De Nieuwe Gids. Jaargang 51(1936)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 441] [p. 441] Avonden door Hélène Swarth. I. Nu komen, waar ik droom bij 't vlammend vuur, Stil, hand in hand, de kamer ingegleden, De lieflijkste Uren van mijn arm verleden, In manezilver, roosrood en azuur, Die me eens beloofden dat in liefde's Eden Zou landen blij mijn levensavontuur - Doch, als een rouwstoet, volgt hen Uur bij Uur, In zwart van smart, die 'k huivrend heb vermeden. Vergeefs wuift wierook sluierblauw van reuk. Wie geeft de kracht mij van een tooverspreuk? In rondedans al enger zij me omdringen. Eén magisch woord nu, dat die donkren bant! Eén leidt het koor en tragisch heft de hand - Ik weet op aard niets droever dan hun zingen. [pagina 442] [p. 442] II. Als plat geplakt op achtergrond van duister, Vijandig, vreemd, de grauwe huizen grimmen. Geel, striemend zwartgelakt plaveisel, glimmen Lantarenlichten. - 'k Deins van 't raam en luister, Gedoken in mijn droomcel, naar de schimmen, Die zweven zacht, bevrijd van zwaartekluister - En namen noem ik, vragend, in gefluister: - ‘Wie daalt tot mij van verre hemelkimmen?’ Geen antwoord - Koel doorvloeit de stille kamer Een adem, die mij streelt als wind van zwingen - Hier laat mij waken tot de vooglen zingen. Dan plots verjaagt een klop als van een hamer Die teedre geesten, licht als lentezuchten. Ik blijf alleen - met wie? Waar zal ik vluchten? [pagina 443] [p. 443] III. Nu wilde ik stil verleden overpeinzen, Vol aandacht luistren naar de Erinneringen, Die als de oneind'ge zee in schelpen, zingen Hun tooverlied, waar Heden voor zal deinzen. Maar hoonend, dreigend, voel ik mij omringen Door monsterkoppen, die vijandlijk grijnzen - Hoe 'k de oogen sluit en durf nog kalmte veinzen, Hun ijzige' adem voel 'k in 't hart mij dringen. Leek veilig niet, geheiligd door mijn beden, De kamersfeer, die me eens kon rein omvreden? U roep ik aan, uw kruis verdrijft demonen. Ik kus uw kruis, o Heiland! als voor woorden Te moe, 't half sluimrend kind, dat harp-accoorden Uit verren Hemel hoort, waar de Englen wonen. Vorige Volgende