| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
Mevrouw de Staël in haar leven en werk.
(Vervolg en slot van blz. 487.)
Toen Germaine Necker op den leeftijd was gekomen om te worden uitgehuwelijkt, was het, ondanks het groote aantal dergenen, die naar haar hand dongen, niet gemakkelijk de passende partij voor haar te vinden. Zij wilde Frankrijk niet verlaten; haar moeder, een ijverige Protestante, wilde, dat haar dochter iemand van haar eigen godsdienst trouwde. Baron de Staël leek de persoon-lijkheid, die aan alle voorwaarden voldeed. Hij was van hooge geboorte, had een goed en loyaal karakter, aangename manieren en een groote bewondering voor het jonge meisje. De Koning van Zweden, Gustaaf III, begunstigde in hooge mate zijn plannen en beloofde hem voor vele jaren de positie van ambassadeur in Frankrijk, omdat hij wist, dat mademoiselle Necker niet gaarne Parijs vreliet en de heer de Staël beloofde haar, dat hij haar nooit tegen haar wil zou dwingen zich in Zweden te vestigen.
Dit waren de redenen, welke het meisje noopten haar hand te schenken aan een vreemdeling, die vele jaren ouder was dan zij en die weinig voorkeuren voor verschillende dingen met haar gemeen had.
De verbintenis bleef ietwat koel van beide kanten en zelfs verwijderde madame de Staël zich eenigen tijd van hem met de kinderen, maar toen de heer de Staël, oud en ziek, behoefte aan haar zorgen had, keerde zij weer tot hem terug.
Zij vestigden zich in Zwitserland, dicht bij het verblijf van haar vader, totdat, zeer kort daarop, de heer de Staël overleed.
Madame de Staël was bij uitstek een teedere moeder, evenals
| |
| |
zij altijd een teedere dochter is geweest; maar zij was van oordeel (zooals zij het reeds in Delphine heeft uitgedrukt), dat:
....les démonstrations passionnées ne valaient rien pour l'enfance, et que la bonté et la justice lui convenaient mieux.
Haar liefde voor haar kinderen was niet blind, maar stond altijd onder het beheer van het gezonde verstand; en zij bezat een zekere ‘pudeur maternelle’, die haar belette over alle mogelijke onderwerpen met haar oudsten zoon Auguste te spreken. Zij kende volkomen goed de fouten en gebreken harer kinderen en vergoelijkte ze geenszins, doch strafte ze naar behooren; maar zij ging aangenaam en gemoedelijk met hen om en was, als ze ziek waren, de wanhoop ten prooi.
Toen eens haar zesjarig dochtertje, op een reis naar Frankfort, ziek werd, schreef zij:
Que deviendrait une mère, qui craint pour son enfant, sans la prière? Cette situation ferait découvrir la religion, si jamais personne ne vous en avait parlé.
Het succes harer kinderen bij de studie, het genoegen, dat zij smaakten bij lectuur of sport en spel, verheugde haar innig; en een harer grootste verdrietelijkheden tijdens haar verbanning was de vrees, dat de kinderen zouden lijden door het niet meer in hun eigen vaderland vertoeven.
Waarheid, oprechtheid vond zij een der eerste voorwaarden in de opvoeding en zij ging volstrekt natuurlijk met hen om; niet uit de hoogte, maar ook niet te kinderachtig; zij sloeg de ontwikkeling hunner karakters gade met verteedering en nieuwsgierigheid en bestudeerde ze met de meeste belangstelling. Zij leidde hun opvoeding met vaste hand en liet haar wil nooit door hen overwinnen en achtte vertrouwen en gehoorzaamheid tot de eerste plichten der kinderen te behooren. Zij was rustig en evenwichtig in haar pedagogische taak en haar kinderen hadden liefde, maar ook achting en ontzag voor haar.
Zijzelve heeft haar kinderen vele lessen gegeven en zij was zoo
| |
| |
verstandig hen altijd vrij te laten in hun spelen en ze niet te willen regelen.
