| |
| |
| |
Bibliographie
A.J.D. v. Oosten. Slagen op de ruit - 's-Hertogenbosch, z.j. Teulings' Uitg.-Mij.
De anders zoo scherpzinnige criticus H. Marsman heeft in de Nieuwe Rotterdamsche Courant deze kleine verhalen nogal afwijzend beoordeeld. Hij vond ze te eenzijdig, triest en zeurderig. Ten onrechte. De pessimistische kijk op de wereld-poppenkast, dien deze auteur er op nahoudt, is volkomen zijn goed recht als mensch en als kunstenaar. Dat hij bij allen ernst ook het lichtere ziet en voelt, bewijst zijn kleine roman Rutschbaan. De schetsen uit Slagen op de Ruit zijn alle luchtig gestyleerd. Voortreffelijk en eenvoudig proza, dat zich gemakkelijk laat lezen gelijk dit van Flaubert, waarvoor men echter literair heel begaafd moet zijn. Bovendien verstaat deze schrijver de kunst van doodgewone, schijnbaar onbelangrijke dingen iets te maken, dat je ook door zijn wijze van behandeling niet gauw meer vergeet.
| |
G.H. 's-Gravesande. Sprekende Schrijvers. - A'dam, 1935. J.M. Meulenhoff.
Wanneer een dergelijk werk, dat eenig in zijn soort is, niet een aantal drukken beleeft, weet ik niet meer waarmede men het verwende publiek tevreden moet stellen. Het is leerzaam, afwisselend en boeiend. Het is amusant, voor iedereen te begrijpen en toch blijkt uit deze interviews meer dan eens de ernst en de diepzinnigheid van den ditmaal sprekenden auteur. De kunst om een interview vlot en onderhoudend na te vertellen moet men niet onderschatten. Voor vroegere generaties was de bekende d'Oliveira daar een baas in. Doch ook de heer G.H. 's-Gravesande blijkt dit moeilijke werk volkomen te beheerschen. Wie ook maar iets voelt voor de vaderlandsche literatuur dient dit kostelijke boek in zijn bezit te hebben.
| |
| |
| |
Adolphe Engers. Ardjoena. - Amsterdam, z.j. L.J. Veen's Uitg.-Mij. N.V.
Een griezelig boek over de Indische High Life. Een vreemde geschiedenis, en men weet niet goed waar men met dezen auteur terecht komt. Wat er gebeurt is te dwaas om na te vertellen. Blijkbaar heeft de auteur iets heel fantastisch bedoeld, doch hij komt er niet uit. Van dit laatste is ook zijn onvoldoende taalhanteering een der voornaamste oorzaken. De auteur blijkt Oscar Wilde's Picture of Dorian Gray met vrucht te hebben gelezen.
| |
Elisabeth Reitsma. Don Juan. - Amsterdam, z.J. P.N. van Kampen & Zoon N.V.
Schetsjes, die door geen man op deze wijze zouden geschreven worden. Dit is opvallend werk van een vrouw. Een vrouw met een hart. Ik zie ook wel de fouten. Het valt niet zoo moeilijk te constateeren dat de inhoud van dit kleine geschrift niet nieuw is en dat eveneens de taal een wat ouderwetschen indruk maakt. Ik begrijp dat mannen als Ter Braak, Vestdijk en Du Perron voor dit zachte vrouwengedoe hun schouders ophalen. Voor de gevoeligheid van Carry van Bruggen is reeds menig jong criticus doof geworden. Om van een gevoelige jonge schrijfster als Julia Frank, die nu reeds zooveel jaren van ons heen is, maar niet eens te spreken.
Elisabeth Reitsma, die het noodlot van den mensch en zijn liefde tot in haar bloed heeft gevoeld, spreekt dit hier in verschillende varianten uit. Deze schrijfster weet haar ontroering op ons over te brengen. En wat kan men van kunst eigenlijk meer verwachten?
| |
David de Jong jr. De Stenen Doolhof. - Maastricht, z.j. A.A.M. Stols.
