| |
| |
| |
Maandelijksch overzicht
Het huis van Oranje.
Er zullen weinig landen zijn, wier geschiedenis zóó nauw verbonden is met de historie van hun vorstenhuis, als dat in Nederland het geval is.
Nederland en Oranje zijn één. En het oranje, dat bij feestelijke gelegenheden door bijna de geheele bevolking gedragen wordt, is méer dan een uiterlijk vertoon, het is een symbool.
Is het toeval, dat ons vorstenhuis het eenige geslacht is, dat een aparte kleur bezit en nog wel een der sterkste, meest-opvallende, sprekendste kleuren? De kracht van die kleur is wederom het embleem van de kracht, die uitgegaan is van het ras der Oranjes, en die het kleine territorium in staat hebben gesteld zich ‘óp te stooten in de vaart der volkeren.’
In den loop der eeuwen is het den anderen landen der beschaafde wereld onmogelijk geweest, geen rekening te houden met Nederland. De zakelijke kracht, die uitging van hun navigators, heeft de geheele wereld in verbazing gebracht. Nieuw-Amsterdam, Nieuw-Zeeland, Tasmanië, Nova Zembla, spreken van de onverwoestbare glorie onzer directe voorvaderen; zij hadden het in hun macht om met een bezem in den mast te varen ‘omdat zij de zee hadden schoongeveegd’, zij zeilden de over de Theems gespannen kettingen door in den tocht naar Chatham, zij bevoeren met zeilscheepjes de wateren, die men thans met motorbooten nauwelijks bevaren kan (zooals de bekende ‘bewoner der sneeuwgebieden’, Sjef van Dongen, mededeelde), zij stichtten de Oost-Indische Compagnie, zij bedreven de groote (haringvangst) en de kleine visscherij (walvischvangst), zij onderwierpen Insulinde en maakten van het kleine plekje land ‘ontwoekerd aan de zee’, een imperium. Zij voerden met het in dien tijd machtigste wereldrijk een hardnekkigen strijd, die tot hun vrijheid heeft gevoerd, - èn.... in kunst en letterkunde en philosophie schonken zij aan de wereld genieën, wier werk onvergankelijk is. En, al worden zij niet bij
| |
| |
name gekend, de ontwerpers en makers van het Delftsche blauw zijn de scheppers van weergalooze schoonheid.
Alles wat de kennis van ons vaderland en ons vorstenhuis ons beter leert kennen, is ons welkom. Vele boeken zijn er reeds over Oranje en Nederland verschenen, en dat zij kunnen verschijnen en een gretig belangstellend publiek vinden, is een verblijdende omstandigheid.
Verschillende malen is het nu wel gebleken, dat het Nederlandsche volk in het algemeen een hartstochtelijke en waarachtige gehechtheid aan zijn vorstenhuis bezit. Het was in 1923, met het 25-jarig regeeringsjubileum van H.M. de Koningin, dat er een eerlijk en universeel enthousiasme heerschte. Het was, burgemeester Patijn, die daaromtrent persoonlijk een onderzoek instelde en ons mededeelde, dat de geestdrift in alle lagen der bevolking gelijkelijk oprecht zich toonde.
En hebben wij het niet allen gadegeslagen en medegemaakt, met de heuchelijke gebeurtenis van verloving en huwelijk onzer geliefde Prinses? Ook nu weer bleek het volk volkomen eensgezind in vreugde. Geen enkel element kon stoornis brengen in de uitstekende stemming, die er heerschte in huis en op straat. De liefde tot, het Oranjehuis is iederen Nederlander ingeboren en is voor hem even natuurlijk als de liefde voor zijn ouders of voor zijn kinderen.
Het prachtwerk, dat thans voor ons ligt, De Geschiedenis van het Huis van Oranje Nassau, door Dr. N. Japikse, Directeur van het Koninklijk Huis-archief en van het Bureau voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën (uitgave der Zuid-Hollandsche Uitg.-Maatschappij, 's-Gravenhage), is een kostbare gave en een verheuging voor elkeen.
In zijn Voorwoord zegt Dr. Japikse, dat dit boek is: ...voortgekomen uit de behoefte om het Nederlandsche volk een samenvattend beknopt overzicht te geven van de geschiedenis van ons Koningshuis, in samenhang met die van het grafelijk huis, waaruit het is voortgekomen, en - zooals vanzelf spreekt - met die van ons Nederland zelf.
Dr. Japikse heeft ‘populair-wetenschappelijk’ willen zijn, en vermeed het een ‘prijzer van den verleden tijd’ te wezen, daar dit volstrekt overbodig was, wijl de Huizen van Nassau en van Oranje zóoveel kwaliteiten hebben in de personen, die ze hebben
| |
| |
voortgebracht, en in de daden, die ze hebben verricht, dat ‘opsmukking’ eer schade zou kunnen doen dan gunstig werken.
