| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
De drie gezusters Brontë: Charlotte, Emily en Anne, Currer, Ellis en Acton Bell en hun familie.
(Vervolg van blz. 92.)
Beroemdheid. II.
Zoo gingen de jaren 1851 en 1852 voorbij.
Als zij te Haworth was, werkte Charlotte hard aan Villette. Maar behalve de vreemdelingen, die de schrijfster als een curiositeit kwamen bekijken, begonnen ook de notabelen uit de omgeving zelf al meer en meer belang te stellen in het genie uit hun buurt.
Sir James Kay-Shuttleworth en zijn vrouw, die te Gawthorpe Hall woonden, kwamen de moors overgestoken, om haar een bezoek te brengen, en vroegen haar te logeeren. Gedurende haar verblijf aldaar ontmoette zij voor het eerst Mrs. Gaskell, en eveneens Matthew Arnold, ook Miss Martineau was er toen eveneens. Matthew Arnold schreef over haar aan een vriend:
‘I talked to Miss Brontë, - (past thirty, with expressive grey eyes though) - of her curates, of French novels, and her education in a school at Brussels, and sent the lions roaring to their dens at half past nine.’
En de zuster van Matthew Arnold, Mrs. Forster, zeide van haar:
‘There is something touching in the sight of that little creature, entombed in such a place, and moving about in a spirit, especially when you think that the slight, still frame encloses a force of strong, fiery life, which nothing has been able to freeze or extinguish.’
| |
| |
In het begin van 1853 verscheen Villette, en genoot een enthousiaste ontvangst. De recensies waren over het algemeen zeer gunstig, en ik persoonlijk houd van dit booek het meeste van Charlotte's vier romans. Aangezien men tot heden toe nog altijd roept over Jane Eyre, Jane Eyre, en nog eens Jane Eyre, - en ik Villette daarboven verre prefereer, deed het mij ontzaglijk veel pleizier in The Bookman, (een der best geïnformeerde tijdschriften van Engeland, prachtig uitgegeven op groot formaat en kunstdrukpapier, met een ongelooflijken overvloed van portretten en facsimilé's, dat, helaas, door de tijdsomstandigheden is moeten verdwijnen, omdat er zulke enorme onkosten aan verbonden waren) te lezen, dat Villette is ‘one of the greatest novels’ van de negentiende eeuw, en dat de schrijver eener levensgeschiedenis der Brontë's, die algemeen zeer wordt geapprecieerd, K.A.R. Sugden, dien ik al meermalen noemde, zegt, dat Villette tegenwoordig is: ‘usually regarded as the greatest of her four novels’.
Ja! in Villette is ‘het groote’, en als ik Charlotte's werken behandel, zal ik gelegenheid hebben, er meer van te vertellen.
Met de publicatie van Villette begonnen er voor Charlotte twee hoogst gelukkige jaren, waarschijnlijk de gelukkigste van haar geheele leven. Haar gezondheid, die na den dood van Anne zeer veel te wenschen had overgelaten, was aanzienlijk verbeterd; het geld, dat zij met haar boeken verdiende, maakte het leven op de pastorie oneindig veel gezelliger, comfortabeler en luxueuser; haar uitgevers stuurden haar geheele pakken van de nieuwst verschenen boeken, waarover zij aan hen brieven vol met haar opinies schreef, en in de eerste plaats genoot zij het gezelschap van den heer Nicholls.
Wanneer deze hulpprediker van haar vader verliefd werd op Charlotte? Wij kunnen daaromtrent slechts veronderstellingen uiten, maar het zal waarschijnlijk wel zijn geweest, toen hij haar karakterbeschrijving van hem las in Shirley...... en de eerste maal, dat hij haar een huwelijksaanzoek deed, was in 1852. En daar Charlotte de gewoonte had, om Ellen Nussey van al haar aangelegenheden en dus ook haar aanbidders op de hoogte te brengen, schreef zij ook nu weer het volgende:
‘As usual Mr. Nicholls sat with papa till between eightand nine o'clock; I then heard him open the parlour door as if
| |
| |
going. I expected the clash of the front door. He stapped in the passage; he tapped; like lightning it flashed on me what was coming. He entered; he stood before me. What his words were you can guess; his manner you can hardly realize, nor I forget it. Shaking from head to foot, looking deadly pale, speaking slow, vehemently, yet with difficulty, he made me for the first time feel, what it costs a man to declare affection, where he doubts response.’
Charlotte beloofde hem den volgenden dag haar antwoord te zullen geven, nam haastig afscheid van hem, en snelde naar haar vader, wien zij alles vertelde. De mededeeling deed den vijfenzeventigjarigen heer Brontë zoo hevig ontstellen, - hij had zooiets blijkbaar in de verste verte niet verwacht, - dat zij hem dadelijk gerust stelde, door hem te beloven, dat zij het aanzoek afwijzen zou.