Een uitgebreid en gedegen werk over Amsterdam en de arbei-dersbeweging. Het boek loopt tot den fellen Juli-opstand in de Jordaan van 1934. Met veel studiezin, groote gaven en gemoedsélan is hier de ontwikkelingsgang van onze hoofdstad geteekend en hoe deze uitgroeide tot een wereldstad. Men zou de aanmerking kunnen maken, dat de compositie van dezen roman nog niet vol- | |
| |
maakt is, doch wat dit debuut aan kwaliteiten openbaart is zoo opmerkelijk, dat wij voor ons deel er zeker van zijn in de naaste toekomst David de Jong Jr. als een onzer groote romanschrijvers te kunnen begroeten. Als taalprocédé munt het uit door oorspronkelijkheid. De gevoelige verwoording spreekt onmiddellijk tot ons hart. Dit is alleen mogelijk wanneer een kunstwerk uit grooten waarheidsdrang is ontstaan. Wij wenschen den jongen auteur met dezen eersten roman van harte geluk.
| |
A.J.D. van Oosten. Rutschbaan. - Amsterdam, Antwerpen, z.j. N.V. ‘De Spieghel’, N.V. ‘Het Kompas’.
De oorspronkelijke dichter A.J.D. van Oosten kan ook als verteller luchtig en vlot styleeren. Bovendien weet hij gemakkelijk den inhoud van een verhaal te verzinnen, zonder de bekoring en de diepe gevoeligheid van zijn dichterschap te verliezen. Dit elegante verhaal van jonge menschen in hun kleine verhoudingen, verliefdheden, diepe grieven en levensspel is Fransch van allure en uitwerking. De kunst, die de Franschen altijd verstonden om langs den neus weg te vertellen, te treffen vlak op je gevoelige plaats, vele malen en onverwachts als een meester op de floret, deze kunst verstaat ook de Hollander A.J.D. van Oosten. In ons land komen dergelijke conteurs weinig voor. Cyril, Concon, René en Vic in hun even erotisch samenspel, zijn met woorden als het ware slechts in het voorbijgaan uitgestippeld, maar toch bewegen zij zich vóór ons en leven wij mee met hun kleine daden, die voor hen toch essentieele waarde hebben, zooals voor ieder mensch. A.J.D. van Oosten is als dichter en verteller op den korten afstand in onze letteren een fijngevoelige en origineele verschijning.
| |
Prof. Dr. N. Ph. Tendeloo. Kennis, Wetenscmap en Kunst. - Leiden, 1935. A.W. Sijthoff's Uitg.-Mij. N.V.
Waar dit geschrift zuiver wetenschappelijk of philosophisch is, kunnen wij de helderheid van zegging en de raakheid der gevolgtrekkingen zeer waardeeren. De wetten der formeele logica zooals
| |
| |
Schopenhauer ze onderscheidde, namelijk als kengrond, oorzaak en gevolg, zijnsgrond en handelingsmotief, worden onderzocht en verhelderend te pas gebracht. Waar de hooggeleerde schrijver definities tracht te geven over het wezen der kunst, zijn wij minder enthousiast. Kunst als ontroerende gemoedsopenbaring is wellicht, zooals de schrijver beweert, iets geheel anders dan kunst door gewone gemoedsopenbaring, maar wij zijn voor dit z.g. essentieele verschil niet ontvankelijk. Het wil ons voorkomen, steeds waar prof. Tendeloo het over kunst heeft (uiterlijk en innerlijk schoon, blz. 148), dat de auteur dan veel te abstract en te willekeurig te werk gaat. Een wazige vraag als: ‘hoe bezielt de scheppende kunstenaar zijn werk met gemoedswaarheid?’ (blz. 150) wordt natuurlijk op een starre en weinig zeggende wijze beantwoord, die een franken geest als Ter Braak bijv. zijn glad gestreken haar te berge zou doen rijzen. Maar vooral in het begin van het boek bevatten de bladzijden, die handelen over het begrip kennis, uitnemende verklaringen. De schrijver gaat van de gedocumenteerde grondstelling uit, dat alle wetenschap bij kennis begint, alle kennis op haar beurt bij zintuigelijke aanschouwing, die op zichzelf weer het begin is van een bewustzijnsinhoud. Bij die gedeelten volgen wij den belezen schrijver gaarne.
| |
Dr. André Cresson. De Wijsgeerige Stelsels (Les Systèmes Philosophiques), vertaald door Dr. G. Ellerbroek. - A'dam, 1935. N.V. Wereldbibliotheek.