Haar dochter leek in vele opzichten op haar, maar zij moedigde het meisje nooit aan in haar voetstappen te treden. Zij waarschuwde haar er altijd tegen niet haar moeder te willen imiteeren en niet ambitieus te zijn en niet naar beroemdheid te streven. Zij hield niet van ‘een copie van zichzelve’, zeide zij:
Les échos m'ennuient. J'ai assez de moi en moi, en ik hoor liever een andere stem dan voortdurend mijn eigene.
Voor haar zonen bezat zij de eerzucht, dat zij zich een naam en positie in de wereld zouden verwerven.
Haar oudste zoon kreeg al spoedig een goede betrekking te Parijs, waarna zij hem steeds bleef steunen met haar belangstellende brieven.
Haar dochter trouwde den hertog de Broglie en men krijgt een goed idee over de verstandhouding van mevrouw de Staël en haar kinderen als men het volgende schrijven leest:
Ma mère, schrijft madame de Broglie, attachait une grande importance à notre bonheur, dans notre enfance, et prenait une part sensible aux chagrins de notre áge. Elle avait quelquefois des conversations d'égal à égal avec moi à l'áge de douze ans et rien ne peut donner une idée de la joie qu'on éprouvait quand on avait passé une demi heure d'intimité avec elle. On sentait une vie nouvelle, on était placé plus haut, et cela donnait du courage pour toutes les études.
Ses enfants l'ont toujours passionnément aimée. Dès l'áge de cinq ou six ans nous nous disputions pour savoir celui de nous qui l'aimait le plus, et quand elle causait tête à tête avec un de nous, c'était une récompense dont nous étions vivement jaloux. On était heureux de coeur et d'amour-propre auprès d'elle.
Le dimanche, elle lisait toujours avec nous les sermons de notre grandpère. Elle n'a jamais voulu avoir de gouvernante pour moi, et elle m'a donné des lesons tous les jours,
| |
| |
méme dans ses plus grands chagrins. Le développement de notre esprit était une jouissance si vive pour elle, qu'il n'était aucune récompense qui put valoir pour nous le spectacle du bonheur qu'on lui donnait.
Eens zeide zij tegen haar zoon Auguste: J'ai besoin de ton approbation; en zij erkende het ruiterlijk als zij zich eens had vergist of als een besluit of oordeel van een harer kinderen haar beter voorkwam dan het hare. Zij zeide eens:
Als jullie iets verkeerds doen, dan spijt mij dat niet alleen voor jullie, maar dan doe ik mijzelf de grootste verwijten. En moest zij hen straffen, dan zei ze soms:
- Ikzelf heb het meeste schuld. Ik had deze fout bij jullie kunnen vookomen, als ik je beter had opgevoed.
En deze woorden, die zij sprak met tranen in de oogen, werkten méér uit dan het sterkste verwijt of de zwaarste straf.
Haar kinderen waren dan ook allen eerlijk, trouw, oprecht en zuiver van ziel.
* * *
In haar levensloop heeft madame de Staël zeer veel vriendschappen gesloten. Haast op het eerste gezicht boezemde zij bij anderen deze gevoelens in en dikwijls was zij verrast door den indruk, dien zij maakte. Zijzelve hield om verschillende redenen van haar kennissen, om hun karakter, om hun begaafdheden, om hun vriendelijkheid, om de attenties, welke men haar bewees. Zij vergat nooit de erkentelijkheid, die zij iemand schuldig was en was eenmaal haar opinie omtrent iemand gevestigd, dan veranderde zij die niet meer.
Zij bestudeerde de personen harer omgeving, maar ook zichzelve en dacht lang over daden en gesprekken na. ‘Elle voyait clair et toujours clair’, zegt madame de Saussure, ‘clair dans l'opinion générale de la société, clair dans les impressions, dans les motifs de chaque individu, clair dans le ceeur de ses amis et de ses proches.’
Mevrouw de Staël heeft een veelbewogen leven gehad, met veel vreugde en veel verdriet; het was, om zoo te zeggen, een drama
| |
| |
vol poëzie. Nooit heeft zij een vriendschapsrelatie willekeurig afgebroken, en deed men haar onrecht aan, zij vergaf dat maar al te graag. Zij was geduldig en verdraagzaam, niet alleen omdat haar natuur zoo was, doch misschien óók wel eenigszins door een soort van superioriteitsgevoel, dat haar boven de dingen deed staan.
