| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
Mevrouw de Staël in haar leven en werk.
(Vervolg van blz. 84.)
De l'Allemagne (II).
Zooals ik reeds zeide, is het tweede deel De l'Allemagne het belangrijkste. De beste werken der Duitsche literatuur worden daar beschouwd en ontvouwd, en schoonheden worden ontdekt en voor ons bloot gelegd die anders misschien onze aandacht zouden zijn ontgaan.
Maar eer zij de producten van hun geest gaat behandelen, brengt de schrijfster ons eerst in kennis met de auteurs-zelf, want mevrouw de Staël had zelve persoonlijk contact met hen gehad, en interessante gesprekken met hen gevoerd.
De Duitsche letterkunde was toen nog jong, omspande nauwelijks twee geslachten, zoodat madame de Staël in staat was, hen die daarvan de grondleggers waren, nog te ontmoeten.
Het schrandere brein van madame de Staël vond het plotselinge ontspringen van een belangrijke literatuur uit een toch reeds oude natie een zóo curieus phenomeen, dat zij het met aandacht bestudeerde, en er haar indrukken over weergaf.
Zij schilderde de portretten der verschillende auteurs met al de warmte en de goedwillendheid van haar hart en verstand.
Vooral Schiller, de ‘vertueux auteur’ van zoovele theaterstukken die hem een groote reputatie bezorgden, wordt met een bizondere voorkeur behandeld. In den persoonlijken omgang was hij door zijn beminnelijke karaktereigenschappen haar vriend geworden, en zij bewonderde zijn werk met oprechte sympathie.
| |
| |
Op uitmuntende, zeer heldere wijze, maakt mevrouw de Staël uittreksels uit zijn tooneelspelen, en wijst op de meest voortreffelijke scènes, de meest touchante en ontroerende tableau's. In een paar woorden zet zij de situatie voor ons, en toont ons, waar de schoonheid en de dramatische kracht schuilt van het door haar besproken stuk. Schiller wordt door haar ons op het gunstigst voorgesteld, en zijn tragedies worden door haar in uittreksels, meesterlijk vertaald, waaruit blijkt, hoe knap mevrouw de Staël, de, voor een Franschman, zoo moeilijke opgave van poëtisch proza te schrijven, beheerscht.
Men kan gerust zeggen, dat madame de Staël aan Schiller alle recht heeft doen wedervaren. Wij van heden staan natuurlijk eenigszins anders tegenover de voortbrengselen der kunst van een anderhalve eeuw geleden. Als wij jong zijn, kunnen wij zijn treurspelen nog wel genieten, vooral bijvoorbeeld Don Carlos, met zijn treffende scènes, of Die Jungfrau von Orleans, met haar ontroerend:
Nie wird der Brautkranz mir die Locken zieren,
Nie blüht ein lieblich Kind mir an die Brust....
of Maria Stuart, waarvan wij op school heele gedeelten uit het hoofd leerden:
Eilende Wolken! Segler der Lüfte,
Denen ich oft meine Klagen vertraut....
en waarin de groote sensatie van het heftig gesprek tusschen Maria en Elisabeth de verrukking is geweest van het eene geslacht actrices na het andere.
Ik heb echter wel eens gehoord, en dit laat zich ook wel begrijpen, dat Schiller's werken het beste tot hun recht komen, indien ze op het tooneel worden gespeeld, en menige actrice en acteur eener vorige generatie heeft dan ook door Schiller haar en zijn schoonste triomfen beleefd.
Maar als lees-drama's kunnen zij ons tegenwoordig niet meer zoozeer voldoen. Wij weten tegenwoordig te goed dat Schiller het met de historie niet al te nauwgezet nam, hoe hij Jeanne
| |
| |
d'Arc niet laat omkomen op den brandstapel, maar haar op het slagveld laat sterven, gewikkeld in de vlag, en hoe Maria Stuart waarschijnlijk niet de martelares en ideale persoonlijkheid zal zijn geweest, zooals Schiller haar voorstelt. Swinburne benadert haar karakter en temperament vermoedelijk beter, wanneer hij haar noemt:
Rose, à tige épineuse et que rougit le sang....
en als hij Bothwell tegen Maria laat zeggen: ‘O, als we maar bij elkaar hadden kunnen blijven, wat een ras van tijgers zouden wij hebben geteeld!’ En bijna ontstellend aangrijpend is het tooneel (in Swinburne's uitgebreid drama Bothwell) waar Maria haar zieken, zwakkelijken echtgenoot Darnley door de intensiteit van haar enkele woorden voorbereidt, op het naderend onheil van zijn dood, waardoor een huiveringwekkende angst-sfeer wordt gecreëerd.
Het zwaartepunt der tragedie is de ter dood brenging van Maria door Elisabeth, maar.... de opsluiting en het vonnis waren het gevolg van een ontdekt complot, waarbij Maria Stuart het plan had gehad, Elisabeth te laten vermoorden....