De Fransche wijsgeer André Cresson heeft met dit zeer aantrekkelijk geschrift iets verricht dat èn wetenschappelijk èn paedagogisch ongeveer het moeilijkste is wat men zich op dit gebied kan denken. Want, terwijl hij het geheele boek door niet één oppervlakkigen regel neer schreef, heeft hij toch weten te bereiken dat wij een helder en meesterlijk-objectief overzicht kregen van de voornaamste philosophische systemen, die de wereld heeft opgeleverd.
Cresson is een geraffineerde denker. Hij graaft echter geen meterslangen put in den grond, zoodat degene die er in kijkt niets ziet dan duisternis. Hij staat rechtop en kijkt helder uit zijn oogen
| |
| |
naar alle kanten. De ruimte omgeeft hem. Zijn blikken doorboren het onbegrensde zoover zij dit vermogen. Dat is zìjn diepte. Hij heeft gezocht en gevonden de wortels der stelsels en waar zij bloesemen of dorren. Hij heeft hun talrijke pro's en hun minstens zoo talrijke contra's voor zichzelf laten spreken, zonder ook maar voor een moment partij te kiezen. Zijn resultaat komt hierop neer, dat, hoewel geleid door de groote gedachten der tijden, de zuiver redelijke slotsom tenslotte een overwinning moet zijn van eigen verstand en gevoel, van den geheelen wil.
Schepping, herschepping kan na ijverige en grondige studie slechts door eigen gaven bereikt worden. Elke zuivere gedachte sluit een creëerend element in zich. Dit alleen maakt de werkelijke persoonlijkheid gelukkig. Maak je onvermijdelijke fouten toch in eigen naam! Vertrouw tenslotte op het ieder aangeboren kenvermogen. Wie dit laatste doet, zal in de doorvorsching van het Absolute eveneens meermalen zijn gecontroleerd oordeel kunnen verdedigen, wanneer het berust op een zoo groot mogelijke waarschijnlijkheidskans om inderdaad het juiste oordeel te zijn. Hierin ligt m.i. de groote waarde van dit schitterend geschreven boek. dat in zijn veelzijdigheid ons de waarden en onwaarden van de voornaamste systemen op onvolprezen wijze ontvouwt.
| |
W. Kramer. Inleiding tot de Stilistiek. - Groningen-Batavia, 1935. J.B. Wolters' Uitg.-Mij. N.V.
De schrijver waarschuwt ervoor, dat men de stilistiek niet moet verwarren met stijlleer. De stijlleer is zoo oud als de kunst van spreken en schrijven. Zij dateert reeds van Aristoteles. De stilistiek daarentegen is een jonge wetenschap, die uit de school der psychologische taalbeschouwing stamt. De oudere stijlstudie bepaalde zich tot het opsporen en omschrijven van uiterlijke vormkenmerken; zij was formalistisch.
De moderne stilistiek is organisch; zij ziet het taalkunstwerk als organische gestalte van het leven; hier is de vorm het zichtbaar maken van een innerlijk leven. Het spreekt vanzelf, dat de belletristische uitingen, zoowel in proza als in poëzie de dankbare objecten zijn van deze moderne wetenschap. Tal van typische
| |
| |
kenmerken bespeurt de stilistiek bij het werk van Boutens, Kloos, Helman, Van Schendel, Van Genderen Stort, Busken Huet, Antoon Coolen, Marsman en vele anderen. Sommige typeeringen lijken mij wat gezocht, maar over het geheel zit er in de toepassing der stilistiek veel dat het overdenken ten volle waard is.
| |
Dr. H. Weijtens. Christus Onze Tijd-genoot. Roermond-Maaseik, 1935. J.J. Romen & Zonen.
