| |
| |
| |
Maandelijksch overzicht
Letterkundige notities.
Vertellen.
Een suggestief woord: vertellen. Vertellen is de grondslag van alle literatuur. Door vertellen, dus mondelinge overdracht, zijn alle sagen, legenden en reëele, historische gebeuringen in het volksgeheugen bewaard. De primitieve menschen vertelden elkaar, wat zij wisten, want hadden gehoord of ondervonden, en zoo bleef een schat van letterkundige kennis behouden voor het nageslacht.
Vertellen is een zeer goede manier, om iets aan een ander mede te deelen, duidelijk te maken, bij te brengen. Het gesproken woord heeft vaak een bijna hypnotische kracht; alle godsdiensten zijn aanvaard door mondelinge betoogingen; door de kracht en den klank van het levende woord, worden volken tot oorlog, of tot vrede gebracht, overgehaald tot de volbrenging van moeilijkste daden, opgezweept tot revoluties, of tot godsdienstwaanzin. Het gesproken woord heeft de kracht van een waterval, een cycloon, of een vulcanische uitbarsting. Het was enkel door het hartstochtelijke preeken van Peter van Amiens en Godfried van Bouillon dat geheele volken in geestdrift geraakten, en vorsten als Richard Leeuwenhart, Frederik Barbarossa, Philips II August zich aan het hoofd der Kruistochten stelden, en dat er zelfs een Kinder-kruistocht plaats hebben kon!
Naar reizende minstreels is altijd gaarne geluisterd, en záózeer zit het verlangen om verteld te worden, den mensch in het bloed, dat er bijna geen kind ter wereld is, dat niet hunkert en bedelt: Vertel! vertel!.... Vaders en moeders voelen hun verbeelding geprikkeld door deze herhaalde bede, en verzinnen voor de vuist weg allerlei fantasieën, waarvan het dikwijls jammer is, dat zij
| |
| |
vervluchtigd zijn in de vergetelheid van den tijd. Hoe zie ik nog vóór mij het beeld van een Vader, omringd op zijn divan door gretige kinderen, die hem geen rust lieten met hun: en toen 's? en toen 's? En als wij ziek waren, zette onze liefste Moeder zich aan ons bed, en gaf ons afleiding en rust, met haar verhalen....
De groote vertellers der literatuur zijn een soort weldoeners der menschheid te noemen. Door alle eeuwen heen hebben ze bestaan, en al zijn ze niet allen zoo bekend gebleven, als bijvoorbeeld de Vertellingen van de 1001 nacht, waarvan men, door de authentieke vertaling van Dr. Mardrus thans volledig kennis kan nemen, of als Boccacio, die met zijn Decamerone het klassieke voorbeeld is geworden van Heptameron's en Pentameron's en ook van Balzac's Contes drôlatiques, ze hebben toch elk hun nut gedaan, en duizenden menschen genoegen verschaft.
Een poos lang heeft het wel geleken, of het korte verhaal had afgedaan, en of men daarboven den zwaren, solieden, langademigen roman verkoos. Maar in de laatste halve eeuw is de voorliefde voor de vertelling weer terug-gekomen, en tal van auteurs, die zich in hoofdzaak als romanschrijvers deden kennen, ontpopten zich vaak als kundige en boeiende vertellers van ‘novels in a nutshell’.
Ik-persoonlijk houd zeer veel van het korte verhaal, en verzamelingen van schetsen hebben altijd, zoo niet tot mijn liefste dan toch tot mijn zeer lieve lectuur behoord.
