| |
| |
| |
Maandelijksch overzicht
Letterkundige notities.
Geestelijke onvolwaardigheid.
Onder de ongelukkige menschen, die ronddolen op dit van oudsher genoemde ‘aardsche tranendal’, zijn de geesteszieken zeker de allerongelukkigsten.
Het begrip ‘ongeluk’ is zoo wijd en zoo eindeloos gevarieerd, dat bijna geen sterveling ter wereld er aan ontkomt er zijn deel van te krijgen. Iedere familie heeft zijn ‘skeleton in the cupboard’, ieder individu heeft te lijden door ziekten, ongevallen, gebrek, en dan nog bovendien door haat, afgunst, nijd en slechten wil van anderen.
Maar de krankzinnigen, zij, die op de een of andere manier een afwijking vertoonen, zij zijn een kwelling en een ramp voor zichzelf en een kwelling en een ramp voor anderen.
Dr. Arie Querido zegt het zoo terecht in zijn met zooveel liefderijk begrip geschreven uitgave: ‘De omgang met geesteszieken in het gezin’ (uitg. N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam), dat men vroeger bang voor krankzinnigen was en ze griezelig vond. Dat men geen beter middel wist om zich tegen hen te beschermen dan cellen, ketenen, dwangbuizen en ze een behandeling deed ondergaan, die hen zeker niet beter maakte!.... Men beschouwde de krankzinnigen als personen, die door den duivel bezeten waren en achtte geen daad te ruw of te wreed om te probeeren dien duivel uit te bannen.
Hoe is dat alles veranderd thans.
En alleen, zegt Dr. Querido, omdat men langzamerhand begrepen heeft, dat geesteszieken geen slechte, maar zieke menschen zijn en dat men alleen door eindelooze zachtheid, eindeloos geduld en
| |
| |
eindeloozen tact het leven voor deze ongelukkigen èn voor hun omgeving dragelijk kan maken.
Deernis en geduld, - dat zijn de beide groote factoren, die in de behandeling met geesteszieken in toepassing moeten worden gebracht. En daarbij moet de verpleger een groote mate van zelfbeheersching bezitten wegens het schokkend-onverwachte, waaraan men bij dergelijke patiënten voortdurend bloot kan staan
Moeilijk is de omgang met geesteszieken zeer zeker.
Aan lastige patiënten krijgt men al gauw het land; men is geneigd driftig en krachtig tegen hen op te treden, wat den toestand stellig niet verbeteren zal; men is in der wille overtuigend met hem te redeneeren, waarvoor de krankzinnige natuurlijk niet vatbaar is, en men wordt boos en ongeduldig en begrijpt niet, dat de zieke hèm niet begrijpt.
Wat is krankzinnigheid?
Zetelt zij in de zenuwen of in de hersenen?
Wanneer de paranoia veroorzaakt wordt door een gezwel in de hersenen of door een ontijdige verbeening, die b.v. met een punt in de hersenen groeit, dan kan een operatie wel verbetering of misschien zelfs genezing brengen. Maar anders schijnt herstel wel uitgesloten, al lijken de nieuwste onderzoekingen tot de ontdekking te hebben geleid, dat krankzinnigheid een gevolg is van een vergif, dat in de hersens gedrongen is. Ziet men kans dat vergif te verwijderen, dan is de patiënt gered. Maar!
Helaas, wat weten wij nog weinig van den geest en wat dezen beweegt. En van de stoornissen, waaraan hij onderhevig is en wat hem noodlottig beroeren kan en hem ‘abnormaal’ kan doen schijnen of doen zijn.
Maar wat is normaal? En wat is abnormaal?
Wie trekt de grens? en wie is zèlf volkomen normaal? Wat is de norm? en welke mensch is altijd hetzelfde en volkomen zonder stemmingen of opwellingen?
Wanneer men alle menschen op hun psyché onderzocht, zou men, vrees ik, bij iedereen wel een grootere of kleinere afwijking vinden.
