| |
| |
| |
Bibliographie
Marie van Zeggelen. Oude Glorie. Ned. Keurboekerij, Amsterdam. Een liefde in Kennemerland. J.M. Meulenhoff, A'dam.
Mevrouw Marie van Zeggelen is de knappe, sympathieke, gewetensvolle schrijfster, die wàt zij doet, ook goed weet te doen. Welk onderwerp zij entameert, het heeft haar volle liefde en haar algeheele belangstelling; zij bestudeert het van alle kanten, en eerst dàn gaat zij schrijven, als haar stof geheel tot haar geestelijk eigendom is geworden. Een voortreffelijke methode! en de oorzaak dat het werk van mevrouw van Zeggelen blijvend zal zijn. Zij vergenoegt zich niet met een oppervlakkige kennis, neen, zij verplaatst zich met haar aandacht in den tijd en het land, waarin zij ons rondleiden wil, en aangezien haar weten volledig is, blijkt zij voor ons altijd een betrouwbare gids.
Hoe mooi en ernstig is Oude Glorie, verhalende van de Hollanders in Oost-Indië, in den tijd van Maurits van Nassau, omstreeks 1600, in de periode der ‘oude glorie’ van Atjeh, waar, met de troonsbestijging van Nja Ganti, een ‘nieuwe glorie’ begint. Interessant is dit boek in hooge mate.
En Een liefde in Kennemerland? Dit is een roman ‘op waarheid gegrond’, want samengesteld uit een familiearchief, dat de schrijfster te harer beschikking had en van verschillende briefwisselingen uit die dagen. De schrijfster is er in geslaagd, in romantischen vorm een getrouw historisch beeld op te roepen van het staatkundig en maatschappelijk leven in de tweede helft der achttiende eeuw. Ten voeten uit staan de personen vóór ons, en de gebeurtenissen als reëel voorgevallen, hebben onze volledige belangstelling. Alle karakters zijn verschillend geschakeerd en interesseeren ieder op zijn eigen wijze, en vooral de oudste dochter Catharine is zeer fijn en gevoelig gegeven. De uitgever, de heer Meulenhoff, zorgde voor een keurige editie (waarnaast ook nog een luxe-uitgaaf bestaat) en even wil ik hier met erkentelijkheid noteeren, dat de heer J.M. Meulenhoff een der weinige firma's is, die de hoffelijke beleefdheid heeft, aan zijn recensenten gebonden exemplaren te sturen.
| |
| |
| |
Jos. Brusse-van Huizen. Het steenen ventje. Brusse. N.V., Rotterdam.
Het steenen ventje is niet het oorspronkelijke beeldje van ‘den oudsten burger van Brussel’, - het fontein-figuurtje, dat iedereen kent, en dat het snaaksche zoontje van den Hertog van Brabant voorstelt, die op de wallen staande der belegerde stad, zijn souvereine minachting voor den vijand te kennen gaf in een zeer plastische daad, waardoor de moed der Brusselaars weer aangewakkerd werd, - maar een uit het hoofd, door een beeldhouwer, nagemaakt Manneken, dat in den roman een passieve rol speelt, als zwijgende beschouwer van het wel en wee van drie opeenvolgende geslachten. Mevrouw Brusse-van Huizen heeft een opvallend, krachtig, origineel talent, dat vooral uitkomt in dezen boeienden, sterken, karaktervollen roman, die afwijkt van het gewone soort en iets geheel aparts geeft. Weinigen zullen kunnen ontkomen aan de charme van dit onpretentieuse en toch diep gevoelde verhaal.
| |
Agni van der Torre. Mientje. J.H. Kok, N.V. te Kampen.
Een nieuwe schrijfster.... ook een nieuw geluid? Agni van der Torre is zoo verstandig geweest, voor haar eersteling haar talent niet te forceeren. Zij vertelt eenvoudig, eenvoudige gebeurtenissen, met een fijn realisme. Even werd ik door haar werk herinnerd aan Marie Hamsun's (Marie Hamsun is de vrouw van Knut Hamsun) Die Langerudkinder, en dat dit het geval is, mag de jeugdige Agni beschouwen als een werkelijk compliment.
| |
Emmy van Lokhorst. Aanloop. Fenna de Meyier. Het leven gaat door. H. Meulenhoff, Amsterdam.
