De Nieuwe Gids. Jaargang 52(1937)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 547] [p. 547] Verzen van Hélène Swarth. I. Verminkte boom. Wie van die ranke bronzen boomezuil Heetf bladerkruin en takken afgeslagen? Twee armen bleven, 't noodlot aan te klagen, Geheven breed met elke een loovertuil. Hij kan niet sterven, 't leven moet hij dragen, Geworteld diep, geklemd in d' aardekuil. De takken zwaaien wild in stormgehuil. In 't wonde hout nog voelt hij folterzagen. Als door een vuist verpletterd, ligt zijn kop, 't Gelaat gestrekt, den hemel aan te schouwen. Azuur lijkt hoon - Als wolken somber grauwen Lijkt meelij-weenen elke regendrop. Gemarteld wezen, laat met u mij rouwen! De smart doortrilt mij van uw harteklop. [pagina 548] [p. 548] II. Eenzaamheid. Met loome voeten dwaalt zij door de dreven. Elk blad springt open, hoor dien vogel fluiten! Hij uit zijn vreugd - kon zij haar weedom uiten! Wie, zelfbevrijdend, héel hun noodlot schreven Benijdt de vrouw, die 't streng blijft binnensluiten. Had éen haar lief hoe blij zou hém zij 't geven! Als een gekooide vogel voelt zij 't leven Klapwiekend fladdren, wijl het wil naar buiten. Moe keert zij weer - En zacht, in avondblauwen, Verhaalt zij ál, vol droomig week vertrouwen, De boersche meid, die - 't lijkt meewarig - luistert. Dan voelt zij, weenend, brandend van berouwen, Ten prooi geworpen éen, neen, honderd vrouwen Haar lief geheim, beduimeld en befluisterd. [pagina 549] [p. 549] III. Nevelschim. Uit vale heide bleeke neevlen klimmen. 'k Staar me op den einder blind, het hart vol vragen. Een zware vogel klapwiekt, winden klagen, De zwarte boomen langs den heizoom grimmen. - ‘Nu maak u los uit d' ommegang der schimmen, O liefste, mooiste van mijn levensdagen! 'k Wil aan mijn hart u naar mijn woning dragen, Waar roze en gouden schemerlampen glimmen, Met wijn u laven, aan mijn hart u warmen. Bij 't lichte kleed van Iriskleuren zeven Grijp ik u vast, zoo kunt gij niet me ontzweven.’ Maar de ijle schim ontglijdt mijn vleiende armen, Een bleeke golf, in nevelzee verdwenen. Zij wil geen uur mij van haar liefheid leenen. Vorige Volgende