De Nieuwe Gids. Jaargang 51
(1936)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[De Nieuwe Gids. Jaargang 51. Deel 7.] | |
Het geschonden mausoleum door Dr. G. Kalff.‘Sonderbar schauerliche Neugier, die oft die Menschen antreibt, in die Gräber der Vergangenheit hinabzuschauen! Es geschieht dieses zu auszerordentlichen Perioden, nach Abschlusz einer Zeit oder kurz vor einer Katastrophe.’ Grafschennis wordt volgens ons Wetboek van Strafrecht, art. 149, geboet met hoogstens een jaar gevangenisstraf. Ik ben geen jurist en weet niet of bedoeld misdrijf vaak wordt gepleegd, noch waarom het zoo licht wordt opgenomen. Als historicus echter kwamen mij ter kennis gevallen van nooit gestrafte, ja toegejuichte grafschennis, op grooten der aarde door grooten der aarde; mitsgaders andere door kleinen der aarde. Erwin Rohde spreekt in zijn overigens zoo grondig en veel verklarend werk over het Grieksche zielengeloof als ‘das Gebiet, das zumeist einer aller Zweckmässigkeit spottenden Phantastik preisgegeben ist.’Ga naar voetnoot1) Dezen zin neem ik niet over; de volgende feiten willen wij beschouwen niet als waanzinnige gruwelverhalen, doch als zinvolle bijdragen tot de kennis van het menschelijk hart, al (voor Rohde: want) zullen de motieven zeer ingewikkeld en zeer verschillend blijken. | |
I.Voor ons geestesoog strekken zich in onafzienbare rijen en gelederen de graven der gestorven medemenschen uit, waaronder weer ontelbare katakomben de weggeruimde beendermassa's van nog vroeger geslachten bewaren of verdoezelen: één overweldigend getuigenis van vergankelijkheid en vergetelheid. | |
[pagina 2]
| |
Het mausoleum echter steekt koepel en schouders boven de platte of lage grafsteenen uit. Het ‘praalgraf’ wil, alle verderf ten spijt, getuigen, bewaren, vóórtleven.... De mensch, machtig van positie of geest, wil niet sterven, en zijn niet-machtige onderdanen vereenzelvigen zich met hun groote voorgangers en voorbeelden, en willen ook niet, dat zij-in-hen sterven. ‘E'en from the tomb the voice of nature cries;
E'en in our ashes live their wonted fires.’Ga naar voetnoot1)
Wij zouden onder mausoleum hier kunnen verstaan het laatste verblijf van iederen grooten man. Dan zouden wij zéér veel te vertellen hebben. Wij zouden kunnen smalen op gecommandeerde en gevulgariseerde vereering van helden, die er soms niet eens liggen; kunnen smalen de Franschen, die op ‘Père Lachaise’ sarcofagen voor Molière en La Fontaine plaatsten, waar willekeurige beentjes in werden geborgen; - de Engelschen, die Byron in ‘Westminster Abbey’ den toegang weigerden en terwille van 't vreemdelingenverkeer Shakespeare (of iemand anders) sinds ruim een eeuw van een grafsteen voorzagen; - de Duitschers, die Leibniz, Mozart en Schiller eenzaam grafwaarts lieten trekken (zij 't vergezeld door den ‘Genius der Menschheid’ zooals Conr. Ferd. Meyer dichtte); - ons zelf, die ‘ergens’ in kerken Rembrandt en Vondel hebben weggestopt. Wij zouden ons zelfs humoristisch kunnen vermaken met de onnoozelingen, die in ‘Santa Croce’ te Florence ontroerd aflezen: ‘Onorate l'altissimo poeta!’ op Dante's kenotaaf - inderdaad leeg, en inderdaad te eeren, want de bittere balling rust in werkelijkheid te Ravenna, al wenschten zijn stadgenooten hem nog zoo gaarne terug, later en te laat. Of ons vermaken met de dwepende paartjes, die bosjes viooltjes deponeeren op het Gotische dubbelgraf van de rampzalige Abaelard en Heloïse - welk graf helaas niet uit de 12e, doch eerst uit de 18e eeuw stamt! Ondertusschen zou deze spot haar doel voorbij schieten. Spot is het onwaardeerbare wapen tegen alle onechtheid en onwaarachtigheid, maar de piëteit moet haar heilig zijn. Terecht roept Ugo Foscolo in zijn beroemde elegie Dei sepolcri tot zijn vriend: | |