Typisch is de passage in Delphine: waar deze verneemt, dat alle hoop om Léonce te trouwen haar door de perfide madame de Vernon is ontnomen, is het niet over dit mislukte huwelijk, dat zij het meeste verdriet heeft, maar over ‘l'amitié trahie’.
En tijdens haar verbanning was het haar grootste angst haar vrienden niet meer te zullen terugzien. Haar vriendschappen waren haar een waarachtige levensnoodzaak, ofschoon zij wel eens wee-moedig zei
Jamais je n'ai été aimé comme j'aime. Ofschoon zij zich hierin vergiste! want weinig menschen zijn zoo vereerd en liefgehad als madame de Staël.
Haar gesprek was altijd interessant. Levendig, afwisselend, geestig, boeiend als een knetterend vuurwerk. En door haar suggestieven geest maakte zij de conversatie van anderen óók tot iets bijzonders.
* * *
Het tweede huwelijk van madame de Staël heeft veler verwondering gewekt.
Een jonge, even begaafde als beschaafde man baarde te Genève veel opzien, doordat zijn wankele gezondheid in zoo groot contrast leek met zijn krachtigen, overheerschenden geest. Wonden, tijdens den Carlistenoorlog in Spanje opgedaan, hadden hem aan den rand van het graf gebracht en hij was sindsdien zwak en lijdende gebleven. Een briefje van madame de Staël had op hem een wonderbare uitwerking. En hij zeide tegen een zijner vrienden:
Je l'aimerai tellement, qu'elle finira par m'épouser.
Madame de Staël verkeerde toentertijd in een zeer gedeprimeerden toestand; zij was nog lang niet heen over het verlies van haar vader en haar ‘exil’ woog haar zwaar. De toewijding van den jongen man deed haar oneindig veel goed en het leek wel, of haar levensdroom: ‘l'amour dans le mariage’ zich met hem zou verwerkelijken.
| |
| |
J'ai besoin de tendresse, de bonheur et d'appui, et à un noble caractère, je sacrifierai ma liberté.
Dit ‘noble caractère’ vond zij in den jongen Rocca, èn ‘une tendresse extrème, une constante admiration, des sentiments che-valeresques’.
Bovendien had de jongeman een alleraangenaamste conversatie en gaf zelfs blijk van talent in eenige geschriften; hij bezat een rijke verbeeldingskracht, een fijn-onderscheidend begrip, een gevoeligen humor en gedroeg zich met gratie en geest in den omgang.
Voeg hierbij het ontzettende medelijden, dat mevrouw de Staël met zijn lijden en ongeluk had, en men begrijpt, dat de belangstelling van mevrouw de Staël blijvend in haar was gewekt. En toch, - al leek het bestaan van den jongen Rocca ook uiterst onzeker en scheen zijn leven voortdurend met uitdooving bedreigd, - door het geluk en den steun zijner vrouw richtte het ‘gekrookte riet’ zich op en.... hij heeft zijn echtgenoote zelfs overleefd. Al was het niet lang.
* * *
In gezelschap was madame de Staël altijd een opvallende verschijning. Zij bewoog zich met een opvallende gemakkelijkheid en nam met animo deel aan het gesprek; zij had het talent om met elkeen te converseeren over het onderwerp, dat den ander het meeste belang inboezemde en zij vergat haar eigen aangelegenheden en préoccupaties, om óp te gaan in de dingen, die een ander bezig hielden. En door haar intelligente vragen en de wijze, waarop zij toeluisterde, verhelderde zij de gedachten en de uitingen van dengene, die met haar sprak.
Haar vader zeide eens:
Ma fille n'a besoin que dun premier mot. En dit eerste woord sloeg gewoonlijk direct bij haar in en zij borduurde er op voort met veel vivaciteit en vaardigheid.
Doch het was vooral in een dispuut, dat mevrouw de Staël ‘extraordinaire brillante’ was. Zij debatteerde logisch, verstandig, voet bij stuk houdende, zonder bitterheid, zonder boosheid, zonder ironie, zonder arrogance, zonder sarcasme. Zij hield er ook van,
| |
| |
als haar tegenstander haar zijn argumentatie niet spaarde en bekeek graag een zaak grondig en van alle kanten.