In Frankrijk is het zonder tegenspraak Guy de Maupassant, die de meester is van het korte verhaal. In enkele bladzijden zet hij een geheel leven voor u neer; zijn menschenkennis is uiterst reëel èn bovendien intuïtief, als is die ook nog zoo tragisch of wreed. Maar ook zijn humor is onvergelijkelijk, - en welk een ontzaglijke verscheidenheid in dit kleinere werk: denk eens aan Le Horla (misschien een samentrekking van ‘hors de là’?) en ‘Boule de Suif’, van ‘Joseph’ en ‘Le marquis de Fumerol’, van ‘Les rois’ en ‘L'auberge’.... o, ontuitputtelijk is deze meester in de vertelkunst.... Doch naast hem mogen met het volste recht staan: Barbey d'Aurevilly en Villiers de l'Isle Adam, de eerste met o.a. zijn scherpe, schrijnende ‘Diaboliques’, de tweede met zijn Akedysseril, (door Lodewijk van Deyssel in aequivalent proza schitterend vertaald) zijn ‘Secret de l'Echa- | |
| |
faud’, zijn ‘Aventure de Tséila’, en zoovele anderen. Gustave Flaubert met zijn onvergetelijke Trois Contes moet naast de vorigen worden genoemd, evenals Anatole France, met zijn kostbaren bundel: ‘l'Etui de nacre’, en Maurice Barrès met zijn: Du sang, de la volupté et de la mort’, en de moderne Paul Morand met zijn interessant ‘l'Europe gelante’, en Pierre Louys met zijn ‘Contes choisies’, en Marcel Schwob met zijn ‘Vies imaginaires’, en Tallemant des Réaux met zijn ‘Historiettes des belles dames de Paris’.
Maar wie, in Frankrijk, bovenal het korte verhaal, de pakkende, kleine beschrijving beheerscht, dat is Colette, de veelgeliefde, Colette, met haar ‘Dialogues des bêtes, haar Vrilles de la vigne, haar L'Envers du Music Hall, haar Aventures quotidiennes, haar Heures longues, haar Sido en haar La Maison de Claudine.
In Duitschland hebben wij in de eerste plaats de romantische vertellers: Achim von Arnim, de la Motte Fouqué, Ludwig Tieck. De laatste, dien men vrijwel vergeten waande, schijnt in den laatsten tijd opnieuw naar voren te komen: zeer onlangs verscheen er een vertaling van zijn verhalenbundel in het Fransch, onder titel van La coupe d'or. Fouqué is in hoofdzaak door zijn Undine bekend, maar mij is ‘Sintram und seine Gefährten’, met zijn diepe, weemoedige menschelijkheid oneindig liever. Graag noem ik hier ook Marie von Ebner-Eschenbach, met haar geschiedenissen van stad en land en haar kindsheidsherinneringen: Kindheitsnovellen, ‘Die Einsamen’, waaraan o.a. Stefan Zweig, Hans Fallada, Hermann Hesse medewerkten, beklemmende, maar psychologisch hoogst belangrijke herinneringen. Van Marie Madeleine wil ik attent maken op haar mooiste prozawerk: Die Kleider der Herzogin, een vlijmende reeks huwelijksonthullingen, en andere merkwaardige bundels: Küsse en Die Stelle, wo sie sterblich sind. Vicki Baum, in haar bundel Die andern Tage, gaf in Hunger een klein meesterstuk. Een expert in de vertelkunst is Heinz Hanns Ewers, die u b.v. in zijn ‘Der gefesselte Tannhäuser’ en ‘Das Grauen’ ten sterkste houdt geboeid. Kent ge de aardige uitgave: Bücher der Liebe, drie deeltjes met de ‘schoonste liefdesgeschiedenissen der wereld’, en de interessante bundels: Sie sind jung van Heinrich Mann en van Arnold Zweig: Knaben und Männer? Gustav Meyrink, beurtelings ironisch of ernstig, houdt
| |
| |
u vast met zijn bundel Orchideeën; en Werner Bernhardy doet u gruwen met zijn bundel: ‘Die Maske des Grauens’.
De Engelschen hebben het korte verhaal altijd meesterlijk beheerscht. Behoef ik hier Dickens en Thackeray te noemen? En de eertijds wereldberoemde Wilkie Collins?.... Stellig niet; evenmin als George Meredith, maar laat me u vooral opmerkzaam mogen maken op het verhaal uit haar kindsheid van evrouw Jane Welsh Carlyle, - vrijwel het eenige, wat zij ooit geschreven heeft, - maar dat een zoo verrukkelijke, geestige liefdeshistorie bevat, als die haar gelijke niet heeft in de wereldliteratuur, en die een plaatsje méér dan verdiend had in de, door Gilbert Frankau met zooveel tact en smaak bijeen-gebrachte verzameling ‘love-stories’, - ‘A century of popular romances’.
