| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
Aanteekeningen over Vicki Baum.
Vicki Baum, de schrijfster met wereldvermaardheid, bezit twee eigenschappen, waarom zij door de journalistiek nooit zal worden gerekend te behooren tot de groote, echte, waarachtige literatuur, en waarom zij altijd over haar spreken zal op geringschattende, laatdunkende wijze. De eerste eigenschap is: haar ontzaglijke populariteit; de tweede eigenschap is: haar vermogen om veel, zeer veel te schrijven.
Populariteit is een omstandigheid, die door de journalisten niet wordt vergeven. Een auteur, die graag gelezen wordt, die dus blijkbaar voor velen toegankelijk is, moet noodzakelijk volgens hen de bedenkelijke minderwaardige qualiteiten vertoonen van banaliteit, laagbijdengrondschheid of speculatie op de lagere instincten der lezers. De journalisten trekken dus tegen zoo iemand te velde, hakken op hem (haar) los, spreken van Kitsch of Schund, kijken du haut de leur grandeur neer op het werk, en maken het met een paar hoonende, beleedigende woorden af. Het was Mr. C.P. van Rossem, die krachtige, onafhankelijke, eerlijke, die eenmaal in ‘De Haagsche Post’ durfde schrijven (ja, durfde, want daartoe behoort moed, - het Niederträchtige is nu eenmaal das Mächtige, zooals reeds Goethe waarschuwde):
De (een of andere) anonymus heeft een rijksdaalder of vijf gulden noodig. Hij grijpt het eerste het beste boek, hakt de schrijfster in stukjes, en wacht tevreden op de giro-chèque.
Maar welke drang kan hem nopen, een negatie te publiceeren, waar gevraagd wordt naar het positieve, dat den zoekende een richting en een keuze wijst?.... Verfoelijk en onbegrijpelijk systeem! De anonymus X. is een schadelijk
| |
| |
insect, dat verborgen van uit een hinderlaag, zijn aanval inzet.... hij is de parasiet, die leeft op het hartebloed van moeizame scheppers....
En riep Swinburne niet eens in een aanval van arrenmoede: The press in a damnable institution, a horrible institution, a beastly institution....?
Helaas, soms lukt de toeleg van de pers, en wordt een schrijversloopbaan vernietigd, en wordt het een auteur onmogelijk gemaakt, nog verder werk te publiceeren, dat toch aan velen verpoozing, afleiding, een rustig genot kon hebben geschonken....
Neen, populariteit is een literaire misdaad, welke blijkbaar aan den bedrijver bloedig moet worden gewroken.
En als iemand in staat is, veel te schrijven? Ook dat is een onvergeeflijke zonde. Wie veel schrijft, is oppervlakkig, knutselt vluchtig zijn boeken in elkaar, is onbeduidend en mag met een paar ironische volzinnen worden afgemaakt. Het is waar, dat niet aan velen een rijke mate van fantasie, realiteitszin, wereldkennis en uitbeeldingsmacht is toebedeeld, maar als dat bij iemand zoo is, moet men het feit dan niet met vreugde begroeten en er dankbaar voor zijn?.... Maar, och, wat geeft het, om te protesteeren. ‘Practisch geloof ik niet, dat dergelijke protesten iets uitrichten. Er wordt wat over gesproken, menschen schrijven je welwillende brieven.... de wolken strijken weer voort over den blauwen hemel, en.... alles blijft bij het oude....’ (Mr. C.P. van Rossem.)
Maar laat ik komen tot mijn doel, en dat is: een lans te breken voor de, maar al te vaak verguisde en miskende Vicki Baum, on dat ik, die alles van haar heb gelezen, en herlezen, die haar werk heb overdacht en grondig onderzocht, ten minste zeker weet, met kennis van zaken te kunnen spreken.
Wanneer een auteur in zijn boeken geen woord te veel zegt, en geen woord te weinig; wanneer hij Goethe's voorschrift: ‘Bilde, Künstler, rede nicht’, absoluut in toepassing brengt; als hij den inhoud van zijn werk volkomen logisch weet te verantwoorden; als hij met rake, gave preciesheid zijn personen voor u neerzet, en hun karakters direct aangeeft, enkel door een gebaar, een handeling, een woord; als hij de werkelijkheid nergens geweld aandoet, als de gesprekken zuiver-reëel zijn, en hij alle overbodige ‘padding’
| |
| |
(vulsel) vermijdt; als elke zin de handeling wat verder brengt, en dus onmogelijk kan worden gemist; als het den lezer, wanneer hij het boek dicht slaat, is, al had hij het gebeuren uit het boek persoonlijk meegeleefd, - als men, onder de lectuur, levende menschen ziet en hoort, - behoort hij dan tot de echte, groote, waarachtige literatuur of niet?
Ik zou zeggen van ja.
