De Nieuwe Gids. Jaargang 52
(1937)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 308]
| |
Schijnwerpers op de vrouwGa naar voetnoot1) door Max Kijzer.Taal is levensverschijnsel. Zij is op even natuurlijke wijze met den mensch verbonden als schors met den boom. Taal is uitingsdrang. Primair vormde zich de spreektaal. De spontane uitdrukking door gebaren bewijst het physieke element van de taal. Het gebaar (de gebarentaal) van den acteur of den kanselredenaar is een surplus op de spreektaal en is voortgekomen uit grooter geestesraffinement. Hoezeer ook deze gebarentaal onmiddellijk optredend levensverschijnsel is wordt duidelijk, wanneer wij ons nog eens herinneren dat ook de eerste horden der menschen zich door gebaren trachtten verstaanbaar te maken Bij ontwikkelder kaak- tong- en tandenvorming ontstond betere articulatie. De drang tot uiting is in eersten aanleg een physiologisch verschijnsel. Naarmate het individu zich physisch ontwikkelde werd ook het geestelijk bewustzijn grooter. Een fijner en gedifferentieerder lichaam, meer ontwikkelde organen veroorzaken eveneens een belangrijkere physiologische functie. Een betere physiologische functie wijst op haar beurt weer op grootere psychische volmaaktheid. Zoo verliep globaal-historisch gezien de ontwikkelingsgang van den mensch. De menschelijke geest uit zich, bestendigt zich in tijd en ruimte door het woord. De spreektaal is de primaire en directe uiting van den menschelijken geest. Aan de spreektaal bemerkt men reeds iets van den aard, het karakter, den stijl van den mensch. De taal van den eenen spreker onderscheidt zich van die van den anderen door tempo, articulatie, zuiverheid van uitdrukking, dialect, klankverschil, kleur enz. Kortom, het verschil in temperament, in gemoed en geest is reeds in de spreektaal duidelijk te bemerken. Het gebaar komt hier te hulp om ons nog duidelijker | |
[pagina 309]
| |
aan te toonen welk karakter de spreker heeft. Uit de spontane spreektaal ontstond de bedachtzamere en daardoor de meer geperfectionneerde schrijftaal. De gemiddelde schrijftaal van den onbewogen briefschrijver b.v. komt in hoofdzaken op hetzelfde neer. Het wijst op de onbelangrijkheid en de uniformiteit van het karakter van den gemiddelden mensch. Zooals de handschriften van den gemiddelden onderwijzer frappant veel op elkaar lijken. Jarenlange routine heeft elk spoor van persoonlijk karakter uit deze handschriften weggevaagd. Middelmatigheid en onpersoonlijkheid beheerschen den doorsnee-mensch. Daarom lijken brieven, handelsbrieven, reisbeschrijvingen van leeken zoo frappant veel op elkaar. Er wordt in deze geschriften gebruik gemaakt van het woord als algemeen letterteeken om zoo goed mogelijk de meest voorkomende bedoelingen, belangen en wenschen weer te geven. Het dagboek van den leek is het beste bewijs van de gelijkenis van het gemiddelde menschkarakter. Het is karakterloos. Het woord is er algemeen, imitatie, overlevering, dus gemeenplaats. Het is kleurloos, zooals de gemiddelde mensch, de burgerman kleurloos is. Zijn taal is vaal evenals zijn tienjarige winterjas die hij vanwege de zuinigheid nog op gewone werkdagen blijft dragen. Iemand met een persoonlijk karakter is nog geen kunstenaar. Maar een kunstenaar heeft altijd op een of andere wijze een persoonlijken aard. Zonder opzet onderscheidt hij zich van de menigte. Dit karakter dat van de doorsnee afwijkt als de laatste heerennouveauté van de burgermanswinterjas, openbaart zich in het woord dat hij spreekt, in de daad die hij doet, in zijn gevoel dat hij door de taal weergeeft. De doorsnee-mensch schrijft. De kunstenaar styleert. De stijl is het uiterlijke kenmerk van het innerlijk kunstgehalte. Het literaire geschrift onderscheidt zich van de gewone kroniek naast een belangrijkeren inhoud onmiddellijk door de woordrangschikking, het rhythme der volzinnen, de kleur, de schaduw- en lichtpartijen van het proza. Een uiting van literaire kunst, die de laatste decennia zeer in de mode is gekomen, is het uitgewerkte verhaal, soms met tendenz, altijd met een zekere ontknooping: de roman. De literaire kunst van Jeanne Reyneke van Stuwe kenmerkt zich door een vlotte taalbehandeling, een onopvallenden stijl. Haar taaldaden dringen zich niet op, zijn niet inpalmend of bedwelmend, maar vormen te zamen de vlotte stroom van haar proza. Haar | |
[pagina 310]
| |
