| |
| |
| |
Maandelijksch overzicht Letterkundige notities.
De goede herder.
Is het niet een hoogst merkwaardig verschijnsel, dat, in den tegenwoordigen tijd van vaart en ongeduld, van tempo! tempo! van vluchtig neergepend werk, van romans, die de duidelijke sporen dragen van overhaasting en on-bezonkenheid, er een boek verschijnt van de hand eens schrijvers, die, onder de literatoren, wel de meest universeele belangstellingen heeft, die zijn aandacht besteed aan honderderlei onderwerpen, die arbeidt met een schier bovenmenschelijke kracht, een boek verschijnt, (De goede Herder, door Dr. P.H. Ritter Jun., keurig uitgegeven door Scheltens en Giltay, Amsterdam) dat volkomen blijk geeft, diep te zijn doordacht, dat van het begin tot het einde zielvol is gevoeld, dat van volzin tot volzin breed en rustig voortschrijdt dat niets verzuimt, wat behoort te worden gezegd en geschreven, dat, in één woord, absoluut gaaf is en af, en in literair opzicht geheel, wat een letterkundig-goed boek moet zijn!....
De geest van Dr. Ritter, men weet het, beweegt zich in vele richtingen, maar dat hij ook als auteur alle qualiteiten bezit, die den waardevollen literator maken, wordt door zijn nieuwste creatie opnieuw bewezen. Hij is de schrijver pur sang, die niet met een voorop gesteld doel zich aan het schrijven zet, maar innerlijk gedreven wordt tot het verwoorden, wat diep in hem als een waarachtige werkelijkheid heeft geleefd. Hij heeft de karakters en toestanden met zijn innerlijk oog doorschouwd, en wéét, door zijn zuivere intuïtie, nauwkeurig wat hij zeggen moet. En daarom is dit boek zoo compleet geworden, zulk een sterk, reëel brok leven, en voelt men het aan, als ware het beschrevene
| |
| |
een historisch en niet een fictief gebeuren, en als hadden wij de uitgebeelde personen in wezenlijken omgang gekend.
‘De goede Herder’ is een prachtig boek, en misschien wel het mooiste, dat in de laatste jaren is verschenen. Het is goed van conceptie, goed van uitwerking., logisch van bouw, en noodzakelijkerwijze heenleidend naar het slot.
De psychologische studie van Louise is zóó voortreffelijk gedaan, dat wellicht, nà Louis Couperus' Eline Vere, er geen boek in Holland is verschenen, dat een dergelijke subtiel-preciese, zuiver-juiste, ragfijne analyse bevat van een uitzonderlijke vrouwenziel. Het is voor de vrouw, die een temperament als dat van Louise, hoe bizonder het ook is, begrijpen kan, een wonder, te merken, hoe een man in staat is geweest, deze ziel te peilen en te ontleden, zóó feilloos, dat men er geen mistasting, geen fout, geen onnatuurlijkheid in ontdekken kan. Louise is geen gewone vrouw, maar juist dáarom is het zoo moeilijk haar vreemdheid te toonen, èn de lezers mede te doen voelen, dat deze natuur bestaanbaar is, ja, bestaat. Want Louise, met haar ‘attrait de l'abîme’, is geen verzonnen figuur, geen fantasie van een auteur, die eens met ‘iets anders’ voor den dag komen wou, - neen, Louise is echt, zij leeft, zij is een type, dat ondanks haar onmacht ‘de conduire sa vie dans la vie’, bestaat op deze aarde, en misschien wel méer voorkomt, dan het argelooze publiek vermoedt. ‘Que m'importe le soleil? je n'attends rien des jours’ en: ‘Il n'est rien commun entre la terre et moi....’ deze uitingen van Lamartine konden gezegd zijn door Louise. Deze vrouw was onbewust een ‘chercheuse d'infini’ (Baudelaire) en ging tastend als een blinde door het te lichte, te luidruchtige leven, en was, zooals Lord Alfred Douglas zegt, gelijk aan een ‘weary white moth, flying on soft, vague wings towards desired death....’
Het verlangen naar den dood, naar het niet meer zijn, naar den terugkeer tot de groote, volledige onbewustheid, is aan sommige ongelukkigen ingeboren. Zij voelen zich nergens thuis in het leven, zij zijn als verdwaald op de aarde, en doen zij aan het bestaan der gewone stervelingen mee, dan is het, zooals een slaper handelt en ondergaat in den droom. Er is geen contact tusschen hen en de buitenwereld; het dagelijksche leven gaat
| |
| |
boven hun macht, zij laten zich zachtjes voortdrijven, willoosgewillig, naar de algeheele vergetelheid van den begeerden dood. Zij zijn als slaapwandelaars, die zich weliswaar bewegen, doch zonder besef. En het was dan ook uitstekend gevoeld van Louise, toen ze zei: ‘Ik had geen kind mogen hebben’.
