der wereld in handen hebben: Syracuse, Athene, Alexandrie, Rome, Madrid, Parijs, Londen, Berlijn.
Het land wordt het offer van deze ontwikkeling en door de vernietiging van den drager van de geheele cultuur vernietigt de civilisatie zich zelf en haar grootste schepping, de wereldstad.
Als nieuw opbloeiende cultuur ziet Spengler die van Rusland. En Rusland is op deze wijze op den duur het groote gevaar voor Westeuropa, niet het Bolsjewisme, waarvan Spengler aanneemt, dat het mettertijd door een religieuse beweging zal afgelost worden, maar het Russische volk, dat voor de poorten van Westeuropa staat, zooals eenmaal de Germaansche volkeren voor de poorten van het oude Rome stonden.
Een van de zwaarstwegende verwijten, die men Spengler heeft gemaakt, is, dat zijn wereldbeschouwing noodzakelijk tot pessimisme moet leiden. Wat moeten wij doen, menschen van een laten tijd, wier erfenis door een noodlottigen dwang veroordeeld is tot ondergang, menschen, die volgens Spengler niet anders kunnen dan afbouwen wat eeuwen voor hen hebben tot stand gebracht? Spengler geeft hierop ten antwoord: Dit lot aangrijpen en daaruit het beste maken, dat mogelijk is. En in dit verband verheerlijkt hij den mensch der civilisatie: Geen dichter, geen metaphysicus, maar een feitenmensch, staatsman, generaal, technicus, die onsentimenteel tegenover de taak van zijn tijd staat.
In menig opzicht is Spengler het evenbeeld van zijn grootstadmensch: rationeel, critisch, ontledend. Vreemd staat daartegenover bij hem een zeldzame mystiek, die vooral tot uitdrukking komt in zijn theorie der ‘Kulturkreise’, die opbloeien als bloemen in het moederlijke land.
Zijn werken zijn in een buitengewoon mooie, gave, meeslepende taal geschreven; en ook diegene, die zijn leerstellingen niet erkent, wordt geboeid door zijn overweldigende uitbeelding van enkele cultuurepoches, zooals zijn beschrijvingen van de klassieke oudheid, de gothiek of de Arabische cultuur.
In het kader van dit overzicht is het niet mogelijk op de rijke gedachtenwereld van Spengler in bijzonderheden in te gaan of hiervan zelfs maar bij benadering een beeld te geven. Men moet zijn boeken lezen om te zien, welk een ongelooflijk begaafd kunstenaar en filosoof hier aan het woord geweest is.