[pagina 3]
| |
‘A egregie cose il forte animo accendono
L'urne de' forti, o Pindemorte; e bella
E santa fanno al peregrin la terra
Che le ricetta -’
Uit de graven van Confucius, Boeddha en Jezus, van Napoleon, Goethe en Beethoven stroomen de levenskracht en het levensgeloof nog voort.Ga naar voetnoot1) Terecht heeft de katholieke kerk in haar wijsheid voor uitverkoren heiligen als geroepen leeken bijzondere ‘gedachtenisdagen vastgesteld op ‘Allerheiligen’ en ‘Allerzielen’ en een werkelijk socialistische gemeenschap zou zulke dagen ook moeten instellen. De tegen-persoonlijke Sowjetstaat heeft paradoxaal genoeg aan Lenin een apotheose verschaft als nog nimmer iemand ten deel viel, want zijn graf verbergt niet, maar openbaart. Zoo is het graf overwegend getuigenis van onze sterfelijkheid, van onze betrekkelijkheid, en van onze mislukking - maar van enkelen getuigt het tevens de onsterfelijkheid op de meest concrete wijze, en van talloozen getuigt het een zich verbonden-weten in het groote (meestal demonisch, soms van God zelf). Als de leerkoning James Lick voor zich een pyramide wil doen oprichten (de 700.000 dollars vonden na veel overredens gelukkig nuttiger bestemming voor een observatorium) - wat probeert de Yankee dan anders dan door zijn afgoden Geld en Techniek ook de ‘eeuwigheid’ 'te halen?! En als na den wereldoorlog alom graven voor den Onbekenden Soldaat worden ingericht, dan is die massale mystificatie met de restes van wie weet een lafaard, een poging den fameuzen ‘kleinen man’ te doen vergeten dat hij uitgebuit wordt, en hem wijs te maken dat Hij, Held Demos, eigenlijk den wereldoorlog wilde, won en de winst er uit trok.
Doch wij willen ons beperken en nemen dus ‘mausoleum’ zooals het heet naar koning Mausolos van Halicarnassus, in den beperkten zin van ‘koningsgraf’. En dit is, wanneer wij willen mijmeren over Macht, Misdaad en Dood, wel een uiterst passend gegeven. Want het staat daar en prijkt daar als laatste uitdaging door den heerscher van zijn onderdanen, door de roem van de vergetelheid, door het leven van den dood. | |
[pagina 4]
| |
Is deze uitdaging tevens laatste getuigenis van de onuitroeibare zelfinbeelding en zelfoverschatting van den mensch? Shakespeare, die de menschelijke hartstochten heeft gekend, uitgebeeld en verheerlijkt als geen ander, wordt toch ook op een oogenblik verpletterd door het besef hunner bestemming; ook der geweldigste: ‘Why may not imagination trace the noble dust of Alexander, till he find it stopping a bung-hole?’ Eveneens: ‘Imperious Caesar, dead and turn'd to clay,
Might stop a hole to keep the wind away:
O, that that earth, which kept the world in awe,
Should patch a wall to expel the winter's flaw!’Ga naar voetnoot1)
Edoch, zelden denken vorsten zoover door als dichters. Zelden, want ongaarne hooren zij zich zulke tactlooze overwegingen opgedrongen. De enkele maal dat zulks geschiedt, is het door een innerlijke stem, die zij niet ontwijken kunnen. Zoo in het geval van Karel II, den laatsten, geestelijk en lichamelijk diep vervallen Spaanschen Habsburger. Zijn decadentie was nog juist niet sterk genoeg om zijn geest het besef der eigen decadentie te vernevelen. En zoo wordt verhaald, dat hij afdaalde in de crypt onder het Escuriaal, waar Philips II de voorvaderen had doen verzamelen, en eenige kisten liet openen, zonder verder teeken van ontroering. Maar