| |
| |
| |
Bibliographie
R.W. Broekman. De Golfslag der Eeuwigheid. - Arnhem, 1931. Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V.
Een inleiding tot een levensopvatting, die alleszins waard is gelezen en overdacht te worden. De welmeenende auteur houdt een pleidooi voor de menschheid om tot een hoogeren zielestaat te geraken. De mensch behoort tenslotte afgewend van de aarde te zijn. De machtigste liefde tusschen menschen moet plaats kunnen maken voor liefde die op Eeuwigheid gericht is. Heel mooi. Doch een eeuwenoud recept, zou ik zoo zeggen. Dat kan echter bezwaarlijk anders, wanneer men op verantwoorde en deugdelijke wijze den mensch wil voorschrijven hoe hij voortaan heeft te leven.
| |
Dr. M.H.J. Schoenmakers. Inleiding tot de gewijde Wijsbegeerte. - Bussum, 1933. N.V. Uitg.-Mij. C.A.J. v. Dishoeck.
Vooral signifisch de moeite waard. Meermalen uitstekende woord- en begripsverklaring. Geen werk voor beginnelingen. Het is apodictisch, leerstellerig en religieus en daardoor dikwijls (verkapt) dogmatisch. De zuiver afgestemde critische zin ontdekt in menige paragraaf het in den grond a-philosophische.
| |
Dr. D. Wiersma. Toepassingen der Zielkunde. - Leiden, 1933. N.V. Leidsche Uitgeversmaatschappij.
Met groote belangstelling heb ik deze vier voordrachten gelezen. Zij zijn, meen ik, zoowel voor een intellectueel als voor een ongeschoolde uitstekend te begrijpen. Van de vergelijkende methode die Dr. Wiersma toepast, heb ik persoonlijk veel geleerd, waartoe de helderheid waarmee deze studies geschreven zijn, niet weinig
| |
| |
bijdraagt. Dit werk is wetenschappelijk van hoog gehalte. Dr. Wiersma stamt uit de school van wijlen den Groningschen wijsgeer en psycholoog Prof. Dr. G. Heymans.
| |
De Wijsbegeerte in haar verhouding tot ons Hooger Onderwijs. Uitgegeven op gezag van de afdeeling Nederland der Kant-Gesellschaft. - Haarlem, 1933. De Erven F. Bohn N.V.
Verschillende onzer voornaamste hoogleeraren in de wijsbegeerte en wijsgeeren hielden eenige jaren geleden een congres, dat ten doel had den achterstand van de wijsbegeerte aan onze universiteiten zoo afdoende mogelijk te herstellen. Tot nu toe is hierin wel eenige verbetering bereikt. Dat de Hooggeleerde Heeren Jordan, Casimir, Polak, Clay en vele anderen thans met de resultaten tevreden zullen zijn, meen ik echter te mogen betwijfelen. Het zal nog wel menige eeuw duren, alvorens de domme, vlakke mensch heeft ingezien, dat de wereld alleen door de cultuur gered kan worden en dit voornamelijk door zijn wijsgeeren en dichters. En toch is het zoo. Alleen het ware ideaal, het ideaal van het ware kan helpen. En de echte wijsgeer is de echte criticus, dat wil precies zeggen: de absolute idealist.
| |
Prof. Dr. G. Heymans. Inleiding in de Metaphysica. - Amsterdam, 1933. Wereldbibliotheek.
Het machtige standaardwerk van wijlen Prof. Dr. G. Heymans, den Groningschen wijsgeer, eindelijk vertaald. Dit is een zegen voor de Nederlandsche wetenschappelijkheid in den ruimsten zin des woords. Nimmer is zoo helder, diepzinnig en geniaal geopenbaard wat men eigenlijk onder een zuivere metaphysica op grondslag der ervaring heeft te verstaan. Wij raden ieder mensch, waarbij van binnen nog iets geestelijks woelt, hartgrondig aan in deze chaotische tijden dit grandioos-systematische werk te lezen, te herlezen en te bestudeeren. Wij meenen tot het laatste stadium gevorderd te zijn. Zeker weten wij, dat wij nog jaren lang ont- | |
| |
dekkingen in Heymans' Metaphysica zullen doen van logische diepzinnigheden die wij voorshands niet begrepen en uitspraken geniaal-consequent doordacht, waartoe wij langzaam moesten rijpen.