Maar als al het bovengenoemde nóg niet de kenmerken zijn der echte, groote, waarachtige literatuur, dan houd ik mij dringend aanbevolen, een volstrekt-juiste, duidelijk-omschreven karakteristiek te ontvangen, van wát en hóe de echte, groote, waarachtige literatuur moet zijn.
Zoo pas voleindigde ik de lezing van Vicki Baum s nieuwste boek: Der grosze Ausverkauf (Uitg. Em. Querido, Amsterdam).
Dit boek heeft mij van de eerste tot de laatste bladzijde geboeid en ontroerd.
In fijne, maar met meesterhand getrokken lijnen zijn de personen uitgebeeld. Heeft Vicki Baum lange psychologische ontrafelingen noodig, of vervelende uitweidingen en omschrijvingen, om u aan het verstand te brengen, hoe haar personen voelen, denken, zijn? O, neen! Slechts enkele regels behoeft zij en ge kent, als hadt ge dagelijks met hen verkeerd, Nina en Lilian, Erik en der alte Philipp, Gräfin Bengston en Steve Thorpe, en Mr Crossby en Mr. Bradley en zelfs de kleine Skimpy....
In het milieu van het groote Amerikaansche Warenhuis Zentral valt de handeling voor. Heeft de schrijfster het noodig gehad, met technische details deze omgeving minutieus te beschrijven, zoodat men geneigd is, die vervelende bizonderheden, die alleen dienen om de volledige wetenschap der schrijfster te bewijzen, over te slaan, omdat men verder wil met het verhaal? O, neen. De schrijfster kent het toonneel, waarop haar figuren optreden, door en door; maar voor háár zijn slechts enkele aanwijzingen daaromtrent voldoende, en.... ge zijt onmiddellijk zelf in de scène verplaatst, en ontvangt mede de Kundschaft, en staat mede de bezoekers te woord....
Mèt Nina zijt ge thuis en in de woning van Steve Thorpe; met Lilian, de mannequin, demonstreert ge de toiletten aan mevrouw Thorpe en haar ‘graaf’; met Lilian zijt ge in het pandjeshuis,
| |
| |
met Erik op het atelier.... och, laat ik het maar met één woord zeggen, dit zooveelste boek van Vicki Baum is een meesterstuk. Een meesterstuk van intuïtieve psychologie, van bedachte en uitgewerkte intrige, - van sentiment en van intelligente finesse. Onderzoekt het zelf, lezend publiek, en ziet, of ge mij geen gelijk geven moet. Is er één overbodig woord in dit boek? is er één woord te weinig in dit boek? Neen, neen. Is er één lacune in de karakteruitbeelding? Neen. En is deze toch niet, ondanks haar soberheid, geheel volledig? Ja! Is er in dit boek niet een groote ‘Menschenfreundlichkeit’, een zachte ironie, een fijne humor, die de lectuur tot een genot maken voor den literairen gourmet? Ja! en nog eens ja! En wat zou er dan aan ontbreken, om dit werk tot ‘letterkunde’ te rekenen? Ik weet het niet. Ik kan voor ‘echte, groote, waarachtige literatuur’ geen andere definities vinden, dan de door mij straks boven genoemde, en.... die allen op Vicki Baum van toepassing zijn.
Vicki Baum is knap, zeer zeker. Maar zij is ook menschelijk; zij is ook intelligent en vol begrip. Zij bezit een benijdenswaardige fantasie, die echter vastgeplant staat in den bodem der werkelijke realiteit. Zij heeft geen schokkende onwaarschijnlijkheden noodig, om te boeien; zij schrijft geen ‘Thrillers’, met geforceerde toestanden en akelig onnozele toevalligheden, - o, neen! Zij bekijkt en beluistert eenvoudig het dagelijksche leven, en stelt daar, zonder de werkelijkheid ooit geweld aan te doen, zonder het fatum ooit willekeurig te doen ingrijpen, haar verhalen uit samen, met subtiel-tastende zekerheid. Telkens verheugt zij u door de onfeilbaarheid van haar toets, de rustige securiteit van haar kennis, de logische ontwikkeling van haar gegeven. En.... al speculeert zij nooit op de grovere instincten van het publiek, al werkt zij ook nooit ‘op het effect’ toch, toch weet zij te ontroeren, toch doet zij iets in u trillen van meegevoel, van diepere belangstelling, van innerlijke bewogenheid en sympathie. Maar zij doet dit zonder opzet, zij drukt u niet met den neus op een schokkende gebeurtenis, en dwingt u geen gemakkelijke tranen af, - als zij u ontroert, en dat doét zij! dan is het met een enkel los woord, als bijvoorbeeld het slotzinnetje in Der grosze Ausverkauf, dat in zijn onopzettelijke, maar diepe indringendheid het heele boek karakteriseert en dat daardoor onvergetelijk is.
| |
| |
Ik kan het niet helpen, ik houd van Vicki Baum; ik hoop den lezer ook nog verder te kunnen bewijzen, dat ik in mijn genegen voorkeur geen ongelijk heb, - en ik houd van deze, haar nieuwste creatie in het bizonder. Der grosze Ausverkauf is in aangenaam formaat uitgegeven, welverzorgd, met typisch omslag (van Garnman) en in zeer goeden druk, zooals men dit van deze firma is gewend. Ik.... heb spijt, dat ik dezen roman al ten einde gelezen heb!.... Hij zal wel weer, dunkt me, ‘ein Riesenerfolg’ hebben.. en.... verdient dat ten volle.
| |
Menschen im Hôtel.