toen zijn eerste echtgenoote aan het licht kwam, na achttien jaren levend schijnend op de stilheid na, werd het hem te machtig; hij vluchtte na een vertwijfelden blik onder den uitroep: ‘Zij is bij God, en ik zal spoedig bij haar zijn!’Ga naar voetnoot2) De min of meer absolute monarchen tot de Fransche Revolutie genieten ondertusschen in meerderheid een te goede gezondheid, of tenminste een te gematigde decadentie, om zich zoo pathologisch te gedragen. De onderdanen verduren òf slaafsch onderworpen òf met privileges gepaaid de luimen hunner heerschers, immers door de geestelijkheid voorgesteld als door God geordineerd en met belofte van zegen in het hiernamaals dragelijk gemaakt. Dezelfde geestelijkheid komt tegenover de heerschers niet met beloften van zegen aan, bevroedend hoe weinig gewicht | |
[pagina 5]
| |
die in de schaal zouden werpen tegenover de genietingen van macht en wellust in het heden. De boetprediker, die den moed heeft van God te getuigen voor een koning, is dus wel gedwongen het zwaarste dreigement los te laten op het wereldsch-verstokte gemoed. Lang niet iedere Nathan vindt zijn David, bereid om zonde te erkennen en boete te doen. En de Dood is de sterkste troef, die de profeet kan opgooien, juist als (wat meestal het geval is) niet eigen roem, maar slechts roem van voorvaderen de opgeblazenheid veroorzaakt. Hoort hoe Bossuet aan de hovelingen van Lodewijk XIV te St. Denis verkondigt: ‘la grande vanité des choses humaines’! (Z.M. was maar liever afwezig.) Hij werpt de deuren van het gewelf open, en dwingt hen af te dalen met de gestorven prinses. ‘Elle va descendre à ces sombres lieux, à ces demeures souterraines, pour y dormir dans la poussière avec les grands de la terre, comme parle Job; avec ces rois et ces princes anéantis, parmi lesquels à peine peut-on la placer, tant les rangs y sont pressés, tant la mort est prompte à remplir ces places. Mais ici notre imagination nous abuse encore. La mort ne nous laisse pas assez de corps pour occuper quelque place, et on ne voit là que les tombeaux qui fassent quelque figure. Notre chair change bientôt de nature. Notre corps prend un autre nom; même celui de cadavre, dit Tertullien, parce qu'il nous montre encore quelque forme humaine, qui ne lui demeure pas longtemps: il devien un je ne sais quoi, qui n'a plus de nom dans aucune langue; tant il est vrai que tout meurt en lui, jusqu'à ces termes funèbres par lesquels on exprimait ses malheureux restes!’Ga naar voetnoot1) Ik weet niet of Bossuet als biechtvader contrôleerde wat hij als boetprediker nu eigenlijk bereikte. Men kent het woord, dat Condé sprak aan den avond van den slag bij Rocroy, bij den aanblik van 't slagveld vol gestorvenen en stervenden: ‘Bah! une nuit de Paris réparera cela!’ Ik vermoed, dat de meeste hovelingen met geruststellingen van verwanten aard zich Bossuet's pathos van de ziel hebben gehouden. Het genot van de hoogste en ‘werkelijkste’ macht vervult tenslotte de gemoederen zoo sterk, dat de dood geen gestalte voor | |
[pagina 6]
| |