Maar Maria Stuart's poëtische figuur heeft zeer vele dichters en prozaschrijvers geïnspireerd; wie onzer heeft op school niet gedweept met de klacht der arme Maria van Béranger:
Adieu, charmant pays de France,
Berceau de mon heureuse enfance,
Adieu! te quitter c'est mourir.
(niet zeer fraai door ten Kate vertaald:
Hooge bosschen, verre weiden,
Waar mijn jeugd is heengespoed,
Dierbaar Frankrijk wees gegroet!
Ach, nu ik van u moet scheiden
Is het of ik sterven moet.)
Over de historiciteit van Jeanne d'Arc's verbranding zullen we nu maar niet verder ingaan, vermelden wil ik alleen even,
| |
| |
hoe er tegenwoordig menschen zijn, die de ‘survivance’ van Jeanne d'Arc en zelfs haar later huwelijk voor waar houden.
Schiller's lyriek is voor ons huidigen, die aan zuiverder, directer, eenvoudiger dictie gewend zijn, te gezwollen, te rhetorisch, te overdreven; herinnert ge u: Freude, schöner Götterfunken, Tochter aus Elysium....? Durch die ewige Natur duftet ihre Blumenspur, whet ihr goldner Flügel.... En de gelieven.... die in den toestand verkeerden van:
Wie zwo Flammen sich ergreifen,
Wie Harfentöne in einander spielen
Zu der himmelvollen Melodie,
Stürtzten, wogten, flogen Geist und Geist zusammen,
Lippen, Wangen brannten, zitterten,
Seele rann in Seele, Erd und Himmel schwammen,
Wie zerronnen um die Liebenden....
Het is echter wel te begrijpen, dat een enthousiaste Française als madame de Staël aan dergelijke uitlatingen niet zoozeer aanstoot nam. En Schiller had ook wel dieper, echter momenten, waardoor hij aan Goethe vooral dierbaar werd, als bijvoorbeeld, waar hij in Wallenstein den stervenden Talbot laat zeggen: En het eenige wat wij uit den strijd des levens mededragen, is een inzicht in het niets....
Het genie, waarvoor alle Duitschers zich in eerbied buigen, Goethe, wordt door mevrouw de Staël uitnemend gekarakteriseerd. Met groote aandacht peilt zij dien strengen en diepen geest, dat welbeheerschte en evenwichtige talent en zonder haar ernstigen en veel-omvattenden arbeid zou Goethe buiten zijn vaderland misschien nooit zoo zijn geäpprecieerd, als hij thans overal wordt gedaan.
(In den jaargang 1932 van De Nieuwe Gids schreef ik, in de rubriek Feiten en Fantasieën over de vrouwenfiguren, voorkomende in Goethe's werken.)
Mevrouw de Staël heeft geen parallel getrokken tusschen de Fransche en Duitsche letterkunde, maar ons de Duitsche op haar best laten zien. Haar vertalingen, o.a. van de allerliefste idylle Louise van Johann Heinrich Vosz, die deze classicus in Griek- | |
| |
schen trant heeft geschreven, is uitnemend geslaagd. Ondanks haar bewondering voor de Duitsche kunst, komt de liefde voor de eigen literatuur toch duidelijk uit in deze woorden:
‘Quelques scènes produisent des impressions plus vives dans les pièces étrangères; mais rien ne peut être comparé à l'ensemble imposant et bien ordonné de nos chefs-d'oeuvre dramatiques: la question seulement est de savoir si, en se bornant comme on le fait maintenant, à 1'imitation de ces chefs-d'oeuvre, il y en aura jamais de nouveaux’. (De l'Allemagne, tome II p. 15.)
Madame de Staël beschouwt na Schiller en Goethe, Werner, Zacharias Werner, als de grootste dramaturg van Duitschland. Zij behandelt verschillende zijner stukken: Luther, Attila, Les fils de la Vallée (Die Söhne des Thals) La Croix sur la Baltique (Das Kreuz an der Ostsee), Le 24e Février.) In onze bibliotheek bevindt zich de complete Werner, (die behoorde tot de na-romantici, de zoogenaamde schrijvers der Schicksalstragödie) en die in krankzinnigheid eindigde; door godsdienstwaanzin gedreven, hing hij zich aan een raamkruis.) Der 24e Februar is het korte, maar verschrikkelijke stuk, waar ouders hun, uit den vreemden terug-gekeerden zoon niet herkennende, hem om gewin vermoorden. Mevrouw de Staël vindt, dat dit stuk, met zijn ‘vérité atroce’, niet zoozeer tot kunst kan worden gerekend, en geen eere doet aan Werner's ‘beau talent’.
