De Nieuwe Gids. Jaargang 52(1937)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 255] [p. 255] Ik zag in droom... door Helene Swarth. I. Angst. 'k Toefde in een kamer, bang, alleen met haar, Die moedergoed mijn jeugd was toegewijd. En 't huis omklaagde wind van eenzaamheid - En boven, dreigend, sloop een moordenaar. En luistrend, hand in hand, tot vlucht bereid, Wij stonden bevend, stil, maar hoe en waar Ontvloden wij, zoo weerloos, 't moordgevaar? 'k Werd als een kind, dat hulp van moeder beidt. Die stap al op de trap! die deur op slot! Het rosse lamplicht flakkert en gaat uit. En in de gang, al nader, 't stapgeluid Tot ons, gevangen in de cel van 't lot - Ik wil begrijpen wat die droom beduidt. Is 't Dood, die rondwaart, loerende op zijn buit? [pagina 256] [p. 256] II. Het koord. 't Woud, blank besneeuwd, doorzweepte wind van 't Noorden. 'k Wist niet waarom ik volgde hem, die wond Mijn hart sloeg met de woorden van zijn mond En toch hield vol dat bij elkaar wij hoorden. Hij stormde voort, 'k bleef achter - Wat mij bond Ontwaarde ik plots - Ik vond geen kreet, geen woorden. Als bij een dier, gesleurd waar éen 't zal moorden, Een koord zich rekkend rond mijn enkel wond. O stil nu rusten onder sneeuwen deken! 'k Was niet voor sterven, doch voor leven bang. Hij wenkte en riep, hij kwam mijn weerstand wreken. 't Koord golfde elastisch, kronklend als een slang, Als 't zilvren koord, dat dood alleen kan breken, Wijl 't houdt de ziel geprest in aardsch gevang. [pagina 257] [p. 257] III. Bevrijding. Een sombre steeg, waar dreef een geur van lijden, Van klevend slijk de keien zwart en glad, Een dreigend huis, waar 'k huivrend binnentrad - Een donkre cel, waar sterven te verbeiden Een grijze vrouw met wanhoopsoogen zat. Zij kreunde en weende: - ‘Wie zal mij bevrijden? Ik moet hem dienen, kan hem niet vermijden, Hij straft mij wreed als 'k om genade bad’. Ik hief haar op en sprak: ‘Waarom niet vluchten? Uw beul is weg, de deur staat op een kier.’ - ‘Hij snelt terug met zweep en vloekgetier!’ - ‘Uw angst verlamt u, blijf niet langer zuchten! Waar boomen ruischen onder blauwe luchten Wil ik u veilig brengen ver van hier.’ Vorige Volgende