De heer H. Meulenhoff volgt het goede voorbeeld van eenige andere uitgevers om een reeks goed uitgevoerde boeken in het licht te geven, die èn goed van inhoud èn goedkoop zijn. Dat hij deze serie ‘Zilveren wiekslagen’ noemde, doet ons eenigszins
| |
| |
rhetorisch aan, en lijkt ons ook onnoodig. Maar daar gaat het niet om; we hebben alleen te maken met de boeken-zèlf, en dan kunnen we niet anders zeggen, dan dat we heel blij zijn met de twee nummers, die we reeds ontvingen hierboven genoemd.
Emmy van Lokhorst geeft een harer fijne, psychologische analyses van een aankomend meisje en vertolkt gevoelig de hunkering, het heimwee, in een dergelijke jonge ziel. Ik houd heel veel van dit soort werk van Emmy van Lokhorst en ik geloof ook wel, dat het tot haar beste mag worden gerekend.
En Fenna de Meyier kwam met een kleinen roman, die boeit door de beschaafde behandeling van het gegeven.... een huwelijk, dat uit elkaar gaat.... maar, aan het slot blijkt, toch niet geheel ongedaan te kunnen worden gemaakt. Wij waardeeren steeds in Fenna de Meyier haar natuurlijkheid, de vlotheid van haar stijl, haar goeden dialoog en juiste karakterteekening. Haar allereerste verhalen in De Hollandsche Lelie, toen zij nog een heel jong meisje was, hielden een belofte in, die de volwassen schrijfster op de aangenaamste wijze en ten volle heeft vervuld. Het leven gaat door is een boekje om in zijn bezit te willen hebben, en er van te houden.
| |
Dr. J.C. Soewarno-v.d. Kaaden. Nonna Dokter. Van Dishoeck, N.V., Bussum.
Nonna Dokter Soewarno-van der Kaaden heeft een boek geschreven (Nonna Dokter), dat mijn volle liefde en bewondering heeft. Wij komen hier terecht te midden van een drukke medische practijk in Indië, waardoorheen een liefdesidylle is verwerkt, die onze oude liefde: F. Em. van Steenen alle eer aandoet!
In de beschrijving van ziektegevallen en behandelingsmethoden is, gelukkig, nergens een ‘te veel’. Met zorgvuldigen tact heeft de schrijfster het juste milieu weten te kiezen en te bewaren, zoodat de practijk der artsen, hoeveel wij er ook van te hooren krijgen, ons enkel interesseert en nimmer verveelt. Er zijn zelfs perioden, die ons onvergetelijk in het geheugen zullen blijven, als bijvoorbeeld de aandoenlijke geschiedenis van het stervende Chineesje, dat door de bijna suggereerende zorgen der beide doktoren wordt opgekweekt tot een levenslustigen, gezonden baby.
| |
| |
Nonna Dokter is een boek, dat ons, ondanks de aanzienlijke lengte, voortdurend blijft boeien en waarnaar we, als we het even uit de hand hebben moeten leggen, met verlangen weer grijpen. De liefdesgeschiedenis tusschen Oom Alex en ‘Blümchen’ is met groote teederheid behandeld, en ofschoon we wèl vinden, dat Alex te veel draalt en te veel scrupules heeft, voorzien we toch the happy ending en zijn er blij mee. Vooral de slotzinnen zijn zéér goed!
Mevrouw Soewarno, met kalmen stap, komt zich met elk nieuw oeuvre een beetje dichter in de eerste rangen plaatsen, en zij heeft alle kans een onzer meest geliefde en meest geapprecieerde schrijfsters te worden.
| |
Elisabeth Zernike. Het leven zonder einde. N.V. E. Querido, Amsterdam.
Het leven zonder einde lijkt mij een van Elisabeth Zernike's menschelijkste boeken. Ik heb het al zoo dikwijls gezegd: het werk van deze schrijfster heeft iets zeer klaars en koels; iets van kristal (dat, zooals de wetenschap heeft geconstateerd, bij zijn ontstaan uit het moederloog heeft geleefd) en dat dus niet volstrekt anorganisch kan worden genoemd, maar ook niet volstrekt levend.