(Een dame kwam bij een dokter met haar dochtertje, dat van adenoïden moest worden afgeholpen. Toen dit gebeurd was, zei de dokter tegen de moeder:
| |
| |
- Wil ik u nu ook eens onderzoeken, mevrouw? Ik ben er zeker van, dat ik wel wat bij u ontdek.
En is het niet óok zoo met de zenuwartsen, de specialisten in zielsonderzoek, de psycho-analytici?.... Die er wel altijd zeker van kunnen zijn iets te zullen ontdekken?)
Elk mensch heeft wel de een of andere phobie, de een of andere idiosyncrasie, den een of anderen angst, de een of andere bijgeloovigheid, het een of andere aanwensel, de een of andere gewoonte, die door anderen ‘bespottelijk’ of ‘overdreven’, of ‘aanstellerig’, of ‘onuitstaanbaar’, of.... ‘gek’ gevonden wordt.
Een juffrouw werd voor ‘ontoerekenbaar’ versleten, omdat zij nooit den knop van de deur met haar handen, maar steeds met haar ellebogen omdraaide.
Wel, de juffrouw had waarschijnlijk gemerkt dit kunstje te kennen en prefereerde het openen der deuren op deze wijze, omdat zij dan niet zelve den knop behoefde aan te raken, die onophoudelijk door allerlei soort van handen werd aangevat. Was dat gek? Men kan het even goed verstandig noemen.
Een andere juffrouw had een doos bonbons bij zich staan en werd gedecreteerd gek te zijn, omdat zij de bonbons aansprak en zei: ‘Nu zal ik jou eens verorberen. En nu ga jij er aan. En nu jij, dikzak.’ Maar was dat gek? Men kan het met evenveel recht humoristisch noemen.
Weer een andere juffrouw las de courant nooit anders dan met twee tangetjes. Wel, als zij vies was van een voorwerp, dat door talloos veel handen was beroerd, dan kan men dat even goed als zin voor hygiëne en zindelijkheid beschouwen.
En zoo kan men voortgaan tot in het oneindige. Het gezegde: Och, mensch, je bent gek! ligt in den volksmond bestorven en de wederzijdsche beschuldiging (want onveranderlijk volgt hierop: Neen, jij bent gek!) is even waar als.... onwaar.
De grens tusschen normaal en abnormaal is eenvoudig niet te trekken. En het zijn alleen degenen, die wat erger dan anderen zijn, die klaarblijkelijke, abnormale symptomen vertoonen, welke men ‘krankzinnig’ noemen mag. De eene hoort muziek, de andere verbeeldt zich klinkende bellen in zijn lijf te hebben, de derde schrijft haar hoofdpijnen toe aan ‘een canapé'tje in haar hoofd.’
(Dit laatste wordt verteld door de vroegere Kroonprinses van
| |
| |
Saksen in haar autobiographie. Een tante van haar hield stijf en sterk vol een canapé'tje in haar hoofd te hebben, en om haar van dit waandenkbeeld te genezen, bedacht men de volgende list. Men gaf haar een forsch braakmiddel in en toen de arme vrouw half buiten westen was, legde men, zonder dat zij het zag, een miniatuurpoppencanapé'tje in de kom. En! mevrouw was genezen. Jammer echter was het, dat men haar later de truc vertelde, want.... onmiddellijk zat het canapé'tje weer in haar hoofd!)
Hoe een mensch aan waandenkbeelden, idées fixes, hallucinaties komt, waardoor zijn gedachten, zijn fantasieën feiten worden?
Met deze vraag raakt men aan het diepste, het meest verborgene, het allerongewetenste, van het mysterie des levens. Wat is de geest? vanwaar komt hij? wanneer komt hij, en hoe? Welke kenmerken moet hij bezitten om gezond geacht te kunnen worden? en wat moet hij missen of overbodig hebben om abnormaal te worden genoemd?
Wij weten het niet en niemand weet het, en.... waarschijnlijk zal ook nooit iemand het weten. Want ware dit mogelijk, dan was ook het levensraadsel zijn oplossing nabij....