taal is de directe en onopgesmukte veruitwendiging van haar spontane gevoelens. Het is de eenvoud die haar boek zoo belangrijk maakt. Diezelfde eenvoud wischt de scheiding tusschen menschelijkheid en kunstenaarschap bij haar uit en eveneens die tusschen de inhoud van haar sentiment en de vorm waarmede zij dit sentiment met haar taal verbeeldt. Na een moeilijk en strijdbaar leven heeft haar volkomen onbewust de eenvoud rijk gemaakt. Haar menschzijn sluit zich voor haar kunstenaarschap niet meer af. De schrijfster vermenschelijkt zich om zoo te zeggen elken dag, de gevoelige mensch van elken dag schrijft zich in haar roman uit. Tusschen den mensch en de schrijfster is de scheidingslijn opgeheven. Haar fijnste subjectiviteit raakt juist de objectiviteit, omdat zij wanneer zij autobiografisch is, toch en juist dan algemeen vrouwelijk werkzaam is. Men kan haar blijven miskennen. Men kan De Seizoenen der Ziel met dédain voorbij gaan, maar dat neemt niet weg dat zij de Vicki Baum is van de Nederlandsche romanliteratuur. Wat zij van deze vaardige schrijfster zegt is op haar zelf van toepassing. Haar gecompliceerd karakter, waarin ik vele, allen vrouwelijke, accenten herken, vertolkt zich doorgaans bijna simpel en altijd direct en gevoelig reageerend op al het omringende. In haar Studies, die nu eindelijk eens verzameld moeten worden, in haar objectiveering van de bijzondere vrouwkwaliteiten van Mme de Staël ontvouwt zij de belangrijkste waarden van eigen gemoed en wereldvoorstelling. Het Mann-Weib probleem heeft haar leven lang haar bijzondere belangstelling gehad. De vrouw als moeder, minnares en levenskameraad. De man als heerscher, minnaar, maatschappelijk bevoorrechte, verleider en heilig vrouwenideaal. Men mag, en vooral in de dagbladpers nog zooveel kwaad van ons vertellen, van mijn vrienden Jeanne en Willem Kloos en van mij, het feit is en blijft dat wij niet blind zijn voor elkanders literaire tekortkomingen en gelukkig ook niet voor de kwaliteiten. In dit rijpe boek, waardoorheen juichend en opwindend toch het geluk gaat van een jonge lente, voelbaar zelfs in de meest melancholische zielestemming, is soms een te veel aan detail, een te veel aan zakelijke opsomming. De opsomming van de medische inventaris schaadt de dynamische kracht van dit hoofdstuk. De natuurlijke stijl zou praegnanter en sierlijker kunnen zijn, beeldender en fantastischer, zonder dat hij iets van deze natuurlijkheid behoeft te missen. Haar stijl is meer gevoelig dan fijngevoelig-aesthetisch. | |
[pagina 311]
| |
De rake psychologische hoofdstukken zijn in hun statische gedragenheid, trots het belangwekkende levensinzicht dat zij openbaren, af en toe te lang gerekt. Maar in het algemeen heeft Jeanne Reyneke van Stuwe met De Seizoenen der Ziel een roman geschreven voor de jonge vrouw of het volgroeide meisje, die uitmunt door karakterologisch inzicht en waar zij de vrouwelijke instincten zoo scherp belicht dat men kan spreken van Schijnwerpers op de Vrouw. Zoo is haar belichting. Evenals op het tooneel naar alle kanten gericht. Maar zij gaat verder. Ook vivisectorisch gaat zij te werk. Wie dezen roman van Jeanne Reyneke van Stuwe goed bestudeert, krijgt inzicht op den aard, de kwaliteiten en gebreken van haar gezamenlijk oeuvre en op haar persoonlijk karakter. Deze roman, verreweg de beste die zij de laatste jaren heeft geschreven, is de roman van een jonge krachtige rijpe vrouw over de groeiende vrouw. In Ankie leven vier verschillende karaktergesteldheden en deze worden op zeer origineele wijze in dit boek door verschillende vrouwen voorgesteld om tenslotte als een onverwachte ontknooping in Ankie wederom te culmineeren. De gecompliceerdheid van Jeanne Reyneke van Stuwe's eigen karakter heeft zich in deze verschillende figuren geobjectiveerd. De schrijfster schreef haar mensch-zijn uit. Daarom werd dit boek tenslotte zoo natuurlijk en instructief: omdat de schrijfster niets behoefde te verzinnen. Zij had slechts te doen. Zij schreef haar nog zoo jong en bloeiend verlangen voor ons in volstrekte waarheid uit en eveneens hoe haar bewogen gemoed meeleefde met de teleurstellingen en vernederingen van haar veelvoudige vriendin. Wij ontmoeten in dit boek de mannelijke kennis, naïeveteit, den eeuwigen don Juan en den vereenzaamden dooler. Maar voor al het andere is het boek De Seizoenen der Ziel een roman van een vitale midden in het leven staande vrouw, voor jonge vrouwen. Het nuchtere verstand kan dit boek niet waardeeren. Maar de jonge vrouw die in de eenzaamheid zoekt naar een eenig geluk en het niet vindt, de jonge vrouw die de troostende vriendin wil zijn waar haar hart reeds gegeven heeft, en de rijpere vrouw wier leven haar teleurgesteld heeft in het mooiste wat God den mensch heeft gegeven, in de liefde, zal in dit boek wellicht iets ontmoeten van haar groote leed en haar kleine vreugde. Een goed boek kan een troost zijn. De Seizoenen der Ziel is een boek van Liefde. |
|