De Nieuwe Gids. Jaargang 52(1937)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Ik zag in droom... door Hélène Swarth. I Vrede. Ik zag een knaap - Zijn kleed mij leek geweven Van louter zonlicht. Hij beklom de top Van trotsch een berg, die hief den sneeuwen kop In 't hemelblauw. Zijn aanschijn blonk, verheven Als 't aangezicht van een profeet. De klop Van 't zingend bloed mij dwong hem na te streven. 't IJs brokkelde af - ik klom, al waagde ik 't leven. In 't starend oog bevroor een tranedrop. Hij zag me en sprak: - ‘Niet langer kan ik zwijgen. Ik wil, ik moet den hoogsten kruin bestijgen, Om 't woord te roepen, waar mij God toe drong.’ Gebiedend schallend klonk zijn roepstem: - ‘Vrede!’ In diepe dalen stemmen riepen 't mede, Gelijk een noodkreet, die mij wakker zong. [pagina 53] [p. 53] II De stad. Ik hoorde een stem: - ‘Wij zijn een stad aan 't bouwen, Als nooit gebouwd werd, met een Engelhoofd, Van heilig woud als lokken groen omloofd, Bij stille waatren, licht van hemelblauwen. Ik vroeg: - ‘Zal ik die nieuwe Stad aanschouwen?’ O moge niet mijn levenslicht gedoofd Aleer ik zie, mij door een droom beloofd, Die Stad, ombloeid van zalige landouwen! En zoo ik zelve zingend helpen mag Aan 't bouwen van de omveiligende muren En van den blanken tempel, bij de azuren Gewijde waatren, blauw van hemellach, Als de avond daalt, zal 'k gouden vreugdevuren Doen laaien blij en zegenen mijn dag. [pagina 54] [p. 54] III In 't oude park. Ik hoorde een stem mij roepen, welvertrouwd, In 't park van lief weleer, vol zoet gekweel. En in de loofnis van een groen priëel Heb 'k, jong en blij, wie dood me ontnam aanschouwd. In 't loof doorzieplend zomerzonnegeel Zij vroolijk hief een kleed van zwart en goud. - Toen 'k haar verloor gebroken was ze en oud! - Ik vond geen woord, vol tranen zwol mijn keel. Haar hand had zijde en goudbrokaat geplooid. - ‘Nu pas dit kleed, ik heb 't voor jou genaaid.’ 't Gleed langs mijn leden, 't leek nog onvoltooid. En 'k zag, door glans van Eeuwigheid doorlaaid, Door suizelwind van Euwigheid doorwaaid, 't Verloren park tot Paradijs vermooid. Vorige Volgende