Wij kunnen alleen de gevolgen waarnemen van veranderingen in de hersenen (of nog vager gezegd: in de ziel), maar naar de oorzaken tasten wij volstrekt in het duister, en ook wat er precies in de psyché gebeurt (nog vager: wat er zich in de onbewustheid van den mensch afspeelt), dat weten wij niet, en dat kunnen wij niet, noch medicinaal, noch chirurgisch genezen.
Helaas, helaas, arme menschheid. Die bij alle andere ziekten en natuurrampen en menschelijke misdadigheden van anderen, ook nog den last van een onvolledig verstand heeft te dragen....
Evenwel.... de behandeling van zielszieken is ontzaglijk veel verbeterd. En een mild mededoogen heeft het vroegere onbarmhartige slaan en knevelen en mishandelen vervangen.
Men moet, zegt Dr. Querido in zijn bovengenoemd boek (dat wij iedereen, ook al heeft men niets met zielszieken te maken, ten warmste aanbevelen, om er kennis van te nemen, - immers ons oordeel wordt er door verruimd en wij leeren anders denken over de ongelukkigen, namelijk om hen als zieken te beschouwen;) in aanmerking nemen, dat het den geesteszwakken, wat zij doen, niet als plagerij of gemeenheid of valschheid of opzettelijkheid mag
| |
| |
worden aangerekend, doch dat men begrijpen moet met zieken te doen te hebben. En dan, ja.... zal men een heel andere methode volgen, vooral door de leerzame leiding van Dr. Querido, die in zijn nuttig, humaan geschrift de zaak van alle kanten bekijkt en wenken en inlichtingen geeft en gedragslijnen voorschrijft. En daarom onderschrijven wij de recensie van Het Vaderland volkomen: ‘Wij verheugen ons uitermate over de verschijning van dit voortreffelijke boekje. Eigenlijk moest het in elk gezin te vinden zijn, omdat een goed begrip der kwestie zooveel geestes- en zielelijden kan voorkomen. Wij wenschen het daarom een zoo ruim mogelijke verspreiding toe.’
Hoe meer men leest over geestelijke afwijkingen, hoe meer medelijden men krijgt met de ongelukkigen, die ‘niet als alle anderen’ zijn. Von Krafft Ebing deelt ons mede, dat zielszieken soms zóó ontzaglijk lijden, dat normalen het zich niet kunnen voorstellen. En zou men dan geen deernis met dezen hebben, ook al is hun lijden slechts ingebeeld? Het is immers de geest, die ons doet genieten en lijden, want in bewusteloozen toestand ondergaan wij niets.
Al meer en meer boeken verschijnen er over geestelijke onvolwaardigheid en alles wat daarmee in verband kan worden gebracht. Doktoren, geleerden, zenuwartsen, onderzoeken en vergelijken, speuren na en analyseeren en komen dan dikwijls tot conclusies, waar de vroegeren niet aan konden raken. Wij maken hier bijvoorbeeld attent op het onlangs verschenen werk van Cyriel Burt: Geestelijke onvolwaardigheid, vertaald door mej. C.G.S. de Boer, onder leiding van Prof. Dr. E.A.D.E. Carp, hoogleeraar in de psychiatrie te Leiden en verschenen bij de uitg.-mtsch. Haga te 's-Gravenhage, waarin wij een overzichtelijk beeld krijgen van the subnormal mind. Afzonderlijk worden behandeld: zwakzinnigheid achterlijkheid, verschillende neurosen en typen van geestelijke afwijkingen. Wie belang stelt in dit onderwerp, bestudeere dit ernstige, degelijke en voor leeken goed te bevatten boek. Men zal zich de interessante lectuur niet beklagen.
Maar vooral willen wij wijzen op het nieuwste boek van Fré Dommisse: Het licht op den drempel (uitgave Brusse, Rotterdam). Men kan deze in romanvorm gegeven studie niet zonder diepe ontroering lezen. Hier is een auteur aan het woord, die genoeg
| |
| |
ervaring van geesteszieken heeft om er een onzegbare deernis mee te hebben en de wegen aan te geven, waarlangs zij de gemeenschap weer kunnen binnentreden. Dit boek is het resultaat van een grenzelooze menschenliefde, een intens-vrouwelijke mildheid en ons hart beeft in onze borst bij de gedachte aan het onnoemelijke lijden, waardoor zoovele van onze medemenschen meedoogenloos worden gekweld.
