moge een onbestaanbaar wezen zijn geworden, een Provinciaal dagblad, kweekt bruikbare journalisten.
| |
| |
Het is voor een jongmensch met journalistieken aanleg en met een algemeene ontwikkeling, welke op het eindexamen van een middelbare school gebaseerd is, het ideale instituut voor practische opleiding. Een volontairschap van eenige jaren aan een Provinciaal dagblad, waarin hij gelegenheid kreeg met werkzaamheden in alle rubrieken vertrouwd te worden en waarin hij zich voornamelijk tot een goed verslaggever moest bekwamen, is voor menigeen het begin geweest van een roemvolle journalistieke carrière. Het is slechts te betreuren, dat het aantal vacatures de laatste jaren zoo klein is, dat het volontairschap vaak een langdurige verbintenis is geworden.
De Nederlandsche Journalistenkring, die door zijn bemoeiïngen met arbeidsvoorwaarden, salarissen en pensioenen voornamelijk zijn leden aan de kleinere bladen een onschatbaren dienst heeft bewezen, heeft twee bestuursplaatsen aan vertegenwoordigers van de Provinciale journalistiek afgestaan.
De Kring heeft daarmede de beteekenis erkend van bladen welker gezamenlijk lezerstal niet voor dat der groote pers onderdoet en die door hun eigen karakter in de Nederlandsche journalistiek een eervolle en onmisbare plaats hebben ingenomen.
|
|