Maar nu, eindelijk, ontvangen wij een gewoon boek van haar, dat door gewone menschen kan worden gewaardeerd. Gewoon is hier in twee beteekenissen gebruikt, zooals de lezers wel zullen begrijpen. Het leven zonder einde is goed doorleefd; wij zouden bijna durven zeggen, dat het een autobiografischen inslag heeft.
Te lezen over den ontwikkelingsgang van het kind is altijd interessant. Wij hebben, van vroeger en later tijd, ontzettend veel studies van kinderleven, die als monumenten opstaan in de letterkundige wereldgeschiedenis, van Tolstoï, van Romain Rolland en van vele anderen; ik herinner ook aan het lieflijke Son Printemps van de overigens zoo onverschrokken schrijfster Rachilde (mevr. Alfred Vallette, in het Hollandsch vertaald door Hélène Swarth) en de Droomkoninkjes en Vuurvlindertjes en Merijntje Gijsens liggen ten onzent nog bij ieder versch in het geheugen. Onlangs verscheen er een uitgebreid en machtig interessant werk van Walter de la Mare: Early one morning, Chapters on children and
| |
| |
on childhood, waarin de ijverige verzamelaar ons een hoogst belangwekkend overzicht geeft van de jeugd en de uitingen van allerlei personen, die later bekend zijn geworden. We krijgen gesprekken, brieven, dagboeken, en de lectuur van dit omvangrijke werk is boeiender dan de boeiendste roman. Ik wil hier óok nog noemen van Karin Michaëlis Das Antlitz des Kindes, een prachtuitgave met kinderportretten d'après nature, terwijl verschillende auteurs het kinderleven van alle kanten belichten. (En zoudt ge het mogelijk hebben geacht, dat er reeds bij tienjarige kinderen van ‘liefde’ sprake kan zijn? Indien ge twijfelt, lees dan eens van S.K. Milde: Die Liebe der Zehnjärigen, et vous m'en direz des nouvelles!) Ook in Nederland zijn verschillende boeken verschenen met portretten en bijschriften, van levende kinderen. Ja, en kan het ook anders, dan dat de kinderpsychologie ons ontzaglijk interesseert? The child is father to the man is een der waarachtigste spreekwoorden, welke er bestaan.
Dit nieuwe werk van Elisabeth Zernike is een subtiele studie van kinder- en jongemeisjesleven, fijn van observatie en exact van weergave.
| |
Martha de Vries. Zusje. C.A.J. van Dishoeck, Bussum.
De lieve, sympathieke schrijfster over kinderen Martha de Vries verrast ons weder met een bundel goed waargenomen en weergegeven observaties omtrent kleine kleuters, die ook weer ‘father to the man’ zijn, en reeds blijk geven van het karakter, dat hen later van anderen onderscheiden zal. Het is geen boek over ‘Zusje alleen, neen, Zusje is één figuurtje onder velen, onder wie ons vooral ‘Anton’ en de kostelijke Wim-en-Pietje hebben geboeid.
| |
A.M. Nachenius-Roegholt. De wereld draait om Jessie. Gebr. Kluitman, Alkmaar.
De wereld draait om Jessie is een jongemeisjesroman van de beste soort. Niet te wijs, niet te flauw, niet te sentimenteel, niet te tragisch; dit boek is een zeer natuurlijk geschreven familiegeschiedenis, waarbij Jessie's figuurtje het natuurlijk middelpunt vormt. De verschillende broers en zussen geven levendigheid en
| |
| |
verscheidenheid aan het verhaal, en het karakter van Jessie is als een steen met vele facetten, waarvan elke door de schrijfster onder de loupe wordt genomen. Een prettig, aanbevelenswaardig boek.
| |
Nine van der Schaaf. Heerk Walling. W.B., Amsterdam.
Ik noemde de boeken van Elisabeth Zernike ‘koel en klaar als kristal’. Met het werk van Nine van der Schaaf is het iets dergelijks: ook dit heeft iets ‘wezenlijks-onwezenlijks’, iets ‘levend-onlevends’.
Nadat ik Heerk Walling gelezen had, kreeg ik het gevoel, of ik een poosje had vertoefd in een stille, landelijke streek ‘achter de wereld’, waar, welzeker, óók menschen leven, maar.... niet op de wijze zooals wij dat in de groote steden zijn gewend.