hen aanneemt vóór zij op hun sterfbed liggen, en het is volstrekt niet gezegd, dat dan plotseling hun trots tot ontzetting zal uiteenbrokkelen. Alleen al hierom, omdat het sterven der vorsten, evenmin als hun geboorte en hun paring, zich ooit zonder een drom van getuigen afspeelt, en dus ‘zich-groothouden’ in de rol tot 't allerlaatst blijft gevergd. Dit neemt niet weg, dat vele vorsten als oprechte Christenen afscheid van de aarde hebben genomen, van een nederige rouw en zondebewustzijn vervuld. Maar.... het aftreden van Karel V naar een (overigens aangenaam) klooster is uitzondering; de nederigheid en de rouw komen bijna steeds pas op het oogenblik, dat alle aardsche grootheid en macht onherroepelijk verloren zijn! Doch de omslag kan dan ook zéér ver gaan. Een eigenaardig staal hiervan biedt ons de verordening van keizer Maximiliaan I († 1519) die precies voorschreef, wat er met zijn lichaam gebeuren moest: niet ontweiden of balsemen, maar hoofd- en baardhaar scheren, de tanden uitbreken en op gloeiende kolen verbranden, daarna het lichaam geeselen en met ongebluschte kalk in een drievoudigen zak bergen, de binnenste van grof linnen, de middelste van witte zijde, de derde van damast. Hetwelk getrouwelijk werd uitgevoerd. Maar ook.... zijn achterkleinzoon Maximiliaan II stichtte voor den overgrootvader een prachtig grafmonument in de Hofkirche te Innsbruck, waar aan weerszijden vier-en-twintig heldenkoningen uit sage en historie de wacht omheen betrekken. Overigens.... om een leeg graf, want Maximiliaan zelf ligt elders! En wat hier het nageslacht aan den nederigen vorst opdrong, schreef een andere vorst alreeds in zijn testament voor. Hertog Louis van Orléans († 1407) zegt: ‘Considérant le mot du Prophète: “Ego sum vermis et non homo, opprobrium hominum et objectio plebis”, je veux et ordonne que la remembrance de mon visage et de mes mains soit faite sur ma tombe en guise de mort, et soit madicte remembrance vêtue de l'habit des dits religieux Célestins, avant dessous la tête au lieu d'oreiller une rude pierre en guise et manière d'une roche, et aux pieds, au lieu de lyons.... une autre rude roche.... Et veux.... que madicte tombe ne soit que trois doigts de haut sur terre, et soit faicte de marbre noir eslevée et d'albâtre blanc.... et que je tienne en mes deux mains un livre où soit écrit le psaume: | |
[pagina 7]
| |
“Quicumque vult salvus esse”.... Autour de ma tombe soient inscrits le Pater, l'Ave et le Crédo.’ Het uitleggen van de gevoelens van den medemensch is altijd een hachelijk werk, en dubbel van die van vroegere geslachten. Eenerzijds moeten wij oppassen, al te wantrouwend te staan tegenover hun nederigheid, die ondanks hoogdravende woorden of daden echt kan zijn; anderzijds moeten wij ook weer oppassen, al te goedgeloovig te zijn tegenover hun trots, die een heeleboel als magische bezwering bedoelt, wat tandenknarsende penitentie lijkt. Zeer moeilijk kan zich nu de moderne mensch indenken hoe ‘feitelijk’ Heiden en Christen tegenover hun voortbestaan na den dood staan, of dit geloof meer hoop dan vrees bergt of andersom. Theoretisch mag het waar zijn, dat tusschen bijv. het Egyptisch geloof en het Christelijke aangaande den dood een ‘hemelsbreede kloof gaapt’ (zooals de livrei-dragers dat uitdrukken). Inderdaad, het eerste stelt het voortbestaan der mummie als onontbeerlijke voorwaarde voor de aardsche genietingen der ziel in het paradijs, terwijl het tweede voorgeeft het lichaam nog ééns tot vleezen heerlijkheid te zullen brengen, maar dan voorgoed en voor ‘zuivergeestelijke’ geneuchten. Dit zijn twee soorten geloof aangaande den dood, maar er zijn er veel meer, die ongetwijfeld volgens zekere wetmatigheid zich uit elkaar ontwikkeld hebben. Door begrijpelijken afkeer bestudeert men den doodencultus nog te weinig, ofschoon een socioloog hem slechts als ‘die Sitte der Sitten’ gewaardeerd acht.Ga naar voetnoot1) Mijn bestek verbiedt mij hierop in te gaan; mijn bedoeling is slechts te doen beseffen, hoe voor primitief denken de dood een vorm van leven is.Ga naar voetnoot2) Als de jonge Joodsche koning Josia het gruis der Baäls op de graven der ‘afgodsdienaren’ strooitGa naar voetnoot3), of het gebeente der Baälpriesters verbrandt op de altaren hunner afgodenGa naar voetnoot4), gelijk een ‘man Gods’ drie eeuwen tevoren had voorspeldGa naar voetnoot5), dan rekent hij erop, dat niet een onstoffelijke, maar een ‘stoffelijk’ voelende ziel hieronder lijden zal. Hetzelfde geldt voor de Homerische Grieken: Achilles' rondsleuren van den dooden Hector bedoelt | |
