| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
‘De wijze koning Salomo’, die, omgeven, zegt de legende, door duizend vrouwen, zijn roem als scheidsrechter verdiende in het geding over een kind, waarop twee vrouwen als moeder recht zeiden te hebben, zou - ook de wereld is een vrouw - gevaar loopen dien heden ten dage te verliezen, wijl heel het leven thans slechts een reeks van verbijsterende en gevaarlijke geschillen is tusschen strijdende partijen. Welk een geruststelling zou het voor dien ‘wijzen koning’ zijn een geschil te mogen beslechten als thans beslecht is door de internationale rechters van het Haagsche Vredespaleis tusschen twee zoo redelijke partijen als de Nederlandsche regeering en volk en de Belgische regeering en volk.
Laat men het noemen zooals men wil, maar wanneer de schrijver dezer bladen deze twee volken, in het bijzonder het onze, vergelijkt met andere en met alles wat hun leven betreft in dezen moeilijker tijd dan ooit te voren, dan is hij trotsch en dankbaar zoon dezer Lage Landen te zijn. Toch ging het over een voor beide volken gewichtige strijdvraag. Zou België voor het Albertkanaal ook gebruik mogen maken van een deel van het Maaswater? Maar wilde niet Nederland voor het aan te leggen Julianakanaal gebruik maken van datzelfde Maaswater elders? Ons buurvolk bestreed daarvan de rechtmatigheid, dan tenzij ons land concessies wilde verleenen voor de Belgische verbinding tusschen Rijn en Schelde, waarop het geschilpunt eigenlijk neerkwam. Wel wilde onze regeering deze strijdvraag onderwerpen aan de rechtsspraak van het Haagsche Hof, doch België trad daar niet in, en zoo bleef het geschil, zij 't ook op vreedzame wijze, jarenlang hangende. De zaak kwam
| |
| |
eindelijk voor de Haagsche rechters en op de geniale wijze van koning Salomo gaven deze beide partijen gelijk en tevens ongelijk. De Maas is een internationale stroom: België mag er gebruik van maken voor zijn Albertkanaal, Nederland voor zijn Julianakanaal. Misschien juicht België met zijn bekende ‘Vlaamsche Beweging’ wat luider dan Nederland, dat alles veel kalmer opvat, wijl toch het geval er toe lag, dat, indien de rechters onze regeering tegenover de Belgische heelemaal gelijk hadden gegeven, zij daarvan geen gebruik had kunnen maken dan tenzij door middel van overwinnende wapenen. Daaraan dacht niemand aan dezen noch aan genen kant. Overwinning dus van het arbitrage-vraagstuk, waar het gaat om geschillen, welke van beide zijden gezegd werden levensvragen te betreffen. En het is zoo juist wat de ‘Volksgazet’, het blad van den Antwerpschen burgemeester Huysmans, zegt: ‘Wij zijn er Holland dankbaar voor, dat het naar Den Haag heeft willen gaan om deze les aan zoovele andere staten te geven. De conclusie moet dus zijn, dat wanneer een land zich steeds eerlijk gedraagt, het evenmin den rechter heeft te duchten als een eerlijk mensch het behoeft te doen. Eerlijke menschen vechten niet. Eerlijke landen hebben evenmin reden om het te doen. Nederland en België hebben een nieuw precedent gebracht, dat, naar wij hopen, navolging in zeer breeden kring zal vinden.’