Ik geloof, dat Nine van der Schaaf het Friesche leven uit een vroegeren tijd wel goed heeft waargenomen. Eenvoudig deelt zij ons mede, wàt zij heeft opgemerkt; juist, dat is het woord: zij deelt voortdurend mede in haar geschriften, - wat natuurlijk nog iets anders is dan, zooals groote auteurs doen: ons de personen en gebeurtenissen plastisch voor oogen stellen, zoodat, als het ware, wij leven in den roman, en er niet van buiten tegen aan staan te kijken.
Wij vernemen echter, dat naast de ruime verspreiding, die de W.B. geeft aan dit boek, er ook nog een luxe uitgave van bestaat; er moet dus beslist een publiek wezen, aan wie dit soort van werk bevalt. Welnu, dan zal er misschien ook nog wel een herdruk van noodig zijn; en zoo deze verschijnen kan, laat Nine van der Schaaf dan s.v.p. eens haar vele Germanismen herzien! (b.v. verstoring, had zich een krant bemachtigd, wichtigste, smartte, zich moeiden met, meesteren, hij was uitsprekelijk, bevriendheden, hij schouwde het weer, enz. enz. enz.).
| |
Ems I.H. van Soest. Joke wordt mensch. Gebr. Kluitman, Alkmaar.
De ‘jongemeisjesroman’ is in onze literatuur een nieuw genre, dat door degenen voor wie hij bestemd is, zeer wordt geapprecieerd, vooral als hij zoo voortreffelijk wordt uitgegeven als de
| |
| |
firma Kluitman het doet. Het groote kloeke formaat, de kleurige, zeer aantrekkelijke band- en omslagteekeningen en de, tot den tekst adequate illustraties, de goede druk.... in één woord, het geheele ensemble maakt een bij uitstek geschikt cadeau. Zeg niet, dat het uiterlijk van een boek er weinig toedoet, want dat het slechts om den inhoud gaat. Ik sprak eens een Directrice van een Kinderleeszaal, en deze gaf als haar meening te kennen, dat het bescheiden, sobere uiterlijk der Alcott-boeken oorzaak was, dat deze niet zooveel meer werden gevraagd. Zoodra de boeken buiten copierecht kwamen en er een fleurige, groote editie verscheen, kwam er een nieuwe opleving!
De boeken van de firma Kluitman zijn altijd, ik zou haast zeggen, in de eerste plaats door de uitvoering, een aantrekkelijk geschenk. Joke wordt mensch is geïllustreerd door mevr. Midderigh-Bokhorst, die nooit zoomaar lukraak teekent, maar graag het een of ander bewogen moment kiest uit het boek, om dit plastisch ons voor oogen te stellen. De druk is aangenaam, het papier is goed, de band (en vooral de omslag) is pakkend van kleur, - en nu de inhoud? Als we zeggen, dat deze overeenstemt met het uiterlijk, geven we dit romannetje al voldoenden lof. Het is heusch een romannetje, op den rand af van ‘roman’, en zal onze bakvisschen dus ontzaglijk boeien, waarbij nog komt het speciale kader, waarin dit boek is gevat: het tooneel ervan ligt namelijk in Indië.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
| |
Dr. K.E.W. Strootman. Italiaansche Silhouetten. - Haarlem 1934. H.D. Tjeenk Willink & Zoon N.V.
Wanneer een érudit aan het woord is, die bovendien van een of ander historisch tijdperk een speciale studie heeft gemaakt, dan kan geschiedenis het verhaal zijn van een heel interessante en boeiende levensintimiteit. Wie dit nog nooit heeft ervaren, moet bepaald de aangename, in alle opzichten beschaafde historische essays lezen van Dr. K.E.W. Strootman.