[pagina 8]
| |
niet alleen Grieken te verheugen, en Trojanen te hoonen, maar allereerst den onbegravene te kwellenGa naar voetnoot1) en de ‘schim’ van zijn vriend Patroclus te troosten, die trouwens ook met menschen- en dierenbloed wordt gelaafd.Ga naar voetnoot2) Bij de oude Germanen vindt men 't zelfde geloof op pakkende wijze uitgesproken. Als de Myramenn op weg naar IJsland zijn, sterft het oude stamhoofd Kveldulf. Hij draagt op, zijn lijkkist in zee te werpen, en ‘wijst dan zoo aan’, waar de stam zich vestigen zal.Ga naar voetnoot3) De gesneuvelde Gunnar zingt heldenliederen vanuit zijn grafheuvel.Ga naar voetnoot4) In de Hervarar-sage vindt men 't bericht over het tooverzwaard Tyrsing, dat de held Skiold uit 't gaf van een Berserker op het eiland Hveen gaat halen, en na verwoeden strijd met het ‘spook’, verovert.Ga naar voetnoot5) Zelfs de scepticus rilt primitief, als hij de door nuchter geloof des te aangrijpender beschrijving leest, hoe de allesdurvende vogelvrij-verklaarde Grettir met den dooden Kars om diens schatten vecht, en later nog weer met den vreeselijken Glam, die een ander ‘spook’ doodelijk had gekwetst, en toen zelf was gaan spoken. Grotesk doet ons aan het toch volkomen-ernstig bedoelde middel den levend-doode het weerkomen voorgoed af te leeren: het afgehouwen hoofd op het zitvlak gedrukt.... raakt, geen wonder! de richting kwijt.Ga naar voetnoot6) Dit is geen waanzin, want (toch) is er systeem in. De primitieve mensch kent nog niet de sublimeering en symbolizeering, die ons brengen tot den triomfkreet: ‘Dood, waar is uw prikkel?!’, en die den profeet zien herrijzen uit zijn graf, d.w.z. de doorwerking van zijn geest zijn lichamelijk eind zien overwinnen, gelijk de moderne dichter zich bewust is: ‘Men moet niet van het lieve Dood-zijn ijzen:
De doode bloemen keeren niet weêrom,
Maar Ik zal heerlijk in mijn Vers herrijzen!’
| |
[pagina 9]
| |
Hoe weinigen zijn nog nu aan een verwant gevoel toe; hoe weinigen mogen het koesteren! (Zegt Goethe niet 1 Sept. 1829 tot Eckermann, dat hij aan een partieele onsterfelijkheid gelooft, nl. voor.... begaafden, die niet aan tachtig jaar genoeg hebben, als hij zelf!?) En het zijn dus volstrekt niet alleen maar verheven beweegredenen, die maken dat praktisch tusschen Heidenen en Christenen weinig verschil in dezen (als elders) te bespeuren valt, laat staan dat de verhevenheid alleen maar aan Christelijke zijde zou zijn. Tallooze niet-Christenen hebben het graf niet als eind, maar als doorgang trachten te zien. Aan een Egyptische sarcofaag zijn borsten aangebracht, om aan te duiden dat de doode bij zijn moeder wederkeert om wedergeboren te worden; reeds de vorm van aschurnen zou hierop wijzen.Ga naar voetnoot1) Zoo is ook in vele Chineesche graven de baarmoedervorm nog duidelijk te herkennen,Ga naar voetnoot2) en werd onlangs betoogd, dat het hurkgraf (waarin de doode embryonaal is opgesteld) en het ei-graf (in ei-vorm; ook eieren of eiervazen bevattend) in deze zelfde richting wijzen.Ga naar voetnoot3) Ondertusschen, met welke illusies de zwoegende menschheid zich tracht