Dit boek beoogt te zijn een vergelijkende literatuurstudie over het motief van den wederkeerenden Christus in de laatste halve eeuw. Het is een uitgebreid standaardwerk geworden. Het wil ons voorkomen, dat de schrijver in de uitwerking van zijn verheven bedoeling uitstekend geslaagd is. Zijn documentatie's toonen aan, dat hij een stuk van de wereldliteratuur tot de zijne gemaakt heeft. Ze strekken zich uit van Goethe en Dostojefski tot aan Van Eeden, pater Schreurs en Roel Houwink toe. Een af en toe eenzijdig, doch niettemin belangwekkend werk.
| |
Dr. G. Horreüs de Haas. De Godsdienstige Gedachte in de XXe Eeuw. - Assen, 1935. Van Gorcum & Co. N.V.
Een uitstekend en diepzinnig religieus-philosophisdh werk, waarbij wij zeer lang zouden kunnen stilstaan. Dit is echter het doel niet van deze korte notitie's. De Nieuwe Gids is het eenige maandschrift, dat van alle in de Nederlandsche taal geschreven werken een bespreking geeft of ze minstens vermeldt. De plaatsruimte, die De Nieuwe Gids hiervoor afstaat, is toch al zeer uitzonderlijk. De bibliographen moeten hiermede woekeren. Daarom slechts dit: de idealist Dr. G. Horreüs de Haas wenscht een nieuwe maatschappelijke orde, waar niet meer de menschen als gedachtelooze beesten elkaar verminken, maar waar door een hoog gestegen bewustheid de menschen weer verkrijgen wat zij geheel dreigden te verliezen, namelijk: eerbied voor het leven, eerbied voor het menschelijke dat dan vanzelf insluit eerbied voor het heilige.
| |
| |
| |
Prof. Dr. H.T. Colenbrander. Willem I Koning der Nederlanden. Tweede Deel. - Amsterdam, 1935. J.M. Meulenhoff.
Zoowel voor vakman als voor leek een historisch werk van groote beteekenis. De hooggeleerde schrijver heeft op eminente wijze in zakelijke, heldere taal dit moeilijke gedeelte onzer geschidenis, waarbij buitenlandsche betrekkingen, innerlijke welvaart en de koloniën o.a. een groote rol speelden, overzichtelijk gemaakt. De firma Meulenhoff heeft voor een keurige uitgave van dit uitnemende werk zorg gedragen.
| |
Dr. J. Nat. Geschiedenis van Het Oude Oosten. -Amsterdam, 1935. N.V. Wereldbibliotheek.
Voor de liefhebbers, vaklui en leeken, die meer willen weten uit de oudheid van de Egyptenaren en Assyriërs, een boekje om van te smullen. Het uitstekende werkje behandelt op uiterst duidelijke en voorzichtige wijze deze moeilijke materie. De schrijver weet uitstekend weer te geven, waar het historisch en godsdienstig op aan komt. Op zeer wetenschappelijke wijze behandelt de uitgebreid georiënteerde schrijver Egypte en Voor-Azië tot ± 2200. Dan bespreekt hij achtereenvolgens het Egyptische Middenrijk het Egyptische Imperialisme en den Amarnatijd. Belangrijk is wat hij schrijft over de Midden-Assyrische periode, den val van Damascus en Samaria, tot en met de opkomst van het Perzische Rijk.
De Wereldbibliotheek heeft dit werkje, zooals wij van haar gewoon zijn, weer voortreffelijk verzorgd. De afbeeldingen zijn gemaakt naar origineele foto's uit het Louvre te Parijs, het British Museum te Londen, de Staatliche Museen te Berlijn en het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden.
| |
J.P. Valkema Blouw. Tarantini. - Lochem, z.j. N.V. Uitg.-Mij. ‘De Tijdstroom’.
