De Nieuwe Gids. Jaargang 52(1937)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 555] [p. 555] Verzen van Hans P. van den Aardweg. In den avond. Havenend is dat avondlijke dwalen langs paden, waar de minste menschen gaan; de woorden, die wij vaak elkaar herhalen, worden als mist, zoo van den dag ontdaan. Wat kunnen wij veel van den wind verhalen, van regen, nevel, wolken en de maan, en van voorbijgangers, wier schreden dralen wanneer zij ons verstolen vinden staan. Soms staan wij huiverend in onzen kraag gebogen, onder een hemel, die aan flarden is gevlogen, en turen zwijgend op een moddervoet, en zien geen kans den haveloozen nacht t' ontkomen, en voelen 't allerlaatste vleugje vreugde stroomen uit ons trage en dood-vermoeide bloed. [pagina 556] [p. 556] Speelplaats in den avond. De steenen plaats, beflankt door steedsche tuinen, ligt 's avonds eenzaam naar haar tralies uit, de tegels, lood onder verflenste luchten, zijn van den nacht een werelooze buit. De boomen, rondom, zijn tot silhouetten - een reuzen schaduw op den muur - vervaagd, en zwaar en grijs staat de verlaten school er, die doode vensters in haar gevel draagt. Zij ligt, áánstonds door duisternis verwonnen, en als nog nimmer door geluid gerept, nu 't leven, dat zij droeg en wederkaatste, naar meer dan honderd huizen is geëbd. En ik, ik sta en hoor op mijn waranda een treingil, vèr, die in de lucht vergaat, en poog het wielgedaver nog te volgen en 'k onderga God's groote regelmaat. [pagina 557] [p. 557] Nacht. Lui lig ik naar de mauve lucht, waar 't laatste licht verkwijnt, en zie hoe ieder oogenblik een nieuwe ster verschijnt. Eerst was het er nog slechts maar één - een druppel vuur, niet meer - en wendde ik mij even af, dan vond ik haar niet weer! Maar langzaam aan breekt overal - gemaakt door gouden boor - in 't donker wordend hemeldoek zoo'n blinkend knopje door. Thàns is de lucht geheel bestikt - mantel van mandarijn! - Zoo ver ik zien kan is het nu: goud, zilver op satijn! En heusch, ik weet niet hoe het komt, - maar plotsling word ik bang! - dat ik daar op mijn lage stoel zoo naar de zon verlang! Vorige Volgende