voortkruipend: een karavaan opiumsmokkelaars of wapensmokkelaars naar nog niet geheel modern uitgeruste Chineesche steden. Opium: droom of werkelijke werkelijkheid. Wapenen: symbool van de betrekkelijkheid van dood en leven op deze aarde en op al die andere werelden buiten onze planeet, die misschien al eeuwen lang dood in de ruimte hangen. En de mensch Cameron, in zijn aardsche bestaan: de Iersche marconist van een vrachtboot die jaren achter elkaar de zee bewoont, totdat het hem walgen gaat van het eeuwige water en den eeuwigen wind. Deze aan lager wal geraakte Ier, die gemeene zaak maakt met den Chinees en wiens verlangen tenslotte niet verder reikt dan opgenomen te worden als koelie onder de koelies, in zijn eeuwigheidsbestaan: de ziel die naar den grooten overgang hunkert, het Vagevuur voor hen wien op den bodem der ziel het groote verlangen naar de Vereeniging gedurende hun aardsch bestaan blijft branden.
Sampans als zwermen insecten op de groote rivieren, ravijnen, oude Chineesche stadsdeelen, Europeesche concessies, de opiumpijp, die de menschen tot vreemde wezens omgetooverd heeft, de giftige kleuren der papavervelden, een aan de pijp verslaafd Fransch zeeofficier Sylvain, een drankzuchtige Rus, gewezen legeraanvoerder, ‘Op-één-na’, de uitgestooten Chineesche geletterde, Fong Siën, de vrouw met het ettergezwel en Hsioe, sluikhandelaar, die al deze menschen uit de modder van hun mislukt leven heeft opgevischt tot het ten uitvoer brengen van zijn onderneming. Het transport door rijstvelden, llang, akkers en velden, maandenlang, van een grooten voorraad munitie en wapens naar Tsjong King, gebouwd vóór de Han-dynastie en gelegen buiten den grooten muur, waar Kia-So priester is - dit alles beschreven of liever voor onze oogen en ooren getooverd om ons iets te doen gevoelen van de zoekende ziel van Cameron, om met deze mee te hijgen, te wanhopen en weer te hopen op de uiteindelijke bevrijding. Het komt er immers niet op aan waarin onze ziel huist, mits zij strevend blijft, al is 't het lichaam van een door de maatschappij verworpene, een verloopen Engelsch officier, een koelie.
Hierin toont de ik-persoon van dezen roman: Cameron, wonderlijk veel overeenkomst met de ik-figuur van ‘Voyage au bout de la nuit’ van Louis-Ferdinand Céline: Bardamu. André Malraux'