‘Ik heb’, zegt Dr. Japikse, ‘groote bewondering en vereering voor Neerlands Vorstenhuis om de wijze, waarop het zijn taak heeft vervuld in de geschiedenis en om de waarlijk grootje figuren, die in de rij zijner vertegenwoordigers voorkomen. Die bewondering moet vanzelf in mijn verhaal op verscheidene plaatsen tot uitdrukking komen. Maar in de allereerste plaats heb ik de historische waarheid willen dienen, zooals ik die in studiën van lange jaren ben gaan zien.’
Laten wij beginnen er onze voldoening over uit te spreken, dat de interessante inhoud van dit boek zulk een waardige, passende omlijsting heeft gevonden door de bekende, smaakvolle zorgen der Zuid-Hollandsche Uitgeversmaatschappij. Dit eerste werk dezer geschiedenis (want we zullen nog met meer boeken worden begiftigd en verblijd) is een kloek deel geworden, in aantrekkelijken roomkleurigen band, sober versierd met enkel het wapen onzer Koningin, met een aangenamen omslag. De druk op het mooie Van Gelder-papier is duidelijk en fraai, en de illustraties zijn gekozen met gebruikmaking van het Koninklijk Huisarchief.
De ernstige, begaafde schrijver heeft zijn werk aldus verdeeld:
Te beginnen met ‘het Nassausche Land en den oorsprong van het huis Nassau’, vertelt hij daarvan de geschiedenis tot in de 16e eeuw.
Dan krijgen we de behandeling van den Nederlandschen Vrijheidsstrijd, met ten slotte als Intermezzo: 1. Oranje ambteloos; 2. Het Kind van Staat.
Een breede plaats in dit prachtige boek is ingeruimd aan Prins Willem van Oranje. ‘Maar niet breeder’, zegt Dr. Japikse, ‘dan overeenkomt met de groote beteekenis van dezen mensch in de omlijsting van zijn huis. Zij gaat verre uit boven die van al zijn voorouders en zij overtreft ook die van allen, die hem gevolgd zijn. Zoowel om wat hij heeft gewrocht, als om wat hij heeft gewild. Zijn werk bestaat in de grondlegging van den Nederlandschen Staat en van de Nederlandsche vrijheid.’
Pater Patriae staat geschreven op den grafsteen voor het grafmonument, dat later in het koor der Nieuwe Kerk te Delft voor Prins Willem is opgericht.
| |
| |
Buitengewoon interessant is de episode die handelt over Philips Willem, den oudsten zoon van Prins Willem; een hoogst karakteristiek portret is hier van hem opgenomen, alsook een afbeelding van de gevangenis, waar hij in Spanje door Koning Philips werd gevangen gehouden. Eerst na een verblijf van bijna dertig jaren keerde hij naar zijn eigen vaderland terug. In het eerst werd hij in Spanje niet zoozeer als een gevangene beschouwd; hij mocht bijvoorbeeld de universiteit Alcale de Henares bezoeken. Later werd hij opgesloten in het kasteel Arevalon in Castilië, waar hij in groote eenzaamheid leefde.
Philips was katholiek, koningsgezind en, uit den aard der zaak, Spaansch georiënteerd. Hij heeft er nimmer over gedacht de zijde van zijn vader of van zijn broeders te kiezen en stelde weinig belang in het land, waarvan hij volkomen was vervreemd. Nadat de erfenis van zijn vader was verdeeld, leefde hij in grooten staat te Brussel of te Breda. Hij was gehuwd met Eleonore, zuster van den prins van Condé en overleed kinderloos in 1618, zonder een staatkundige rol van beteekenis tje hebben gespeeld.
We krijgen eveneens een belangwekkend overzicht der figuren van Maurits en Willem Lodewijk, van Frederik Hendrik, Ernst en Hendrik Casimir, van Willem II en Willem Frederik en van Willem III, het Kind van Staat, een ‘zeer opmerkelijk mensch in opkomst, in het Huis van Oranje.’
Hiermede eindigt dit eerste deel, dat, veel meer dan een dorre opsomming van geschiedkundige feiten, een warm en vitaal levensverhaal is geworden van ons dierbaar vorstengeslacht. De schrijver, door zijn ontzaglijke kennis en belezenheid, zijn geduldigen, serieusen onderzoekingslust, zijn uitstekend combinatievermogen, geholpen door zijn zeer bizondere letterkundige qualiteiten, is in staat geweest een aanvang te maken op gelukkige wijze van een monumentaal standaardwerk, dat later zal blijken in onze geschiedkundige landshistorie van onvergankelijke waarde te wezen. Wij danken Dr. Japikse voor zijn, ten behoeve van geheel Nederland verrichten arbeid en hopen op een zoo spoedig mogelijk vervolg van dezen voortreffelijk geschreven historischen roman, die tegelijk een levende, warme, waarachtige werkelijkheid is.