De auteur is mijn gids geweest door het antieke en moderne
| |
| |
Rome en elders heeft hij op verrassende wijze mijn sluimerende herinneringen aan de voornaamste wapenfeiten van den tachtigjarigen oorlog wakker gemaakt. Hij heeft de belangrijke daden van Maurits en Parma vanuit een Spaanschen gezichtshoek bekeken, d.w.z. dat de schrijver het volle licht heeft laten vallen op de Farnese's, in dit geval op Alessandro Farnese, den zoo bekenden Hertog van Parma. Wanneer wij dus de brillante kwaliteiten van dezen Alessandro op fijne wijze geteekend krijgen, neemt dit van de historische exactheid niets weg. Integendeel, de groote kwaliteiten van Maurits blijven overal ten volle merkbaar, zoodat men om zoo te zeggen den steun van een betrouwbare objectiviteit in den rug voelt. Dr. K.E.W. Strootman schenkt ons met zijn mooie werkje inderdaad Farnesische portretten. Ook waar hij een grooten kardinaal van dit geslacht teekent, valt het op dat met allerlei rake psychologische trekjes het geheel tot een levensecht beeld wordt voltooid. Bepaald met charme en veelzijdig historisch inzicht wordt de figuur van landvoogdes Margaretha, Madama di Parma, ons door den auteur voor oogen gesteld. Met sympathie en stijgende belangstelling heb ik deze ‘Italiaansche Silhouetten’ van Dr. K.E.W. Strootman gelezen.
| |
Louis Saalborn. De Vader en de Zoon. - Amsterdam 1934. - N.V. Em. Querido's Uitg. Mij.
Naast den acteur-romancier Alex Frank hebben we nu ook den acteur Louis Saalborn met zijn papieren schepping. Vooropgezet dat ik de gevarieerde romans van den eerste tienmaal liever lees, mag nu toch wel geconstateerd worden dat wij langzamerhand van dit ‘tooneelleven’ meer dan genoeg krijgen. Het schrijven ligt Saalborn niet. Ik heb evenmin vertrouwen in zijn schrijverstalent als in de waarachtigheid van zijn beschreven personen. Zijn stijl mist elk persoonlijk element en de karakters lijden onder een stupide uniformiteit die slechts het gevolg kan zijn van een zeer oppervlakkig psychologisch inzicht. Met veel sentimentaliteit en dito tooneelervaring schrijft men nog geen deugdelijken roman over het tooneelleven.
| |
| |
| |
J.W. van Cittert. Slaat op den trommele...... - Bussum 1934. N.V. Uitg. Mij. C.A.J. van Dishoeck.
Bravo! Een werkelijk historisch verhaal. Prachtig in de sfeer gehouden van de eerste jaren van den tachtigjarigen oorlog met zijn lugubere godsdienstkwesties en even lugubere zoogenaamde rechtsmiddelen. (Wat is er toch weinig veranderd!) Het kan dus wel, althans wanneer stijlsfeer en tijdsfeer harmonieus te zamen vloeien en het anecdotische verhaalmotief zoo is weergegeven dat het algemeen menschelijke geldigheid suggereert. En dit alles is bij dit beknopte maar heel knappe historische boek inderdaad bereikt. Dit werk: ‘Slaat op den trommele......’ en den naam van dezen schrijver: J.W. van Cittert, dienen leek en vakman te onthouden. Want hier is in kort bestek, voorbeeldig objectief en afwisselend tragisch en ironisch, zooals het leven was en is, een stuk vaderlandsche geschiedenis, alsmede het leven van eenige eenvoudige zielen met de typische, men kan bijna zeggen locale stijlmiddelen, die dit gegeven behoefde, in beeld gebracht. Hoe komen toch zooveel middelmatigheden in ons land aan een betrekkelijk grooten naam, terwijl ik van dit aantrekkelijk verhaal nog weinig of niets heb vernomen.