Uit Heymans' onvolprezen school leerden wij ook veel van zijn eminenten leerling en geestverwant Prof. Mr. Dr. Leo Polak, wiens heel voorname werk ‘Kennisleer contra Materie-Realisme’ wij reeds meermalen mochten aanbevelen. Leo Polak schrijft in deze Hollandsche vertaling het ‘Woord Vooraf’. Het zij ons toegestaan zijn slotregels tot de onze te maken: ‘En uit het diepst van mijn gemoed herhaal ik hier het woord, waarmee ik besloot wat ik te zeggen had bij Heymans' aftreden: Gezegend de kultuur, die zijn geest zal ademen!’
| |
Dr. C.J. Bleeker. Inleiding tot een Phaenomenologie van den Godsdienst. - Assen, 1934. Van Gorcum & Comp. N.V.
Een leerzaam en diepzinnig boek. Een doorlichting van het verschijnsel Godsdienst. Het omlijnd-religieuze in al zijn variaties formeel bekeken. Het is gemakkelijk te begrijpen, dat dergelijke boeken weinig opgang maken. Zij zijn naar wezen en beteekenis eigenlijk uitsluitend geschikt om door religieuze naturen, dichters en wijsgeeren naar waarde genoten te worden. Een middelmatige romanschrijver met zijn volkomen overbodige producten zal altijd nog tienmaal meer naam maken dan Dr. Bleeker. Wat in de kern beschouwd ook al weer van weinig beteekenis is, daar persoonlijkheden, die met een mystischen aanleg gezegend zijn, geen waardeering van buiten af noodig hebben.
| |
Dr. Marie Madeleine Prinsen. De Idylle in de achttiende eeuw. - Amsterdam, 1934. Uitgeversbedrijf De Spieghel.
Een bijzonder fraai uitgegeven boek met een belangwekkenden tekst. De geleerde auteur geeft ons de ontwikkelingsgeschiedenis der idyllische kunst in de 18e eeuw. Zij gaat op de kern der zaak in, verschaft ons uitstekend vergelijkend feiten-materiaal en schrijft
| |
| |
haar betoog in een heldere, overtuigende taal. Naast vele bijzonderheden leeren wij vóór al het andere welk een aanzienlijke plaats de pastorale in de achttiende eeuw innam. Het wordt ons duidelijk, dat wij, Hollanders, zelfs in de pastorale idylle onzen realistischen aard nooit geheel verloochenden. Het blijkt, dat wij in het schrijven van het dorpsgedicht en de dorpsvertelling, die uit de pastorale idylle voortkwamen, niet voor andere volkeren onderdeden. Zelfs Elisabeth Post, Betje Wolff en Bilderdijk waren een goed eind op weg naar de dorpsvertelling. Voor de literatuurliefhebbers, die iets meer van den ontwikkelingsgang der herdersspelen in den ruimsten zin des woords gewaar willen worden, een zeer aantrekkelijk boek.
| |
Aart van der Leeuw. Die van hun leven vertelden. Rotterdam, 1934. Nygh & Van Ditmar N.V.
Er zijn van die schrijversnamen, die het beste in je wakker roepen, wanneer je ze noemen hoort of uitspreekt. Het is nog zoo kort geleden dat Aart van der Leeuw van ons heenging. Zijn proza, smaakvol bezield en fijn van tint als zachtkleurig ooft, kunnen wij evenmin vergeten als den bescheiden maker ervan. In dit boekje leer ik Aart van der Leeuw kennen van een kant waarvan ik hem nog nooit mocht beschouwen. Hij treedt hier op als de teedere biograaf van een aantal persoonlijkheden, waarvan ik echter verschillende niet of onvoldoende ken. En toch heeft de lezing mij goed gedaan. De bijzonderheden van deze vreemdsoortige menschen kregen een aparte bekoring door de zachtzinnige stem waarmede Aart van der Leeuw ze begeleidde. Bij alle intieme warmte, die mij uit deze charmeerende bladzijden tegemoet treedt, bemerk ik toch wel dat in den fijn beeldenden prozaïst van zoo menige pastoraal-schoone vertelling geen rasecht biograaf is verloren gegaan. Psychologische bijzonderheden laat hij leven naast onbeteekenende details. Hij is niet scherp genoeg in zijn ontleding en streeft zelfs op korten afstand te weinig naar compleetheid. Trots de aanmerkingen die men er op kan maken, blijft dit geschrift de moeite waard, zooals alles wat deze eminente schrijver verrichtte.
Max Kijzer.
|
|