te paaien: het naakte feit is, dat in dit éénig-vast-gekende bestaan de rijke door den dood meer verliest dan de arme. En de rijke, gewend tijdens zijn leven vooraan te staan, verzekert zich ook voor den dood: rijke Egyptenaren lieten zich bij ‘Osiris' graf’ te Abydos begravenGa naar voetnoot4), zooals rijke Roomschen sinds eeuwen zich een plaats bij het altaar verzekeren. En evenzoo rekent de rijke erop, dat hij voor den Hemelschen rechter de balans ook nog wel wat zal kunnen beïnvloeden. Inderdaad, hier blijkt verschil tusschen Christendom en Heidendom, tenminste in de eerste eeuwen van het eerste. Dan is de proletariër hemelsch troetelkind en de kerkvaders zijn het bijna eens.... Maar later? de catechismus blijft voor iedereen gelijk geschreven, doch kasteelheer en pastoor bezetten weer levend en dood de plaatsen bij het altaar... Wij hebben zulke dikke papieren schermen opgericht tusschen | |
[pagina 10]
| |
het verleden en ons, dat wij den echten mensch van vroeger nauwelijks kunnen zien. Maar soms doorklieft toch even een roode streep het gewar der zwarte lettertjes. Voor den werkelijken, strijdenden mensch is het kleinste botje van een dooden held van meer belang dan alle verzekeringen omtrent het paradijs door de verzamelde engelen: Vriend of vijand is bijzaak, kracht hoofdzaak. Wanneer bij toeval een lijk wordt geworpen op het gebeente van den profeet Elisa, wordt volgens het O.T. de doode hierdoor weer levend.Ga naar voetnoot1) Maar ook, zooals de Indianen-sachems tanden en klauwen van den grizzly-beer om hun hals hangen, dragen de Janitsaren braceletten uit het gebeente van Scanderbeg, waartoe zij het graf van hun Albaneeschen schrik hebben opengebroken.Ga naar voetnoot2) Niet uit eerbied, maar uit vrees brengen wilde stammen offers op de graven hunner opperhoofdenGa naar voetnoot3), doch vanzelfsprekend trachten de ruwe gemoederen deze demonische krachten nu ook tegen hun vijanden, immers ook de vijanden hunner voorvaderen, te benutten. Een Indiaansche stam in Columbia droeg hun heldenmummie's mee in den strijd aan het hoofd der regimentenGa naar voetnoot4), evenals de doode ‘Cid Campeador’ op zijn trouwe Babieça vastgegespt, nog schrik onder de Mooren verspreidde. (‘Evenals’ - ik geef toe, dat men een verschil kan stipuleeren, in zooverre de Spanjaarden alleen maar kunnen gerekend hebben op den indruk, dien de verschijning van den levend-gewaanden Cid zou maken.) Doch deze beperking geldt niet meer voor het volgend verhaal over den Schotschen koning Robert Bruce. Stervend had deze gelast zijn hart in een schrijn te doen, om dan tenminste zóó naar 't Heilige Graf te pelgrimeeren. Zijn vazal William Douglas beloofde ‘teeder weenend’ deze laatste opdracht van zijn heer te vervullen, en begaf zich in 1327 inderdaad met een eerewacht van 28 schildknapen op reis. Maar in Spanje trof hij den koning in gevecht met de Mooren, en moest als goed Christen-ridder natuurlijk meevechten. De Kastiljanen toonden niet veel aanvalslust, waarop Douglas de schrijn met het koningshart tusschen de vijanden wierp, en met | |
[pagina 11]
| |