| |
H. de Bruin. Wat blijft. - 's-Gravenhage z.j. D.A. Daamen's Uitgevers-Maatschappij N.V.
Druk maar raak, jongens! Wat hindert het ook? De schrijver heeft zuiver Christelijke bedoelingen, zijn boekpraters druipen zonder uitzondering zoo van burgermans fatsoenlijkheid, dat zelfs mijn vasthoudende oud-tante er nog lichtelijk weëig van zou worden. Wel heeft de schrijver, zijn roman-met-permissie bewijst het onomstootelijk, niet het minste talent om menschen te scheppen en er gebeurt honderden bladzijden lang letterlijk niets, maar ook dit bleek geen bezwaar om het boek uit te geven. Hoe het ook zij, het is gedrukt en de eerste schrede naar de beroemdheid afgelegd. Resultaat: een in alle opzichten onrijp werk. De taal is overwegend vaag, de bedoelingen zijn lang niet altijd duidelijk. Het verwonderlijke en eigenlijk het ergerlijkste is nog,
| |
| |
dat deze auteur met enkele alinea's duidelijk bewijst het bijzondere talent te bezitten om ons een natuurstemming beeldend en zelfs met metaphysische kracht door het woord te suggereeren. Wellicht was in den loop der jaren zijn vertelvermogen toegenomen. In elk geval had hij nu nog met publiceeren moeten wachten. Want armelijker dan de zoogenaamde inhoud van dezen roman kan het al niet. Een jonge man, Antoon genaamd, ziet zijn ideaal verwezenlijkt, omdat hij kantoorbediende wordt en de angstig-godsdienstige en voor mijn gevoel tamelijk grove ouders zwemmen dan eveneens in zaligheid. Zeldzaam duf en benepen dit alles. Noch het ware Christendom, noch de kunst is met deze onwezenlijke brave-Hendrik-uitstalling gediend.
| |
Jan Eigenhuis. De Schepper. - Bussum 1934. N.V. Uitg. Mij. C.A.J. van Dishoeck.
De auteur Jan Eigenhuis is een prima vakman. Hij staat doorgaans boven zijn onderwerp, weet zijn stof op de juiste proportioneele wijze te verdeelen en schrijft een beschaafd en koel Nederlandsch, dat niet onaangenaam aandoet. Bovendien is hij niet oppervlakkig en in zijn religieus gemoed leeft de altijd waaiende vlam der rechtvaardigheid. Hij weet loffelijk objectief te blijven en de psychologische aandachtigheid voor zijn figuren leidt hem zelden of nooit tot de onbeheerschtheid van het extatische. En ziet ge, voor dit laatste roep ik nu juist uw oplettendheid in. Dit is de reden waardoor geen enkele van zijn boeken mij heeft kunnen bekoren in die mate dat ik er aan terug denk als aan iets dat mij wegens zijn schoonheid of wijsheid onmisbaar is geworden. Ook ‘De Schepper’ zal weer uit mijn herinneringsleven verdwijnen. De levenskijk van Eigenhuis is te éénzijdig-tendentieus en zijn temperament te weinig krachtig, te egaal, te afgerond om de kleuren, de licht- en schaduwpartijen te verwekken die een kunstwerk noodig heeft.
In dezen roman weet de auteur ons ontegenzeggelijk een uitstekend beeld te geven van het volk op het platteland. De arme en rijke tuinders in Waterkerk en Veenkerk leven er als overal elders, zwoegend en luierend en even ongelijk door het lot be- | |
| |
gunstigd. De ‘lebensbejahende’ notaris Molkenaar is dé man van het ‘durp’ en niet vies van een verzetje. Wat in een dergelijke omgeving reeds heel wat beteekent. Men ziet, bepaald wereldschokkend zijn deze gebeurtenissen niet. Dat is ook niet strikt noodzakelijk, kan men met souplesse en goedmoedigheid beweren, wanneer dit kleine mierengedoe dan ook werkelijk natuurgetrouw is weergegeven, zooals hier inderdaad het geval is. Deze notaris stevent natuurlijk op zijn gerechten ondergang af. Trouwens niet onsympathiek gaat het geheele dorp met hem den weg uit, want tegen de crisisramp is zelfs Gijs, de kerel met noeste vlijt en spaarduitjes, niet bestand. Ook hij, de Schepper, moet het genadebrood eten bij zijn kinderen. Het landleven er om heen is voortdurend raak beschreven. Maar een stuk uit het egale opgeduwd, duidelijk gecontourd, coloristisch of dramatisch menschbestaan krijgt men niet te zien. Men moet er niet aan denken wat een Stijn Streuvels, een Isr. Querido, Antoon Coolen of Herman de Man van dit primitieve landleven, van deze tuinders met hun oerinstincten en driften en hun tallooze benepen godsdienstige kwestietjes hadden gemaakt.
| |
Peter de Jonge. Een Hommel uit den Bijenkorf. - Rotterdam 1934. W.L. & J. Brusse's Uitg. Mij. N.V.