Meesterlijk heeft Dr. Ritter deze vrouwengestalte uitgebeeld. Meesterlijk heeft hij de omstandigheden aangegeven, waaronder, fataal, zij, die reeds van aanleg zoo was, - werd zij niet ‘geboren uit een schim, uit een gemis, uit een verlangen’?.... zoo worden moest als zij werd. In haar natuur had zij een noodlottige ‘insuffisance’, - en ook weer meesterlijk is ‘der Kampf zu zweien, der Ehe heiszt’, zooals Strindberg zegt, door Dr. Ritter beschreven. De onvoldaanheid in het huwelijk van Frans Roorda en Louise, het voortdurend naar elkaar toe tasten, naar elkaar toe worstelen, het elkaar verwijten, waar elk der twee, krachtens zijn natuur machteloos was, anders te handelen, is met een adembeklemmende overtuigingskracht uitgebeeld.
Is de ijle, bijna onwerkelijke gedaante van Louise onverbeterlijk gegeven, ook de figuur van Frans Roorda, die als dominé waarlijk poogde ‘een goede herder’ voor zijn gemeente te zijn, heeft de schrijver met uiterste fijngevoeligheid, en teedere handen geboetseerd. Wij voelen ook dit karakter als volstrekt levend en waarachtig aan. Zijn strijd, zijn optornen tegen wat onvermijdelijk en onveranderbaar is, zijn enthousiasme, zijn eerlijke onzelfzuchtigheid, zijn christelijke opofferingsbereidvaardigheid, zijn alleszins aannemelijk, en zijn langzame verwijdering van Louise, het apathisch langs elkander leven, wordt ons, met suggestieve kracht, als onontwijkbaar, in de ziel gedrongen.
Professor Jansma, Wietske, tante Gonne, en tegen het einde, het jonge meisje, - wij zien hen vóor ons, niet als hersenspinsels van een bekwaam auteur, maar als levende menschen, zooals wij ze om ons heen zien, en in dit boek, als het ware, herkennen.
Doch meen niet, dat om de karakterteekening, het decor, waarin dit drama is gezet, verwaarloosd zou zijn. Wanneer dr. Ritter een schildering geeft van het heidelandschap, met de steeds wisselende lucht daarboven, dan is het goed; beschrijft hij het morgengekwetter der vogels, met de ‘sjilpende overdrijvingen’ der musschen, dan is het goed; laat hij de menschen spreken,
| |
| |
evoqueert hij de sfeer van Groningen, van Heidekarspel, van Zwartendam, dan is het goed, góed, goed. Deze roman maakt den indruk langzaam, met groote behoedzaamheid en aandachtig overleg te zijn geschreven, elke zin lijkt bedaard en nauwkeurig overwogen; en is dit niet zoo, heeft de auteur niet zooveel tijd noodig gehad voor de samenstelling, is ‘De goede Herder’ aus einem Gusz uit zijn brein te voorschijn gekomen, dan hebben wij diep respect voor zóoveel knapheid, zóoveel helder inzicht, zóoveel zekerheid.
‘De goede Herder’ is een boek, dat allerwege belangstelling wekken, en alom de aandacht trekken zal. Het zal veel worden besproken, bestudeerd en bediscussiëerd, maar, - naar wij stellig meenen, altijd met waardeering, vreugde om deze interessante toevoeging aan Nederland's literatuur, en bewondering voor schrijvers omvangrijk, zeer bizonder, volkomen objectief en natuurlijk, ruim en zuiver talent.
N.G.
| |
De planeten en hun raadsels.
Bedenken wij wel eens, dat onze aarde is:
....a revolving globe, that whizzes through elemental space around a ball of fire; which in turn is rushing with all its satellites at an inconceivable speed from nowhere to nowhere, and to the surface of the revolving, whizzing globe a multitude of living things, desparately clinging, in the midst of cataclysmic danger, between the twin enigmas of birth and death....
Arnold Bennett.
Malgré nous l'infini nous tourmente.... en dit is dan ook de reden, dat boeken, als het zoo juist verschenen: De planeten en hun raadsels door Dr. A.J.M. Wanders (Uitgave Erven J. Bijleveld, Utrecht) zoozeer de aandacht trekken en zoo gretig worden gekocht.