de zijnen erachter aan sprong, om bijna allen te sneuvelen.Ga naar voetnoot1) - Een sprong van vijf eeuwen, van fanatieke ridders naar fanatieke democraten. In 1793 wordt de volkstribuun Marat, de in de politiek verdwaalde en zijn practijk voortzettende vee-arts, door Charlotte Corday uit den weg geruimd, die denkt zoo de heele Revolutie meteen uit den weg te ruimen. Zijn gebalsemd hart wordt opgehangen in de ‘Salle des Cordeliers’ om de harten alsnog te inspireeren - onder afgunstige afkeuring door den pedant-rigoureuzen Robespierre van dergelijke ‘buitensporigheid.’Ga naar voetnoot2) Voor een mysticus ‘stof’ en voor een physioloog een ‘praeparaat’, is zoo'n heldenhart voor een held essentie van een anderen held. En als ons gevoel Moed uit intens leven zóó den dood weet te negeeren, dan blijft ons gevoel Liefde niet achter. Het is bekend, dat voor het primitieve geloof een zekere eenheid-van-tegendeelen bestaat; aannemend, dat wat leeft, dooden kan: dus wat doodt, ook levend kan maken. Men denke aan het maretakje, eeuwig groen symbool van liefdesleven, doch door Loki's bedrijf zelfs Balder doodend; andersom aan het zwaard, meest bemind middel om de bruid te zegenen. De Indiërs rekenen onder de middelen, onwillige bemindes tot minnares te buigen, de restes van kransen, die op de borst van dooden hebben gelegen.Ga naar voetnoot3) En zoo durft dus Orpheus in den Hades afdalen en zijn Eurydice tegen de listen van Pluto en Hermes in meenemen uit het hol: maar in het wreede daglicht blijkt zij geen schim, doch een lijk! Het beroemdste bewijs hiervan is wel de geschiedenis van Inès de Castro. Echtgenoote van den Portugeeschen infant Dom Pedro, werd zij in 1355 op last van diens vader Alfonso IV vermoord. Toen Pedro twee jaar later zelf koning werd, dwong hij zijn onderdanen haar restes, ten troon verheven en schoon uitgedost, de hand - of wat hand geweest was - te kussen. Michelet (wij zullen nog zien, waarom hij) heeft hier een prachtige bladzijde aan gewijd: ‘les mots de l'union: “Vous devenez même chair”, | |
[pagina 12]
| |
ils ne sont pas un vain son; ils durent pour celui qui survit. Qu'ils aient donc leur effet suprême!.... Jusque-là, il va chaque jour heurter cette tombe à l'aveugle, l'interroger, lui demander compte.... Elle ne sait que répondre; il aurait beau la briser qu'elle n'en dirait pas davantage.... En vain, s'obstinant à douter, s'irritant, niant la mort, il arrache l'odieuse pierre; en vain, parmi les défaillances de la douleur et de la nature, il ose soulever le linceul, et montrant à la lumière ce qu'elle ne voudrait pas voir, il dispute aux vers le je ne sais quoi, informe et terrible, qui fut pourtant Inès de Castro.’Ga naar voetnoot1) Marguérite de Valois en de hertogin de Nevers lieten, mag men het verhaal gelooven, de hoofden hunner in 1574 geëxecuteerde minnaars stelen om ze te bewarenGa naar voetnoot2); eerstgenoemde gemalin van den ‘vert-galant’ Henri IV, zijn ontrouw met woeker terugbetalend, droeg aan haar ‘vertugardin’ (kussentje onder de rokken van een hier nogal ironische betiteling) in zakjes de gebalsemde harten van vele minnaars met zich, en hing die 's nachts bij haar bed.Ga naar voetnoot3) Maar ook de ‘wettige’ liefde kent deze uitersten. Johanna ‘de waanzinnige’ heeft de ontrouw van Filips den Schoone vergolden met nog op zijn lijk jaloersch te zijn, waar zij weken lang mee reisde en dat zij bijna een halve eeuw vanuit haar venster in het graf bewaakteGa naar voetnoot4); Maria Eleonora, de weduwe van Gustaaf Adolf, verzette zich lang tegen zijn begrafenis en droeg toen zijn hart bij zich in een gouden doos. Danton heeft op zijn tijdelijke vlucht uit Parijs zijn zieke vrouw niet mee kunnen nemen en vond terugkomend, zooals Michelet het alleen maar kan beschrijven: ‘ce corps, si violemment aimé, au fond du cercueil. Danton ne croyait guère à l'âme, et c'est le corps qu'il poursuivit et voulut revoir, qu'il arracha de la terre, effroyable et défiguré, au bout de sept nuits et sept jours, qu'il disputa aux vers d'un frénétique embrassement.’Ga naar voetnoot5) Komt het alleen maar door de grootere openbaarheid, dat voornamelijk van vorsten of vorstinnen deze gevoelsuiting is bekend geworden? Ik geloof het niet; eerder komt het m.i. doordat zij, | |