Maar is dan het geschil, dat voornamelijk de Engelsche rechter heeft te beslissen, niet veel ingewikkelder, niet veel gevaarlijker: de vraag hoe in het zoogenaamde Heilige Land vrede, rust en welvaart op te roepen? Immers hij heeft hier te doen met twee broedervolken, Joden en Arabieren, broedervolken van onderscheiden aard: de Joden, die, overeenkomstig het geloof der Vaderen, het leven zien in de richting van Jeruzalem, maar intusschen, over heel de wereld verspreid, aan het moderne, practische leven deelnemen met niets ontziende energie, subtiel-ontwikkelden geest en, liefst levende onder een achterlijke landbouwbevolking, deze uit haar bezit trachten te verdringen, terwijl daarentegen velen zich sedert eeuwen hebben gevestigd temidden der volken, die het moderne leven met zijn handel, nijverheid en wetenschap leiden, en zelfs daarin een plaats van beteekenis hebben weten te winnen, welke hen door hun omgeving niet minder doet vreezen dan de anderen in de landbouwstreken. Begaafd met
| |
| |
velerlei voortreffelijke eigenschappen, bezitten zij ééne er bij: zij zijn slim, en deze verzuurt de andere. De Joden, kortom, zijn een volk, waarmee alle andere rekening hebben te houden, en, tegen alle onderdrukking in, welke een ellendige vlek werpt op de geschiedenis, zich hebben weten te handhaven, waar zij zich ook bevinden. De Arabieren echter zijn geheel anders voor zooveel zij getrouw blijven aan den Islam: godsdienst, geheel op de weinig verheven beloften van het Hemelsche Hiernamaals gericht. Zoo niet, dan hebben zij vele gevaarlijk-subtiele eigenschappen met de Joden, hun broeders, gemeen. Ook zij, ofschoon onder andere leuzen, nestelen zich gaarne onder zwoegende landbouwers, die zij door hun slimheid uit hun bezit weten weg te werken. Vooral waar zij zich kunnen beroepen op Westersche wetten, geldende voor het Oostersche leven, doch vaak daarmee in strijd. De Joden dan hebben zich in het verleden van vóór de Christenheid in Palestina weten te vestigen, doch zijn daar grootendeels weer uit weg gewerkt, wijl hun hoogmoed en geloofsfanatisme in strijd kwamen met de Romeinsche overwinningen en daarmee gepaard gaande levensinzichten. Doch voor het Joodsche geloofsfanatisme kwam het Christelijke. Trouwens dit een uitvloeisel van het andere. En het maakte van heel de Joodsche hoofdstad Jeruzalem een heiligdom, en liet den Joden voor hun geloof niet veel anders er van over dan een cyklopischen muur, welke afkomstig heet van den Salomonischen tempel, aan de zijde, doch onder een heuvelvlakte, waarop een nog latere veroveraar, volgeling van den Profeet Mohammed, chalief Omar, zijn nog bestaande heerlijke moskee bouwde, wijl, heet het, de Profeet daar de bezieling vond voor een gedeelte der Koranische wetgeving. Zoo is dan Jeruzalem de heilige stad geworden van drie godsdiensten, welke elkaar niet den adem gunnen, niet het licht der oogen, allerminst de gedachte,
dat de menschheid alleen door dezen aan te hangen zalig kan worden. De schrijver dezer bladen heeft er een geheelen winter vertoefd, en er verloren wat er in hem nog aan eenvoudig Christendom leefde, zonder dat het Joodsche geloof noch het Islamietische in staat was hem iets van het verlorene te vergoeden.
Een der gevolgen van den oorlog nu is, dat het alles vastgrijpende Engelsche geestesleven, maar dit voornamelijk gericht op een ‘Pax Brittanica’, waardoor ‘Gods Engelschen’ de wereld naar
| |
| |
hun verlangen zouden kunnen inrichten, de hand heeft gelegd op dit wespennest van drie tegen elkaar in gaande godsdiensten: de Joodsche, de Christelijke, de Arabische. Doch is er geen uitzicht, dat het een oplossing weet te vinden om alle geloofsopvattingen te bevredigen, welke in het bijzonder hechten aan de heilige stad Jeruzalem. Een Koninklijke Commissie heeft nu een verdeeling in drieën van het zoogenaamde Heilige Land voorgesteld, doch geen der drie strijdende partijen gunt het gehéél aan een der andere. De Joden hijgen naar het bezit van Jeruzalem. Telken jare, op hun Paaschfeest, hoe materialistisch geneigd zij overigens ook mogen zijn, verzuchten zij: ‘dit jaar het Paaschfeest nog hier (in hun zoogenaamde ballingschap, waarin zij echter sinds vele eeuwen geboren zijn), maar het volgend jaar in Jeruzalem.’ En nu stelt de Britsche Koninklijke Commissie voor ten eerste Palestina te verdeelen in drieën, waar alle drie het gehéél voor zich opeischen, maar van het deel, dat den Joden aangewezen zouden krijgen en dat zij, het moet erkend worden, in den betrekkelijk korten tijd, dat zij het bewerken, wijl ook het dichtst bij het wereldverkeer gelegen, tot een hooge mate van welvaart hebben weten te brengen, zou dan Jeruzalem afgezonderd blijven, met Bethlehem mee, waarvan de Engelschen om redenen van godsdienstvrede geen afstand willen doen. En de Balfour-belofte dan? Palestina zou een Joodsch-nationaal ‘Tehuis’ worden. Ondanks dat de Arabieren er zich sinds bijna twintig eeuwen ophielden. Het is waar in een primitief en achterlijk leven, zonder gebruik te maken van de mogelijkheden ter ontwikkeling, welke deze landstreken bieden. En het Zionisme dan, verkernd in de Joodsche Paaschbelofte: ‘dit jaar nog hier, doch het volgende in Jeruzalem’? Dat Jeruzalem, waarvan de Psalmist getuigt:
‘veeleer vergeet mijn rechterhand zichzelve, eêr ik U vergeet’? Vervolgens het zeer beperkte, ofschoon dan het beste gedeelte van Palestina, dat de Joden als ‘nationale staat’ zouden bezitten, terwijl er zelfs thans nog duizenden Arabieren wonen, die er sinds eeuwen zijn gevestigd. Terzelfder tijd bevinden zich vele Joden in het aan Arabië toe te kennen deel. Zoo dat in beide landen een strijd der minderheden zou ontstaan, waarvan men de ellenden ook in Europa kan gadeslaan. En nog dit: een Joodsch-nationale staat zònder Jeruzalem, waarin thans een Joodsche Hoogeschool is gevestigd, waar een Nederlandsch-Joodsche dichter als slacht- | |
| |
offer van een sluipmoord viel, Jacob Israël de Haan, die er met verwerping van zijn geboorteland heen toog, waaraan hij niettemin zoo vaak met weemoed dacht. Een Zionisme dus zonder Zion. Is er nog iets meer noodig om te doen blijken, dat de scheidsrechter in deze ingewikkelde aangelegenheid een oplossing voorstelt, welke niemand bevredigt? Zelfs ‘de wijze koning Salomo’ zou voor de taak moeten bedanken. Dit te eêr omdat het Arabische gedeelte der Oostersche wereld allengs tot een bewustzijn van eigen belang, eigen kracht, eigen recht is gekomen, welke de Joodsche verlangens om van Palestina een nationaal-Joodschen staat te maken verhindert.