Menschen genoeg! Zoo veel zelfs dat we de kluts kwijt raken. De hoofdpersoon, de hommel, is ingenieur Geert van Marle, kers-versch uit Indië te Parijs gearriveerd in het pension van Gina Jansen. Aan avonturen geen gebrek! Geert is Holland ontvlucht voor zijn echtgenoote en men zou zoo zeggen dat hij nu van de vrouwtjes voorloopig genoeg had en zich slechts bij de waaghalzerijen van het vliegen zou bepalen. Niets daarvan. Meer dan de aviatiek trekt hem het onbekende meisje. Overigens is er natuurlijk een gescheiden vrouw en tenslotte belandt hij in de pension-armen van Gina, die - casueel, vindt u niet? - toevallig ook niet gelukkig is in haar huwelijk met Jansen. Deze laatste is nog wel een jeugdvriend van Van Marle. Enfin, de rest laat ik aan de te dien opzichte ongetwijfeld rijke verbeelding van mijn lezeressen en lezers over.
| |
| |
Ik heb mij bij deze lectuur niet verveeld. Peter de Jonge kan onderhoudend vertellen. Wat mij voortdurend gehinderd heeft echter is een zekere precieuze gewichtigheid die hij personen wil toekennen, die daar volgens hun simplistische karaktergesteldheid en dito uitingen hiervan, totaal geen aanspraak op kunnen maken.
| |
J.G. Schoup. Blanke Boeien. - Velzen z.j. Schuyt.
Een prachtig boek. Het leven van de Christenen en de inboorlingen in de Belgische Congo. Precies beteekent dat: de Christenen tegen de inboorlingen, maar eveneens de Christenen tegen de Christenen. De lectuur van dezen roman heeft mij een bijzonder en leerrijk amusement bezorgd. Dit verhaal moet wel tot in de feiten zeldzaam eerlijk zijn, want anders zou men niet deze beschreven wantoestanden zoo treffend ondergaan. J.G. Schoup is een schrijver van niet geringere beteekenis dan Székely-Lulofs, hoewel erkend moet worden, dat deze laatste haar taal beter verzorgt. Schoup's aanleg is echter ook te dien opzichte sterk genoeg, en wanneer hij zich zelf nu weet te dwingen om geen modeschrijver-métier-man te worden, maar zijn belangrijken inhoud steeds den gesoigneerden vorm te geven in harmonie met het te behandelen gegeven, dan kan men in den schrijver van ‘In Vlaanderen heb ik gedood’ en van ‘Blanke Boeien’ een aanwinst van beteekenis voor onze vertelkunst zien. Helman en ook Székely-Lulofs zijn veel grootere taalkunstenaars. De eerste beschikt bovendien over een verfijnd lyrisch vermogen en een melodieuze taalbehandeling, die Schoup mist. In het suggereeren van een onopgesmukte objectiviteit echter wint Schoup het royaal van datgene wat wij hiervan bijv. in Helman's roman ‘Waarom niet’ te zien en te hooren krijgen.
De auteur van ‘Blanke Boeien’ moet wel de rechtvaardigheidsgedrang van een werkelijk Christen bezitten, om deze zijn lezer door middel van zijn figuren zoo sterk te laten ondergaan. Wie den nood der tijden dieper doorziet dan alleen als gevolg van sociale ellende, zal Schoup voor zijn psychologische greep uit de Belgische Congo dankbaar zijn. De wijsgeer Immanuel Kant heeft het gezegd en Schoup beeldt het uit, zooals reeds vele
| |
| |
knappe schrijvers vóór hem gedaan hebben en het ongetwijfeld ook na hem nog zullen doen: de mensch als mensch en nimmer als voorwerp beschouwen is in aanleg het geheim voor alle moraal, de voorwaarde tot bestendigen vrede op aarde.
De blanke administrateur is een drankzuchtige bruut, die de inboorlingen op de afschuwelijkste manier misbruikt. Hij bevordert het onrecht en ten slotte komen de zwartjes in opstand. Het edele en opofferende werk van den missieleider pater Versteeg blijft voorloopig zonder resultaat. Pater Versteeg moet de Congo verlaten, een nog grootere plek zelfs, want hij wordt vermoord, maar het missiewerk wordt voortgezet.