De Deensche schrijver Kotzebue stond toen op het hoogtepunt van zijn roem. Madame de Staël las hem in het Duitsch. Deze dramaturg werd in alle mogelijke talen vertaald, en ook het Holland dier dagen zag ‘Menschenhaat en berouw’, Hugo de Groot, de Pagestreken enz. enz. op de planken gebracht. Mevr. de Staël waardeert hem met een kalme appreciatie. Meer bewondering heeft zij voor Klinger, en vooral diens tragedie: Die Zwillinge heeft haar getroffen. Klinger, dien wij ook compleet bezitten, gaf met zijn tooneelspel Sturm und Drang aan eenige schrijvers aanleiding om zich Stürmer und Dränger te noemen; zijn stijl is excentriek, gezwollen en hevig, en om zijn meest ontroerde passages moeten wij nu vaak glimlachen, maar zeker is het, dat Klinger met zijn hartstochtelijk élan veel leven in de brouwerij heeft gebracht. Schouder aan schouder met hem stond Lenz (door mevr. de Staël niet genoemd.); ja, zóó een waren zij,
| |
| |
dat Lenz' stuk Die Schwestern in de Universalbibliotheek wordt toegeschreven aan Klinger!.... Ook Tieck, die in den laatsten tijd weer wat wordt opgehaald (zoo juist verscheen er een Fransche vertaling van eenige zijner romantische verhalen Le vase d'or) bezitten wij compleet in de origineele editie; wij lazen veel van hem; hij is vloeiend van stijl, vol fantasie, maar in zijn romans wel eens wat te wijdloopig. Mevr. de Staël behandelt van hem: Genoveva van Brabant, waar zij veel goeds van zegt. Collin, dien zij óok kent, is thans geheel vergeten; zij zegt evenwel, dat deze schrijver is ‘un des plus estimés en Allemagne,’ en de eenige, die in Oostenrijk werd gewaardeerd, en zijn drama Regulus, zegt zij, zou ook in Frankrijk hoogelijk worden geapprecieerd. Iffland noemt zij ‘le premier des acteurs de l'Allemagne et l'un de ses écrivains les plus spirituels’. Ook behandelt zij nog de Denen Oehlenschläger en Holberg. Zeer veel tooneelstukken van de meest verschillende auteurs heeft mevrouw de Staël het genoegen gehad personolijk te zien opgevoerd, vooral te Weimar, waar het tooneel onder Goethe's supervisie stond. Zij wijdt een geheel hoofdstuk aan de acteurs en hun declamatie, en vooral prijst zij Iffland, wiens theorie over het gebarenspel zij très ingenieuse noemt. Hij spot terecht met de gestes der ‘molenwiekende armen’, en dringt op soberheid en distinctie in de uitdrukking der gevoelens aan.
Wanneer zij de Duitsche romans onderhanden neemt, begint zij met Goethe's Werther. (Zooals men weet, geeft Goethe in dit werk de levenstragedie van zijn jongen vriend Jerusalemm), om te vervolgen met Wilhelm Meister, zóó vol van ‘discussions ingénieuses et spirituelles’, dat men dit boek een ‘ouvrage philosophique du premier ordre’ zou kunnen noemen. De figuur van Mignon noemt zij ‘mysterieux comme un rêve’, en overal in Duitschland, zegt zij, wordt het lied ‘Kennst du das Land, wo die Citronen blühen’ geliefd, zooals het later ook in Frankrijk het geval was met de vertaling: ‘Connais tu le pays où fleurit l'oranger?....’ Die Wahlverwandtschaften wordt daarna onder de loupe genomen; de vertaling, zegt zij, heeft in Frankrijk geen succes gehad; men begreep de bedoeling niet van dit werk, en vond de thesis, waarop het is gebouwd, niet natuurlijk maar geforceerd. (Ook ik behandelde dit boek in mijn voormeld essay.)
| |
| |
Mevr. de Staël beschouwt Mathias Claudius (van de Wandsbecker Bote) als een der verdienstelijkste der Duitsche comische auteurs, ofschoon zij zeer terecht zegt, dat diens werk niet in de schaduw kan staan van werken als Lesage's Gil Blas, Gulliver van Swift of Tristram Shandy van Sterne. Jean Paul valt minder in haar smaak, en deze eenmaal zoo beroemde auteur is inderdaad nu ook vrijwel vergeten; (behalve het, in alle schoolbloemlezingen voorkomende Die Neujahrsnacht eines Unglücklichen!) Hij is soms uitstekend in zijn ernst, zegt zij maar ook dikwijls zóó zwaar dat hij absoluut vermoeiend werkt op den geest.
Duitschland, zegt mevr. de Staël, vloeit over van eminente historieschrijvers, als b.v. von Müller, Mascou, Schöpflin, Schloezer, Gatterer, Schmidt, van wien zij den eerste prefereert; en zijn dood noemt zij ‘une perte irréparable’. Hij heeft voor Duitschland gedaan, zegt zij, wat de alom bekende Sismonde de Sismondi voor Italië deed met zijn ‘Histoire des Républiques Italiennes.’
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.)
M.L.T.V. - De verrassing der bloemen en brief, die mij zoo-even gewerd, is liever en mooier, dan wat ik in het heele verdere jaar zou kunnen krijgen.... Mijn innigste dank en heilbede voor Uw gezondheid gaan naar U heen. Wat U al deze jaren voor mij is geweest? ik zal het in één woord uitdrukken: de peiler onder mijn levensbrug. U houdt de hoop op de menschen, het leven, de toekomst, in mij wakker... Dank, dànk.
J.K.R.v.S.
|
|