Een jonge Parijzenaar, die het tot beroemd violist brengt. Het slot, dat te vermoeden viel: het galante avontuur, waardoor het
| |
| |
huwelijksgeluk bijna vernietigd wordt, ontbreekt niet. Het boek is boeiend geschreven. Men leest de merkwaardige avonturen, die gelijk een film rijk zijn aan afwisselende tafereelen, met heel veel genoegen. Een prettig verteltalent. Ik ben benieuwd naar een volgend werk van dezen knappen auteur.
| |
Dr. P. Leendertz Jr. Uit den Muiderkring. - Haarlem, 1935. De Erven F. Bohn N.V.
In dit boek vinden wij voorbereidende studiën, die dr. Leendertz geschreven heeft voor een nieuwe uitgave der werken en een nieuwe levensbeschrijving van Hooft. Tal van wetenswaardigheden wordt de lezer reeds uit dit voorbereidende werk gewaar. De letterkundige documentatie's bewijzen de buitengewone wetenschappelijkheid waarmee dit werk is verricht. Ik heb groot respect voor de enorme letterundige kennis van den geleerden auteur en ik vind het eigenlijk ondankbaar van me zelf, dat ik voor deze doorploegde bladzijden niet meer in extase kan raken. Het is alles wat zakelijk en droog. Men bemerkt niet veel meer van het leven. Doch dat komt misschien nog, wanneer de nieuwe levensbeschrijving gereed zal zijn.
| |
Herman Gorter. De Groote Dichters. - Amsterdam, 1935 N.V. Em. Querido's Uitgevers-Mij.
Het is niet te verwonderen, dat Herman Gorter, een der grootste dichters van alle tijden, zich aangetrokken gevoeld heeft tot het leven en de verrichting van de grootste dichters die de wereld heeft opgeleverd. Hij behandelt hier het leven, streven en het werk van Aeschylus, Dante, Chaucer, Shakespeare, Milton, Vergilius, Vondel, Goethe en Shelley. Hij verricht deze enorme taak geheel zooals van den oorspronkelijken mensch, dichter en maatschappelijken hervormer Herman Gorter te verwachten was op grondslagen eener Marxistische maatschappij-leer en met een hoogst origineelen, boeienden, bijna koppigen levenskijk. Het standpunt waar - bij de beoordeeling van kunstenaars - menschen als
| |
| |
Adama van Scheltema, Henriëtte Roland Holst, Mevr. A. Romein Verschoor, Herman Gorter, Garmt Stuiveling e.a. van uitgaan, kan ik niet deelen. Niet of een poëet burgerlijk is in den Marxistischen zin, is voor mij van de hoogste waarde, maar of hij als ideeën-drager aller tijden niets dogmatisch in zich heeft, dat is een maatstaf die m.i. een veel ruimere menschelijkheid bepaalt.
Shakespeare zoekt niet de historische stof omdat hij een burgerlijk dichter is. Zijn scheppend verbeeldingsleven, dat naar toekomsten reikt, ziet in het kleurrijk bedrijf der koningen veel materiaal dat eeuwig menschelijk is van inhoud, en uiterlijk den schoonen schijn heeft van een schilderij door een meester gemaakt. Zoo is er ontzaglijk veel meer waar mij Gorter's maatschappelijke kijk, om het zoo eens te zeggen, het vrije uitzicht op het kunstwerk en op den kunstenaar belemmert. Maar er is ook machtig veel oorspronkelijks en vergelijkend materiaal, zoodat het geheel tot een boek werd waarmee men jaren van zijn leven kan zoek brengen. Een groot en driftig bezield mensch met een hypergevoeligheid voor het ruimste, het diepste en het allergrootste van de cultuur aller eeuwen is hier aan het woord.
| |
C. en M. Scharten-Antink. Littoria. - Amsterdam, 1935. Wereldbibliotheek.
Enorme werkers, de Schartens. Wat mij betrof zou ik gaarne willen zien dat zij minder boeken op de markt brachten, maar het vele interessante dat zij hebben mede te deelen op oorspronkelijker wijze tot kunst poogden te boetseeren. Littoria is een Mussolini-verheerlijking, van de zijde der boeren bekeken. De Schartens hebben het talent, de taalmacht en de fantasie om een in alle opzichten doorleefd en zielvol boek te schrijven. Wanneer zij dit nalaten, doen zij zichzelf en ons ernstig te kort.
| |
Jan Campert. Wier. - Den Haag, 1935. H.P. Leopold's Uitg.-Mij. N.V.