Fré Dommisse toont ons dit lijden aan, maar tegelijkertijd beschrijft zij ook hoe ‘geestelijk minvermogenden’ toch nog een menschwaardig bestaan in de maatschappij kunnen verkrijgen. O! dit is een boek om te lezen en te herlezen; dit is een schrijfster om lief te hebben door de wijze, waarop zij haar stof behandelt. Wij komen er, o, zooveel door te weten wat wij nog niet wisten; wij hooren, welke wonderen gezinsverpleging aan krankzinnigen en zielszieken kan doen; hoe men deze ongelukkigen in observatie neemt en ze niet loslaat en ook nog nazorg betracht.... en hoe het intieme lijden wordt gelenigd en verzacht.
‘Het is een der meest merkwaardige voorbeelden van wederzijdse menselijke beïnvloeding, dat de uiterlijke problemen (in zake krankzinnigheid) zich totaal gewijzigd hebben, zodat thans de verschrikking van weleer nog slechts als legende leeft’, zegt Dr. Querido.
En op blz. 166 van haar aangrijpend boek zegt Fré Dommisse terecht, dat de moderne mensch, door zijn beter inzicht en grondiger onderzoek en diepere kennis en degelijker ingelicht zijn, ook een grootere verantwoordelijkheid heeft. En zij maakt ons duidelijk, dat de gemeenschap die verantwoordelijkheid tegenwoordig ook voelt; en zij vertelt ons van voor- en nazorgdienst, van werkverschaffing en gezinsverpleging, waardoor de zieke geesten niet uit de samenleving behoeven te worden verbannen en er van weerskanten meer vertrouwen, meer gerustheid, meer verwachting heerscht. Het is de liefde, die onze handelingen moet besturen, de liefde, die niet ‘ongeschiktelijk handelt, die niet zichzelve zoekt, maar die alle dingen gelooft, die alle dingen hoopt en die alle dingen verdraagt.’
En Dr. Querido zegt óók:
‘Voor de omgang met geestelijke abnormalen is geduld, toewijding, tegemoetkoming noodig, in één woord: liefde.’
| |
| |
Op blz. 47 van zijn behartigenswaardig boek geeft Dr. Querido verschillende organisaties op, die zich speciaal bezig houden met het terug-leiden van geesteszieken in de maatschappij; waar correspondentieschappen gevestigd zijn en psychiatrisch-neurologische klinieken. En dankbaar ervaren wij, hoeveel er thans wordt gedaan (lees het boek van Fré Domisse en ge weet hoe veel) om de ‘eenzamen’, die de krankzinnigen zijn, uit hun ‘vereenzaming’ (deze mooie en treffende karakteristiek is van Dr. Querido) te verlossen.
Onder algemeene leiding der krankzinnigengestichten worden er clubs en sportvereenigingen gevormd, voor passende bezigheden wordt gezorgd, en met belangstelling gewerkt aan afleiding en werkverschaffing.
Wij bewonderen degenen, die zich hiermede onledig houden, van ganscher harte. Zij mogen met het volste recht genoemd worden ‘weldoeners der lijdende menschheid’, die tot betrekkelijk nog maar zoo kort geleden in een geïsoleerde sfeer leefden en met wantrouwen of vrees of verachting werden aangezien.
O, publiek, neemt kennis van de drie bovengenoemde werken; gij zult, na de lectuur, misschien zijn geworden tot een ‘sadder’, maar stellig tot ‘a wiser man’, en ook troost en vertrouwen hebben gevonden, en hebben begrepen, dat ook zielszieken menschen zijn, die niet behoeven te worden geschuwd of vermeden, mits hun een juiste, humane behandeling gewordt.
N.G.
|
|