Het is een zeer verheugend feit, dat er nu een Hollandsch werk over astronomie is verschenen, naast de buitenlandsche werken over sterrenkunde, die een wereldvermaardheid hebben: in de eerste plaats Dr. James Jeans, met zijn The mysterious universe, The universe around us, The stars in their courses,
| |
| |
Through space and time, dan Prof. Papp Was lebt auf den Sternen, Lundmark Das Leben auf anderen Sternen, Eddington Stellar movements and the structure of the universe, Moreux Un jour dans la lune, Newcomb The stars, - deze en vele andere werken over Sterrenkunde bevinden zich in onze bibliotheek, en zijn ook door ons gelezen, zoodat wij bevoegd tot oordeelen zijn, want hebben kunnen vergelijken, om tot de gelukkige slotsom te komen, dat Dr. Wanders, in alle opzichten, vlak naast zijn vermaarde buitenlandsche collega's verdient te staan. Zoo overzichtelijk, zoo populair, zoo duidelijk en smakelijk, heeft hij zijn stof behandeld en onderverdeeld, dat elke leek dit boek genieten kan, en er heel veel uit zal leeren! Elk hoofdstuk staat op zichzelf, en ieder kan dus kiezen ter lecture, wat hem het meeste aantrekt. Dr. Wanders geeft ons de resultaten der nieuwste wetenschappelijke onderzoekingen, en wáar men zijn werk opslaat, ‘da ist's interessant’. De spectraal-analyse brengt ons op de hoogte van de grondstoffelijke samenstelling der planeten, moderne prestaties in Amerika geven de uitslagen aan van temperatuurmeting van diverse landstreken op Mars! De lengte der aswenteling van Venus is geconstateerd; wereldkaarten van vreemde hemelbollen worden vervaardigd; de floersring van Saturnus, de roode vlek op Jupiter, een intramercuriëele planeet worden onder de loupe, of liever onder de telescoop genomen, en het aldoorvorschend oog van den mensch ontdekt nu eens de verdwijning van een kratertje op de maan, dan weer dat waterstofpartikeltjes elke seconde bijna 2 K.M. afleggen en dat de snelheid der vaart van b.v. een helium-atoom kan worden opgevoerd door de temperatuur te verhoogen. En dit alles en nog eindeloos, eindeloos veel meer vinden we in De planeten en hun raadsels. Men kan eenvoudig niet uitscheiden met de lezing van dit even belangwekkende als belangrijke boek, dat in een kloek deel keurig is uitgegeven en met
verhelderende illustraties is verlucht. Dr. Wanders, ofschoon hij met ons de heelalruimte doorreist blijft met zijn voeten stevig op den beganen grond staan, met andere woorden, hij begeeft zich niet in speculaties, als bijvoorbeeld John Elliot Emerson, die in zijn Die Welträtsel gelöst, alles toeschrijft aan de aanwezigheid van het ‘Welteneis’: de zonnevlekken, de weersveranderingen, de overstroomingen,
| |
| |
enz. enz., of van onzen vriend James Jeans, die, voortbouwende op Einstein's theorie, ons wil wijsmaken, dat de ruimte, de heele heelalruimte een bolvorm is, die zich evenwel na verloop van zooveel tijd uitzet en anderhalve maal grooter wordt. Waarin de bol zich kan uitzetten, als de absolute ‘space’ door hem wordt ingenomen? dat meldt de historie niet. Neen, Dr. Wanders is, goddank, geen fantast, hij beweert niet, maar bewijst, volgens de nieuwste wetenschappelijke onderzoekingen, en daarom zijn wij hem dankbaar voor zijn arbeid, dien wij met gretigheid en instemming hebben gevolgd, met spijt, toen wij het boek ten einde hadden gelezen. Een woord van warme aanbeveling moge dit rijke en diepe werk vergezellen.
Van denzelfden betrouwbaren geleerde Dr. A.J.M. Wanders verscheen in de aantrekkelijke serie Schijnwerpers (Utrecht Uitg. Het Spectrum) De Maan dichtbij, met illustraties en figuren in den tekst, waardoor men alle kennis, die er op het oogenblik over de maan bestaat, in een handig boekje tezamen heeft. Daardoor completeert het in zekeren zin het omvangrijker, bovenbedoelde werk van den Hollandschen astronoom. Men zette het er naast in zijn bibliotheek!....
N.G.
|
|