Een prachtige roman van den fijnen dichter Jan R. Th. Campert. In dit belangwekkende verhaal verbeeldt een forsch taalhanteerder de levens van kerels in den waren zin des woords. Met konijnen
| |
| |
stroopen en plundering van aangespoelde lijken scharrelen deze hun kost aan een van de wijde Zeeuwsche stranden, wanneer zee en lucht donker ineen vloeien en er geen lichtschijnsels meer weifelen boven de groezelzwarte duinkammen. Campert heeft met dit werk een gave en krachtige kunstdaad verricht. Ik ben er van overtuigd, dat zijn kostelijk talent het hierbij niet zal laten.
| |
Jan B. Ubink. De valsche Madonna. - Spel in drie bedrijven. Delft, z.j. J.G. Niessen.
Een boeiend spel. Met een goede rolbezetting zal dit stuk het op het tooneel wel doen. Het laatste bedrijf is - ook psychologisch - het zwakste. De dramatische ontknooping detoneert bij den luchtigen opzet van het geheel. De overgang had veel geleidelijker moeten geschieden. Overigens een alleraardigst gegeven met menige leuke en wereldwijze zet.
| |
Constant van Wessem. 300 Negerslaven. Amsterdam, 1935. N.V. Em. Querido's Uitgevers-Mij.
Het fonds van Querido's Uitgeversmaatschappij is wellicht het veelzijdigste van het geheele land. Een dergelijke firma, die wat aandurft, moet vooral door den Nederlandschen auteur in eere worden gehouden. Ook dit werk van Constant van Wessem is nu niet wat men noemt een alledaagsch boek, waarvoor men de leesbibliotheek zal bestormen. Het is uitheemsch van inhoud en zakelijk in zijn verwoording. En toch verkies ik het ver boven de meeste zoogenaamde ‘best sellers’. De tijd van den slavenhandel herleeft voor onze oogen.
De geschiedenis, die de auteur laat afspelen, neemt ons geheel in beslag en toont aan welk een zege de afschaffing dezer slavernij in de kern is geweest. Juist de kalme, beheerschte manier waarop deze ervaren prozaïst ons de verschrikkelijkste praktijken mededeelt, maakt dit verhaal zoo suggestief. Een voortreffelijk geschreven, boeiend boek, dat lang niet de belangstelling heeft verworven die het verdient.
| |
| |
| |
A. Viruly. The Green Hat. - Amsterdam, 1935. Andries Blitz.
De vliegenier A. Viruly is om zijn groote begaafdheid werkelijk te benijden. Naast de schoone kunst van het vliegen verstaat hij eveneens de sport van het atmosferische beeldenspel, opgetrokken uit elementen die men gezamenlijk taal noemt. Dit kleine, luchtige verhaal is een genot om te lezen. Wij hopen spoedig van dezen fijnbesnaarden waarnemer nieuw werk onder de oogen te krijgen. Hij heeft een ernstige fout, die hij dan meteen overwonnen kan hebben: vele van zijn zinnen zijn bepaald te lang. Zijn nobele schrijfkunst verdraagt de abnormaal korte zinnetjes der nieuwe en nieuwste zakelijkheid niet. Zijn al te uitgesponnen zinnen werken echter storend.
Jo Spier teekende de fijne boekversiering waarop dit werkje recht heeft.
| |
Albert Kuyle. Het Land van de Dorst. - Hilversum, 1935. N.V. Paul Brand's Uitgeversbedrijf.
Aangename lectuur. Een bundel ‘geslaagde’ reisnotitie's. Dit laatste kan men lang niet altijd zeggen van de prentjes die Otto van Rees voor dit werk teekende.
Max Kijzer.
|
|