Ouida, de door Couperus zoozeer gewaardeerde schrijfster, muntte uit in de beheersching van het korte verhaal. Street dust, A leaf in the storm, A Flemish dog, A rainy June, zijn vertellingen, die men niet gauw vergeet. Ouida, - geen geringe verdienste in den tijd, waarin zij leefde, had den moed ‘a spade a spade’ te noemen, en haar scepticisme, haar humor en haar ironie, maken haar zelfs nú nog leesbaar. Ook Rhoda Broughton had haar verdiensten (door Jac. T. Grein bij haar sterven in The Bookman herdacht) ik herinner hier alleen aan haar ‘Tales for Christmas Eve’. Conan Doyle.... wie kent zijn Sherlock Holmes verhalen niet? Die zóó populair waren, dat, toen de schrijver eindelijk zich verbeeldde uitgeschreven te zijn, en een zeer mooi slot aan zijn verhalen maakte, dat de dood van Sherlock Holmes heette, (als gevolg van een spannend duel tusschen dezen, klassiek geworden detective en den grootsten misdadiger van Europa: Professor Moriarty) hij door de dringende aanvrage van het publiek gedwongen was, een nieuwe reeks verhalen te beginnen, aanvangende met The return of Sherlock Holmes. (Gelukkig was deze ‘return’ niet volstrekt onnatuurlijk, want Sherlock Holmes was met Moriarty in een afgrond gestort, en niemand had hem zien dood gaan!) Maar naast de bovengenoemde bundels, wil ik een minder bekende, maar zeer interessante verzameling van hem noemen; Round the red lamp, verhalen uit de medische wereld.
James Joyce, die de reputatie heeft volstrekt onleesbaar te zijn,
| |
| |
zoodat de meeste Hollanders zijn Ulysses slechts in Duitsche of Fransche vertaling kunnen lezen (vooral de Duitsche van Georg Goyert is meesterlijk maar dan ook onder toezicht van Joyce-zelf gedaan) en dan nog liefst met behulp van de uitstekende, inlichtende studie van Stuart Gilbert, - men doet het best, dit boek steeds bij de lectuur van Ulysses ernaast te houden) is in zijn Dubliners een absoluut ‘gewoon’, en dus direct een genietbaar auteur. Walter de la Maré gaf een leesbaren bundel On the Edge, en de, om zijn Lady Chatterley's Lover zoo beruchte D.H. Lawrence, is zeer decent in zijn bundels The lady bird en England, my England. Hout ge van ‘griezelverhalen’, dan kunt ge bij F. Marion Crawford terecht; de brutale Frank Harris, wiens vier deelen ‘My life and loves’ in Engeland en Amerika verboden zijn, is in zijn bundel Unpath'd waters zeer behoorlijk mak en Willa Cather geeft u in haar Obscure destinies, (‘eenvoudige levens’) en haar My mortal enemy korte vertellingen, die zuiver literair en even zuiver menschelijk zijn. Maar de betreurde Katharine Mansfield is het, die algemeen erkend wordt als de meest volmaakte creatrice van het korte verhaal. Haar vertellingen zijn in verschillende bundels tezamen gebracht, waarvan de rijkste verzamelingen zijn (genoemd naar de allervoortreffelijkste schetsen) The doll's house en Bliss, - tranches de vie van een ongelooflijke, even bekoorlijke als praegnante realiteit.
Ook de Amerikanen hadden hun vermaarde ‘short story tellers’. Wie denkt hierbij niet in de eerste plaats aan den onvolprezen Edgar Allan Poe met zijn Tales of Terror and Wonder (die o.a. met zijn: The gold bug, The murder of Marie Rogêt, The murders of the Rue Morgue, de allereerste detective-schrijver is geweest, die door tien- en tientallen lateren is geïmiteerd. De wijze der oplossing van het geheimschrift in The gold bug heeft b.v. Conan Doyle ettelijke malen geholpen) maar vooral ook met zijn onvergelijkelijk-fijne, letterkundige scheppingen, als bijvoorbeeld The fall of The house of Usher, The man of the crowd, The island of the fay....