Voor Schoup hindert het niet, die komt er heusch wel, maar het pleit tegen den goeden smaak van het lezend publiek, dat deze schrijver nog een groote onbekende is vergeleken bij de opgehemelde, betrekkelijk waardelooze middelmatigheid van geroutineerde verhaaltimmerlui, die een boek in elkaar zetten als een timmerman een tafel. Er bestaat een soort veelschrijverij, die men ook vuilschrijverij kan noemen en waarbij de auteur geen letter-plagiaat pleegt, maar geestes-plagiaat, wat m.i. veel erger is. Het zijn die naar sensatie strevende lieden, die uit brieven en documenten het benoodigd materiaal nemen en hiermede hun glanslooze romantische histories fabriceeren die zij historische romans noemen. Het zijn die vijanden van de kunst en den kunstenaar, die de beelden, sfeerbeschrijvingen en zelfs origineele verhaalmotieven van een werkelijk groot kunstenaar stelen en op uiterst geraffineerde en bedriegelijke manier voor hun eigen werk pasklaar maken. Dat deze lieden als kunstenaar hun eigen graf graven spreekt vanzelf. Céline, Malraux, Huxley, Slauerhoff, Coolen en Last o.m. wendden zich direct tot het leven. Dit deed Schoup ook. En met succes.
| |
R. Voorhoeve. Parijs beveelt. - Amsterdam, Mechelen ‘De Spieghel’ - N.V. ‘Het Kompas’. z.j.
Heeft u wel eens op een avond bij triest weer in een vreemde stad, waar ge u met niets verwant voelt, door de eindelooze straten gekuierd? Ge loopt en loopt, denkt niet en ziet niet, ge
| |
| |
weet alleen dat ge steeds eenzamer wordt. Eenigszins ten einde raad slentert ge een ‘Cabaret Artistique’ binnen. Vooral dat woord ‘artistique’ verwerkt een bijna gemeenen lach en in het volle bezit van je landerigheid zit je achter een slechte ‘demi bouteille’ tegenover het tooneel. Wat daar gebeurt dringt voorloopig nog niet tot je door. Een nieuw nummer zonder dat je er erg in hebt. Altijd de oude kost, is het eenige wat je misnoegen je laat denken. Spijt dat je in dat akelige ding beland bent, rijst in je op. Tot.... er een lange bleeke man, niet jong meer, op het tooneel staat, die een dialoog aankondigt tusschen Mevrouw en Mijnheer Papoea, door hem zelf gemaakt. Ook weer niets, gonst het reeds in je. Maar het is wel iets, het is heel geestig zelfs, boeiend en verkwikkend, wél eens iets anders! Je schijnbaar muurvaste lamlendigheid valt opeens als een kaartenhuis in elkaar. Bliksekaters, een dure flesch smaakt allicht beter!
Zie, lezer, zoo verging het mij ongeveer voor en tijdens de lezing van ‘Parijs beveelt’ door R. Voorhoeve, de opgewekte en verkwikkende avonturenschrijver van dit prettig uitgegeven boek, wiens naam ik u aanraad wel in uw geheugen te willen prenten. Ik ging een paar dagen gebukt onder den zwaren ernst van veel vaderlandsche en Duitsche romanliteratuur en eerlijk gezegd, trots het vele goede daarbij genoten, snakte ik toch eens naar wat anders en wat zonnigs. En de auteur van dit kleurrijke en voortreffelijk geschreven boek heeft mij precies en met volle teugen geschonken wat ik noodig had. Ik heb mij met dezen roman van goud, veeren en bloed, met deze paradijsvogeljacht en zich te barsten etende papoea's in de oerwouden van Nieuw-Guinea kostelijk geamuseerd. Ik ben blij dat ik dit boek in mijn bezit heb. Dit is nu echt een werk waar je voor je eigen genoegen en voor dat van je huisgenooten zoo af en toe eens uit voorleest. Want het is boeiend, interessant en leerzaam voor jong en oud. En daarom is het in zijn soort eenig. Want deze avonturen luchtig en aantrekkelijk te verbeelden zooals hier is geschied, eischt een niet alledaagsch vakmanschap en groote kennis van zaken. Ik heb het reeds meerdere malen gezegd, ook bij zulke werken moet ge niet altijd kleinburgerlijk op de uitleenbibliotheek zitten te loeren, maar koop dit boek! Een pleizierig bezit.
Max Kijzer.
|
|