* * *
| |
| |
Men weet, dat Nederland's geschiedenis van zijn ‘Grosze Zeit’ ook in het buitenland de aandacht en de belangstelling trekt. Thans is er wederom een opmerkelijk werk verschenen: Die grosze Zeit der Niederlande, geschreven door Emil Lucka en opgedragen aan onzen professor Huizinga. (Uitg. van Herbert Reichner, Weenen, Leipzig, Zürich, versierd met zestien zeer goede illustraties, naar meesterwerken van Hiëronymus Bosch, Jan van Goyen, Jacob van Ruysdael, miniaturen uit oude kronieken, enz.)
Dit is een boek om voor elken rechtgeaarden Nederlander in zijn bezit te hebben. Het is zeer goed geschreven met een gedocumenteerde kennis van zaken en is het merkwaardige resultaat van veel en grondig onderzoek. Het teekent in een samenvattend overzicht de karakteristiek der vroegere Nederlanden, toen Noord en Zuid nog één waren, en waar een hooge cultuur (men denke slechts aan de namen van Thomas à Kempis, de gebroeders Van Eyk, Pieter Brueghel) heerschte, die Nederland, zooals Emil Lucka zegt, ‘ebenbürtig neben der frühen Renaissance Italiens oder dem Barock Spaniens’ deed staan.
Het Hof van Hertog Philips de Goede, zegt de schrijver, was het rijkste en beschaafdste in het Europa der 15e eeuw, en de Florentijnsche Medici namen het zich ten voorbeeld.
Door de nog te weinig bekende kunst der met miniaturen verluchte handschriften voert de opgaande lijn naar de kunst der groote schilders; ook behandelt de welonderlegde en knappe schrijver de religieuse beweging en de reformatorische stroomingen, om eindelijk te komen tot de ontbinding van Noord en Zuid, waarna de Noord-Nederlandsche provinciën ‘schnell der gröszte Handelsstaat Europas’ zouden worden.
Het is den schrijver niet zoozeer te doen om ons op de hoogte te brengen der politieke omstandigheden van dien tijd, hij houdt zich meer bezig met de ontwikkeling der innerlijke cultuur, waar ‘Natur und Menschenseele geheimnisvoll zusammenhängen’, en waarvan het hoogtepunt in Rembrandt ligt.
Een hoogst interessant, waardevol boek, keurig uitgegeven met, onder een smaakvol omslag, een.... zeer toepasselijken.... oranje band. In de beschrijving van verschillende steden: Brugge, Gent, Antwerpen, Amsterdam, Dordrecht, Rotterdam, toont de schrijver zich een meester, en hoogst aantrekkelijk is het hoofdstuk over
| |
| |
bloemen, met een behandeling van den gigantischen tulpenhandel in de tweede helft der 17e eeuw. Zeer goed is ook de vertaling van Bredero's kermislied, en over het Hollandsche landschap en zijn schilders maakt de kundige schrijver uitstekende opmerkingen. Wij zijn blij dit boek in ons bezit te hebben.
* * *
Oranje en Alva is het onderwerp van Maurits Dekker's tweeden historischen roman. (De eerste heette: Oranje en de opstand der Nederlanders en werd eveneens uitgegeven door de firma Querido te Amsterdam.)
Maurits Dekker heeft een boeienden stijl en bezit een oorspronkelijken kijk op de vaderlandsche geschiedenis. Het historisch duel tusschen den Prins van Oranje en diens grooten tegenspeler Ferdinand, hertog van Alva, is hoogst interessant, en deze roman veel meer dan een roman is de geschiedenis van een volk en van een tijdvak.
De hertog van Alva is in dit werk meer dan een abstractie geworden. Maurits Dekker schildert hem als een mensch met groote talenten en bewonderenswaardig van trouw, toewijding en plichtsbetrachting, maar ook behept met vele fouten, en soms van een bijna onbegrijpelijke kortzichtigheid. De Watergeuzen, ‘deze drieste piraten’, worden ons voorgesteld met levendigen humor, en tal van belangrijke gebeurtenissen: de terechtstelling van Egmont en Hoorne, de slag bij Heiligerlee, de inname van den Briel worden ons met een kleurrijke plastiek geschetst. De persoonsbeschrijvingen van Marnix van Sint Aldegonde, Lumey van der Marck, Lodewijk en Adolf van Nassau, Dirk Coornhert enz., zijn origineel en tegelijk met een sterk verantwoordelijkheidsgevoel gedaan. Maurits Dekker blijkt een historicus van allure en wij verwachten nog wel meer mededeelingen van hem uit het heldentijdperk onzer historie.
N.G.
|
|