Wie kent niet den inhoud van dit boek, hetzij door lectuur, hetzij door de film, hetzij door het theaterstuk?
Het was eigenlijk door ‘Menschen im Hôtel’ dat Vicki Baum haar bekendheid over de geheele wereld verkreeg. Zij vond hier de gelegenheid, om in de omgeving van een hôtel, de levensgeschiedenissen te comprimeeren van de meest verschillende personen, en slaagde er in, om in beknopten vorm de psychologie te geven van den zakenman, den kleinen, onderdrukten ambtenaar, den onscrupuleusen parasiet, de danseres, het moderne kantoorjuffertje.... en dit alles in ongedwongen natuurlijkheid en gaaf en compleet.
Vicki Baum's talent vertoont zoovele facetten, dat het meest verschillende, en de meest-onderscheidene eischen stellende publiek ‘seine Freude d'ran’ vinden kan. Zij geeft, zonder expresse bedoeling, elk wat wils, en haar vèrstrekkende menschenkennis, haar groote wereldbewustheid, haar humaniteit en haar geest, maken haar geliefd bij een zeer ruim publiek.
Het uit den roman getrokken tooneelstuk, gespeeld door Hollandsche artiesten: Else Mauhs als de danseres, baron von Gaigern, vertolkt door Johan de Meester Jr., Frits van Dijk als Kringelein, - kon slechts, uit den aard der zaak, gedeeltelijk voldoen, evenals de film, ofschoon hiervoor alleen ‘sterren’ in werking waren gesteld door de Metro Goldwijn Mayer: Greta Garbo als Grusinskaja, John Crawford als ‘Flämmchen; John Barrymore, baron Gaigern; Lionel Barrymore Kringelein; Wallace Beery Preysing, - want in de korte opeenvolging der scènes in de gesprekken, in het decor, is het wel mogelijk de uiterlijkheid weer te geven,
| |
| |
maar met geen mogelijkheid de psychologie der optredende personen.
Wat krijgen wij bijvoorbeeld te zien van den oorlogsinvalide Dr. Otternschlag, om wien, temidden van het drukke, wereldsche hôtel-gewoel, de meest volstrekte en doodelijkste eenzaamheid heerscht? De man, die elk oogenblik bereid is, afscheid te nemen van een bestaan, dat voor iedereen en ook voor hemzelf volmaakt onbelangrijk is, en die zich toch nog vasthoudt aan het leven, zooals één, boven een afgrond zwevende zich klemt aan een tak, dien hij te eeniger tijd toch verplicht is, los te laten. Wij hooren hem, op het tooneel (veel te luid) spreken; in het boek beluisteren wij de gedempte, en toch tot de ziel dringende stem als van de, nóg in toom gehouden vertwijfeling. Eén oogenblik wordt Otternschlag van zijn donkere, leege, onmenschelijke verlatenheid ontheven, als hij zich verbeeldt, voor Kringelein een hulp te kunnen zijn, - maar deze hoop vergaat, als Gaigern dien arme in de hand neemt, en hij opnieuw wordt terug gestooten in zijn onmetelijke, tragische troosteloosheid. Kan het tooneel of de film de dramatisch-dynamische kracht van zoo'n intens oogenblik voelbaar maken, zooals Vicki Baum het weet te doen in haar roman, gelijk zij zoo vaak, zonder met woorden te morsen, een zielesituatie aanduidt, die als een scherpe pin in ons hart wordt gedreven? (Excuus voor de ouderwetsche beeldspraak, welke echter zeer goed de gewaarwording, die men door een dergelijk moment ondervindt, evoqueert.)
Wie lange noch? Wozu? vraagt Otternschlag en vult een Pravazspuitje met gif.... en.... laat dat weder er uit loopen. Nóg laat de boven den afgrond hangende, den tak niet los. En toch.... man will einmal fertig werden. Maar wanneer, wanneer zal dat zijn? O, verschrikkelijke tragedie des levens.... o, verschrikkelijke tragedie des doods....
Alleen de figuur van Dr. Olternschlag zou al voldoende wezen om Menschen im Hôtel te redden van het vonnis, dat dit boek een.... colportage-roman zou zijn!.... welk etiket Vicki Baum trom wens zèlve ondeugend-sarcastisch op haar roman heeft geplakt.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgt.)
|
|