* * *
Mevrouw de Staël hield hartstochtelijk veel van haar eigen land; en de eerste maal, dat zij verbannen was (in 1803) deed zij niets anders dan denken aan haar vrienden ‘aan den overkant van den Rijn’. En later, in 1814, toen men haar trachtte te troosten door de inname van Parijs, dat een einde zou maken aan haar verbanning, antwoordde zij: ‘hoe kan men denken, dat mij een vreugde is, wat mij juist de diepste droefheid veroorzaakt.’
Het lot van haar land ging haar ver boven haar eigen. De bezetting van Frankrijk door vreemde legers deed haar ontzettende pijn. En zij zeide: Laat ons eerst aan onze onafhankelijkheid denken, de vrijheid komt later wel. En als er te Coppet bezoekers kwamen, die het plan te kennen gaven zich bij de geallieerden te voegen, zocht zij hen met ernst en kracht daarvan terug te houden.
* * *
Mevrouw de Staël heeft altijd van haar uren een zeer goed gebruik weten te maken. Als zij een plan had, zette zij het ook dóór en noch warmte, noch koude, noch welke weersgesteldheid ook had invloed op haar.
Haar morgens waren aan het regelen harer zaken gewijd; de middagen aan haar werk (in elk harer kamers stond een schrijfbureau, zoodat zij zich dadelijk neerzetten kon voor het opschrijven eener invallende gedachte) en de avonden aan menschen zien, uitgaan naar theater of concert of aan haar correspondentie.
Er heerschte een formeele orde en regelmaat in haar huis; en zoo goed administreerde zij haar fortuin, dat het zich steeds vergrootte gedurende haar leven.
* * *
Zij las veel en vlug en kende, doordat zij haar talen zoo goed meester was, vrijwel de geheele Europeesche letterkunde van dien
| |
| |
tijd. Zij interesseerde zich ook zeer voor de philosophie; zij prefereerde Bacon, die haar ‘le plus inépuisable’ leek.
En als zij literatuur las, dan beviel haar het beste, ‘de echte poëzie, ‘ou il n'était aucune idée.’ (Zeer juist!) Als zij iets moois had ontdekt, had zij de behoefte dit aan al haar vrienden te laten lezen; zij hield veel van Chateaubriand's René en van sommige lyrische gedichten van Lord Byron.
Zij hield ook veel van muziek en was zelve een zeer goede musicienne; zij had een klankrijke, veelomvattende stem en haar heele leven is zij blijven studeeren. Echter bevielen haar niet alle muzikale genres. Haydn bijvoorbeeld was haar te verstandelijk, zij eischte uitsluitend een melodieus, harmonisch rhythme.
Van het tooneel hield zij ontzaglijk veel. En ook zelve acteerde zij graag, maar vooral in tragische scènes; ook droeg zij uitstekend voor en stelde een aantal kleine stukken voor dilettanten-tooneel samen, ontleend aan de Bijbelsche geschiedenis of aan de historie. Gespeeld werden o.a. Agar dans le désert en La Sunamite.
Zij had behoefte aan het gebed; zelve bad zij veel en in haar brieven kwam haast altijd het verzoek voor, te bidden voor haar kinderen en voor haar. In haar laatste levensjaren was Thomas à Kempis' Imitatio haar een groote troost.
In haar ziekte, die zou eindigen in den dood, toonde mevrouw de Staël zich geacht, geduldig en dankbaar aan allen, die iets voor haar deden. Zij zag haar einde getroost tegemoet: Mon père m'attend sur l'autre bord, zeide zij. Ook voor het stervensmoment had zij geen vrees
Je cruis savoir, zeide zij, ce que c'est le passage de la vie à la mort, et je suis sure, que la bonté de Dieu nous l'adoucit. Nos idées se troublent et la souffrance n'est pas très vive.
Haar heengaan in 1817 wekte deelneming in geheel Europa; en er zullen weinig schrijfsters zijn, die zoo betreurd werden bij haar verscheiden en gedurende haar leven zóó alom gevierd en geliefd.
Einde.
Jeanne Kloos-Reynekb van Stuwe.
|
|