Dan is daar voor een scheidsrechter het geschil tusschen Japan en China, met de Russische Mongolen mee, drie machtige volksstammen, van wie het Nipponsche eilandenrijk, Japan, immers als eiland nagenoeg onaantastbaar, zich het gemakkelijkst uit het opdringend gewoel der Westersche volken in hun streven naar macht en welvaart afzijdig heeft kunnen houden, terwijl het van hen eertijds, inzonderheid van het bedachtzame, maar niettemin krachtig strevende en werkzame Nederlandsche, leerde hoe en op welke grondslagen een moderne staat is op te bouwen, welke vrij en zelfstandig, als het kan machtiger dan de mededingers, zijn eigen doel in den strijd beoogt.
Wij leven in een tijdperk, waarin een oude wereld ondergaat en een nieuwe nog moet gevormd worden, en, hoezeer zich dan van heel de menschheid, met verwerping van oorlog, een vredelievende strijd voor het leven heeft meester gemaakt, zònder oorlog in zijn vreeselijke vernieling van wat bestaat, zal de nieuwe wereld toch niet gevormd kunnen worden. Is het dan niet waarschijnlijk, dat, onder aanvoering en naar het voorbeeld van Japan deze heele Mongoolsche wereld, hoewel thans nog onderling in strijd om de hegemonie, zich tegen de Westersche wereld zal keeren, welke, naar het scheen, de aarde en haar volken naar eigen beeld trachtte te herscheppen? China, tot nu, leek het, de achterlijkste van de drie, komt allengs tot het bewustzijn van eigen kracht en eigen genie, dat zich zoo eigenaardig bij Westersche methoden weet aan te sluiten. Zooals trouwens Japan, zooals trouwens Rusland: ook die twee Oostersche, maar voor de moderniteit gehard door het Westen. Ja, het is mogelijk, dat de Oostersche wereld: Rusland,
| |
| |
Japan, China, de Westersche hervormt na eerst daarvan de hervorming te hebben ondergaan. Maar zooals Nederland Nederland zal blijven, zoolang ook zal de Westersche wereld de ziel en de bezieling blijven van het moderne practische leven, dat gericht is, in de eerste plaats, op de werkelijkheid.
Arme scheidsrechter! Arme kleine scheidsrechters, zooals deze schrijver, die in hun studeerkamer de gebeurtenissen in de wereld gadeslaan, en beoordeelen en denken aan den wijzen koning Salomo, vader van het scheidsgericht. Immers dichterbij worstelen de volken tegen een instorting van het verleden, over hun hoofden heen, zooals werklieden bezig in woelende aarde wel eens onder zandverschuivingen bedolven raken. Moeten wij daarbij niet allereerst denken aan het oude, eens zoo glorieuze Spanje, indrukwekkend nog steeds door de monumenten van zijn verleden, dat bezig is eigen land te verwoesten, als een die geen hoop meer heeft om het leven te leven. De ontzettende oorlog door de zonen van dat land tegen elkaar met anderer hulp gevoerd heeft nu een vol jaar geduurd en het einde er van is niet te voorzien. Zelfs zoekt het overige Europa angstig naar de middelen om er buiten te blijven, om niet op den oorlogsweg te worden meegesleurd. Vier der machtigste volken van het Westen: Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitschland, Italië, die in Spanje en zijn ligging aan de Middellandsche Zee en de Straat van Gibraltar, kortsten weg naar het Oosten op de Roode Zee aan, een vasten grond zien om zichzelf te handhaven en uit te bouwen naar een toekomst, zooals zij die wenschen, zijn daarbij in het spel.