[pagina 13]
| |
in hun gewend-zijn aan zekere ‘almacht’, zich zoo moeilijk zelfs door den dood kunnen laten inperken. Ook ‘gewone’ menschen kennen dit gevoel: een paar jaar geleden heeft de politie te Düsseldorf groote moeite gehad om een Italiaan de kist af te nemen met vensterglas, waarachter deze de mummie zijner innig geliefde vrouw bewaarde. - Dan is er nog een twijfelgeval: Napoleon. Speelde hij komedie met ons, of ook werkelijk met zichzelf, toen hij op zijn sterfbed eischte: ‘Je souhaite que vous preniez mon coeur, et que vous le portiez à Parme à ma chère Marie Louise’Ga naar voetnoot1)? De wensch is in ieder geval wijselijk niet doorgezet, laat staan overgebracht, omdat hij slechts schijnbaar meer om haar gaf, en zij blijkbaar nooit iets om hem. Ja, zelfs in het alle verlangens afgestorven hart van den asceet blijken nog dergelijke gevoelens te smeulen. De kerk zal niet veroordeelen, dat in de kerk te Alcobaza de hoofden van Don Pedro en Inès de Castro zijn afgebeeld naar elkaar toegebogen, opdat zij elkaar bij de opstanding meteen zullen zien.Ga naar voetnoot2) Reeds zegt Ruth tot Naomi: ‘Waar gij zult sterven, zal ik sterven, en aldaar zal ik begraven worden.’Ga naar voetnoot3) Ook niet-katholieken kennen dit gevoel: de vrouw van Lord Beaconsfield, die in den jongen, onbekenden Disraëli misschien zijn liefde, doch zeker zijn eerzucht raadde en bevestigde, uitte als laatste wensch, dat haar man later naast haar zou komen rusten. Zelfs in de frivole 18de eeuw is nog een hertog de Choiseul te vinden, die met zijn vrouw in 't zelfde graf wou liggen, omdat dat vooruitzicht hem levend troostte.Ga naar voetnoot4) En allang had de heilige Bonifacius, vóór zijn missie naar Friesland den dood al speurend, geboden, dat mettertijd zijn vriendin Lioba in zijn graf moest rusten....Ga naar voetnoot5) De papen hebben hun oor gesloten: eenzaam onder een protsig altaar in de protsige krypt van den Dom te Fulda ziet Bonifacius den dag zijner opstanding tegemoet en als het zoover is, zal Petrus het paar-in-Christus aan de hemelpoort toch voorzeker tegentreden met het strenge consigne: ‘Hier geen huwelijken!’ Maar ik verspreek mij en ga verder. | |
[pagina 14]
| |
Werkelijk-Christelijk-nederige zielen hebben ook wel bevroed, hoe onze hoogmoed ons nog tot in 't graf vergezelt: Sint Franciscus begeerde onder de galg begraven te worden. (Duldt ook een praalgraf.) Lamennais wilde ‘van de armen’ begraven worden. (Dit gebeurde met den geëxcommuniceerde.) Victor Hugo zag toen reclame in die nederigheid: zijn testament gewaagde ook ‘van de armen’, doch de kurassiers onder den ‘Arc de Triomphe’ moet men desgewenscht dan als arme drommels beschouwen! Het best geslaagd is in dezen Calvijn, die zoo doordrongen was of tenminste ons doordringen wou van de absolute Majesteit Gods, dat hij zijn graf met opzet onkenbaar deed maken, dat dan ook te Genève onvindbaar is. Hij deed zichzelf aan, wat vijanden beproefden tegen de nagedachtenis van Jeanne d'Arc, Wiclif, Savonarola, Giord. Bruno en Zwingli. Dat Friedrich Engels beval, zijn aschurn in zee uit te strooien, draagt een ander karakter: hier spreekt in den historisch-materialist een pantheïstisch eenheidsbewustzijn met het eeuwig ‘dialectische’ element, gepaard met minachting van alle heroëncultus.Ga naar voetnoot1)
(Wordt vervolgd.) |
|