De heer Brontë, die zooveel aanzienlijke lieden zijn dochter eer had zien bewijzen, was in het eerst waarschijnlijk ontdaan over het feit, dat zoo'n arme en onaanzienlijke hulpprediker het waagde zijn oog naar Charlotte op te slaan. Immers, het was slechts een paar jaar geleden, dat een der uitgevers van het Cornhill Magazine, James Taylor, zich aan Charlotte had gedeclareerd, zoodat het geen wonder was, dat papa (om Charlotte's eigen woorden te gebruiken) zeide:
‘......the match would be a degradation, that I should be throwing myself away, that he expects me, if I marry at all, to do very differently.’
Bovendien was Charlotte, ofschoon zij later heel veel van haar echtgenoot leerde houden, op dat tijdstip nog vrijwel onverschillig voor hem.
Zij schreef: Attachment to Mr. Nicholls, you are aware, I never entertained, en: My own objections arise from a sense of incongruity and uncongeniality in feelings, tastes, principles.
Charlotte ging weder eens te Londen logeeren, en toen zij terugkwam, was de heer Nicholls nog niet uit Haworth vertrokken, aangezien hij nog geen andere betrekking als hulpprediker had kunnen vinden. En den 4en Maart was er een onaangename scène, toen de
| |
| |
Bisschop van Ripon, Dr. Longley, den dag te Haworth kwam doorbrengen en verschillende geestelijken kwamen soupeeren, en de hr. Nicholls zóó ongehumeurd tegen zijn dominé deed, en zóó terneergeslagen was, dat het zelfs den Bisschop opviel. En eens wierp hij zulk een radeloozen blik op Charlotte, dat een der dienstboden ervan schrok.
Naarmate de tijd verliep, bleef hij, hetzij mokkend op zijn kamer, of maakte lange, eenzame wandelingen, of bezocht zijn eenigen vriend, Dominé George Sowden te Hebden Bridge, maar tot Dominé Brontë of diens dochter richtte hij nauwelijks het woord.
Hij verliet Haworth, oogenschijnlijk voor goed, den 27en Mei 1853, waar hij negen jaren zeer tot genoegen der parochianen had vertoefd, maar vóór zijn vertrek, hadden zij met hem nog twee pijnlijke tooneelen door te maken. Op Pinksteren gedurende den dienst, plotseling realiseerende, hoe spoedig hij weg zou zijn uit de nabijheid van haar, die hij liefhad, verloor hij volkomen zijn zelfbeheersching. Charlotte zegt:
‘He struggled, faltered, then lost command over himself, - stood before my eyes and in the sight of all the communicants. white, shaking, voiceless. Papa was not there, thank God!...... He made a great effort but could only with difficulty whisper, and falter through the service. I suppose he thought, this would be the last time.’
Toen deze omstandigheid aan den hr. Brontë werd verteld, noemde hij Nicholls een sentimenteelen dwaas, en was zeer ontstemd over zijn gedrag.
Den avond voor zijn vertrek, kwam de teleurgestelde minnaar afscheid nemen op de pastorie; hij ging naar de studeerkamer, en zag Charlotte niet, zoodat hij, zonder een woord tot haar te kunnen richten, het huis verlaten moest. Maar Charlotte, die zag, dat hij in den tuin bleef aarzelen, ging uit medelijden naar hem toe, en vond hem staan snikken met zijn hoofd tegen de tuindeur, in een paroxysme van verdriet. Zij sprak hem een paar vriendelijke, bedarende woorden toe, waardoor de arme jongen begreep, dat zij niet ‘wholly blind and indifferent (was) to his constany and grief’.
In September 1853 kwam Mrs. Gaskell voor de eerste maal op
| |
| |
de pastorie te Haworth logeeren, nadat Charlotte in het voorjaar haar een bezoek te Manchester had gebracht. In deze dagen was het, dat zij zooveel te weten kwam van het leven en de omstandigheden, de zorgen en bestrevingen der familie in vele, vele rustige gesprekken met Charlotte.
In haar beroemde biographie van Charlotte en de haren geeft zij ons een poignant beeld van de jeugd der eenzame kinderen, in het doodstille huis en de verlatenheid der uitgestrekte moors; zij geeft een schilderachtige beschrijving van het huis en de omgeving; zij zag ook het portret van Branwell zijner drie zusters (en dat het eenige is, dat er van Emily en Anne bestaat) en het portret van Richmond van Charlotte. Zij discussieerde met de schrijfster over de nieuwst verschenen romans en verzamelde aldus kostbare stof voor haar later Life of Charlotte Brontë.