Ook van dit geschil is in deze weinige bladen niet het dagelijksch verloop van één maand te volgen. Alleen is er van te zeggen, dat het Spaansche volk, geholpen, heet het, door welmeenende vrienden van Fascistisch of Communistisch inzicht, een langzamen zelfmoord pleegt als staat die, oud en vervallen, reeds lang door de moderne levensinzichten was veroordeeld. Fascistisch of Communistisch, overeenkomend in dictatorschap, in een dezer twee richtingen lijkt de toekomst zich wel te vormen. Beide levensbeschouwingen winnen 't eerst die volken, welke hun daadkracht buiten de verkoelende bezieling der bedachtzaamheid houden, zooals die van Noordwest-Europa. Spanje, Italië, welk een verleden van kunst en schoonheid bezaten die twee! Hoe
| |
| |
machtig zijn zij eens geweest, toen de Westersche wereld voor de geschiedenis ontwaakte in een steeds schooner, steeds rijker, steeds zegenrijker bloei. Maar zij misten de bedachtzaamheid, immers volken van onstuimig bloed, de bedachtzaamheid, welke zij verklaarden als de eigenschap bij uitnemendheid van den ouderdom. Italië is herleefd, herleefde in oude kracht en dreiging. Niets blijvends echter is zonder bedachtzaamheid te volbrengen, al zijn haar wegen vaak lang en moeilijk. Engeland is zulk een bedachtzaam land. Althans het Engelsche volk is bedachtzaam geworden, nu het veel verzameld en veel goeds in de wereld verricht heeft, dat zij behouden wil in den toestand, waarin het thans is samengesteld. Engeland is daardoor voor het oogenblik de groote vredeshandhaver, wijl machtig en wel gefundeerd, bewoond door een volk, dat anderen door het Parlementarisme het voorbeeld heeft geleverd van een bedachtzame democratie. Het groote wachtwoord in het Spaansche conflict, door Engeland en het gezond verstand uitgegeven, is ‘Non-interventie’, d.i. ‘hands off’! Maar Italië en Duitschland, maar het Fascisme en het Communisme popelen juist om met daadkracht het Spaansche geschil te beslissen, het Spaansche vuur te blusschen of aan te blazen naar gelang zij in hun belang achten. Bedachtzaamheid! Non-interventie! Onze waardige gezant aan het Engelsche hof, aftredend thans na vele jaren van uitnemenden dienst ten bate van ons volk, Jhr. de Marees van Swinderen, heeft, toen de Non-interventie-gedachte gevaar liep uit te loopen op een algemeene twist, in de Commissie der Non-interventie een geestelijke overwinning behaald, toen hij voorstelde aan den voorzitter, lord Plymouth, de werkelijke leiding er van toe te vertrouwen. Echter tot nu zonder eenig practisch gevolg. Niemand hield zich aan die Non-interventie:
Portugal en Frankrijk zijn 't eerst betrokken bij wat er in Spanje gebeurt. Beide loopen gevaar meegesleurd te worden door den nieuwen geest, welke zich, alle bedachtzaamheid ten spijt, van de wereld dreigt meester te maken: Fascisme of Communisme. In Portugal lijkt het eerste 't sterkst, maar ofschoon dan ‘kameraad’ Blum, toen hij het eerste jaar van zijn ministerie gevierd had, de leiding van zijn volk moest overgeven aan zijn ‘kameraad’ Camille Chautemps - boter om kaas dus - toch wel geneigd is, ten spijt van de wereldtentoonstelling te Parijs, het Communisme
| |
| |
verlokkend te vinden, o, een bedaard Communisme dan, als het kan vrij van wreedheid, ‘kameraad’ Blum is ook thans nog aan het hoofd der regeering in Frankrijk, vice-voorzitter in den raad der ministers, naast Chautemps. Dus aan deze zijde van de Pyreneeën speelt het Communisme zijn troeven uit in het Spaansche spel. Het gevolg is, dat de Fransche schatkist lijdt aan vliegende tering. Maar welke beteekenis heeft voor het Communisme nog 's lands schatkist? Rusland, ook Duitschland heeft er het voorbeeld van gegeven hoe gemakkelijk een groot land van zijn schuldenlast kan afkomen door een revolutie. Men weigert dan eenvoudig eenige verantwoording over te nemen voor de door zijn vroegere regeering opgenomen leeningen, en begint dus het nieuwe staatsleven met een nieuwe kapitalistische lei. Er zullen wel altijd onnoozelen blijven, die hun spaarduitjes toevertrouwen aan lokkende woorden van winst, zooals er wel altijd onnoozelen zullen zijn, die met hun hart en hun jeugd uitstormen naar het beloofde nieuwe heil der menschheid.
|
|