Een hond in huis brengt gezelligheid en vroolijkheid aan; zijn tevreden aard maakt hem tot een gemakkelijken vriendelijken huisgenoot, en hij heeft verstand genoeg, om gehoorzaam en inschikkelijk te zijn.
Een hond hecht zich aan de menschen, maar hecht zich ook aan het huis.
Hij went zich spoedig aan zijn slaapplaats, de plek, waar hij zijn eten krijgt. Hij is zeer gevoelig voor een prijzend of lakend woord, ook de gelaatsuitdrukking van zijn ‘meester’ speelt in zijn leven een groote rol.
Het is verwonderlijk, hoeveel woorden hij op den duur verstaat, en hoeveel hij intuïtief begrijpt. Een hond, dien wij vijftien jaar hadden, - maar hij was van nature al bizonder intelligent, - had genoeg aan een enkelen klank of eenvoudige vingerwijzing, om te doen, wat er van hem werd verlangd.
Als ik met hem wandelde, en hij kwam bij een hoek, dan stond hij stil, en keek naar mij om. En ik had niets anders te doen, dan even met mijn hoofd te knikken.... dan sloeg hij dien hoek om. Als de straat smerig was, en ik wees hem alleen maar een schoone plek, dan stak hij op die plaats over.
Als hij om iets lekkers bedelde, en men zei:
- 't Is op; 't is eerlijk op, dan ging hij weg.
En eens, toen hij iets op zijn bordje zag, en er zich, zonder dichterbij te komen, van af wendde, en ik zei:
- Neen, 't is geen roggebrood, 't is vleesch, ging hij er dadelijk naar toe, en at het op.
Als kinderen reeds waren wij met dieren vertrouwd. Zeer veel verschillende honden hebben wij gehad. Op een gegeven oogenblik vijf Pucken tegelijk. Ook een Newfoundlander. En een Bulldog. En nog een Puck. En een Italiaansch windhondje. En van al deze negen honden had slechts één Puck een slecht humeur en was het Italiaansche windhondje beslist imbeciel. Het begreep niets, kon niets, wilde niets, en was niet zindelijk te krijgen.
Maar van alle anderen hebben wij een liefde, trouw en toewijding gehad, die onvergetelijk zijn. Een treffend voorbeeld van aanhankelijkheid zal ik geven.
Het vreemde geval deed zich voor, dat op het drinkensbakje