Frances Bert Harte. Kent men hem nog? Zijn korte verhalen: Mliss en vooral zijn Outcasts of Poker Flat zijn zeer de moeite waard, en vooral ook zijn Idyll of Red Guch.
Niet volmaakt gestileerd, niet direct pakkend, maar zeer res- | |
| |
pectabel zijn de vertellingen van Nathaniël Hawthorne, de, ook in Holland bekende schrijver van The scarlet letter, The house of the seven gables, The Blithedale Romance. En noemen wij nu óok nog Theodore Dreiser, die in zijn twee deelen A. Gallery of women, ontzaglijk-interessante psycho-analytische aspecten op de vrouw heeft gegeven. De Russen, o.a. Leonid Andrejew in het aangrijpende Das rote Lachen, Tolstoï, Dostojewski, Maxim Gorki, Tsjehow, gaven allen verdienstelijke korte verhalen, en het Noorden schonk ons in Hermann Bang een voortreffelijk verteller o.a. in zijn Exzentrische Novellen, in Heinz Tovote in zijn Wurmstichige Novellen, en eveneens in Jacobsen met zijn Nachtschatten. Maar boven allen staat Knut Hamsun in zijn bundels Landstreicher en andere, waarin men zoo dikwijls den indruk krijgt, dat deze volmaakte kunstenaar een der zeer weinigen is in de wereldletterkunde, die in staat is ‘das Unbeschreibliche’ tóch in woorden uit te drukken. Andersen in zijn Bilderbuch ohne Bilder is daarin tamelijk onbeduidend; (twee zijner vertellingen komen in ale schoolbloemlezingen voor: de arme knaap op den troon van Frankrijk, en de beer van den kunstemaker, die onschuldig speelt met de kinderen van den herbergier; ja, mijn kennis van dit laatste verhaaltje dateert uit den tijd, dat ik, thuis les krijgende in lezen en schrijven, op den schoot gezeten mijner lieve, lieve moeder, in de gobelin-zaal van Huize ter Meer te Maarssen, mijn leeslesjes repeteerde.
Verrassend zal het voor sommige mijner lezers zijn, dat Mevrouw Blavatsky, ‘the mysterious Madame’, ook een bundel schetsen heeft uitgegeven: Nightmare tales, die zeer origineel zijn en zeer suggestief.
Doch met volle overtuiging kan ik de bundels schetsen aanbevelen van den Bulgaar, schrijvende onder het pseudoniem Michaël Arlen, maar die van zijn ‘van’ Koumidjan (ik hoop, dat ik het goed heb gespeld) heet. Zijn bundels, maar vooral zijn Babes in the wood doen aan als een versch-geplukte, geurige ruiker kamperfoelie....
Maar Holland heeft niet minder voortreffelijke vertellers. Wie denkt niet onmiddellijk aan den grooten Couperus, den oerknappen, menschelijken, veelzijdigen Heyermans, aan Jac. van Looy (in Jaapje o.a.) aan de innige Carry van Bruggen, en aan
| |
| |
den knappen bundel ‘Fantomen’ van Ben van Eysselstein, welke auteur daarin uitstekend met het buitenland concurreeren kan, en aan den onvergetelijken oorspronkelijken Felix Timmermans, terwijl er van nog andere ‘Vlamingen zoo juist een bundel ‘Vertellen’ van de pers kwam (uitgave W.B. Amsterdam en S.V. Onze Tijd, te Brussel) die mij op het idee van dit artikel heeft gebracht, en die ons typische staaltjes geeft van de bekwaamheid eeniger Vlamingen (Reimond Brulez, M. Matthijs, F. de Pillecijn, W. Putman (met een aardig humoristisch verhaal) M. Roelants, Lode Zielens) in het vertellen van het korte verhaal.
Het zij natuurlijk verre van mij te pretendeeren, dat ik een volledig overzicht zou gegeven hebben van de vertellers in verschillende landen, maar misschien is dit korte verslag voor vele lezers toch wel aantrekkelijk genoeg geweest, om de hierboven allen door mij gelezen bundels, als het er toe komt, persoonlijk eens ter hand te nemen.
|
|