Charlotte voelde zich gezonder dan in langen tijd, en zoo was alles pais en vree op de pastorie, behalve dat de heer Brontë het in 't geheel niet vinden kon met zijn nieuwen hulpprediker, den hr. de Renzi, en op het idee kwam dat Nicholls maar terugkomen moest, en met zijn dochter trouwen.
In April 1854 schreef Charlotte aan Miss Wooler:
‘I must tell you, that since I wrote last papa's mind has gradually come round to a view very different from that he once took; and that after some correspondence, and as the result of a visit, Mr. Nicholls paid here a week ago, it was agreed, that he was to resume the curacy of Haworth, as soon as papa's present assistent is provided with a situation, and in due course of time, he is to be received as an inmate in the house. It gives me unspeakable content to see that now my father has once admitted this new view of the case, he dwells on it very complacently. In all arrangements his convenience and seclusion will be scrupulously respected. Mr. Nicholls seems deeply to feel the wish to comfort and sustain his declining years.’
Aldus werd besloten. De kleine, donkere, beknopte ruimte onder de trap, - weinig meer dan een groote kast, werd netjes ingericht als ‘studeerkamer’ voor den heer Nicholls, en ondertusschen legde
| |
| |
Charlotte drie bezoeken af: het eerste bij Mrs. Gaskell op Plymouth Grove te Manchester en bij twee andere families.
Den 22en Mei was zij weer thuis; en toen werd de huwelijksdag bepaald op 29 Juni 1854. De eenige genoodigden waren Ellen Nussey en Miss Wooler. De trouwjapon was wit, gegarneerd met groen, en de huwelijksvoltrekking werd bepaald om...... acht uur 's morgens.
Alles ging goed, maar aan den vooravond van het trouwen kondigde de heer Brontë aan, dat hij te onwel was om de ceremonie bij te wonen, dus nam Miss Wooler de taak op zich, die anders den vader toekwam, om ‘de bruid weg te geven’, volgens Engelsch gebruik.
De huwelijksreis ging naar Banagher, King's County, Ierland, waar de wittebroodsweken werden doorgebracht ten huize van bloedverwanten van den bruidegom, de Bell's, en daarna betrokken de echtgenooten een huis in Yorkshire, waar zij een rustig leven leidden.
In Ootober 1854 kwam Ellen Nussey bij hen logeeren, en toen was het, dat Charlotte haar vroeg, al haar, vroeger aan haar geschreven brieven te verbranden, op verzoek van Arthur. Maar Ellen, - en dit is zeer gelukkig voor de wereld! - had maling aan ‘Arthur’, en gehoorzaamde dus niet. Maar zeer jammer is het, dat haar eigen brieven aan Charlotte, benevens alle andere, aan deze gerichte correspondentie, waaronder ook de briefwisseling van den hr. Héger, wèl vernietigd zijn, - men veronderstelt, niet door Charlotte zelf, maar, na haar dood, door Arthur Nicholls, waarschijnlijk jaloersoh op alle vroegere belangstellingen zijner vrouw.
In November 1854 bood Sir James Kay-Shulleworth hem een voordeelige positie aan te Pakenham, maar de verplichting jegens zijn bejaarden schoonvader, noopte den hr. Nicholls ervoor te bedanken.
Wij bezitten één tooneeltje uit Charlotte's huwelijksleven. Eens, tegen het einde van 1854, zaten zij samen bij den haard, luisterend naar het geloei van den wind om het huis, toen Charlotte zei:
- Als jij nu niet bij me was, zou ik gaan zitten schrijven, dat deed ik altijd op zulke avonden.
Hij vroeg haar, waaraan zij bezig was, en zij haalde een manuscript te voorschijn, en las hem het begin van een nieuwe
| |
| |
novelle voor. Doch de heer Nicholls vreesde, dat de critiek haar zou verwijten, zichzelf te herhalen.
- O! antwoordde zij, dat komt wel in orde. Ik begin altijd twee- of driemaal opnieuw, eer mijn verhaal mij bevalt.
Het fragment, dat zij voorlas, was Emma, waarvan slechts twee hoofdstukjes, zestien pagina's, bestaan. Het vangt aan met een tooneel op een school, - Fuschia Lodge genaamd, waar de leerlingen f 480. - per jaar betalen. Een rijke landeigenaar, Conway Fitzgibbon genaamd, heeft zijn dochter haar in den kost gedaan. Als verwend kind wordt zij gevleid en bedorven, totdat het blijkt, dat haar ‘vader’ slechts een homme de paille is. Dan toont de directrice, Miss Wilcox, niets dan wreedheid en vijandschap tegen het onechte kind, welks vader Ellin genaamd is.
Charlotte schijnt veel van haar echtgenoot te hebben gehouden, en Arthur Nicholls lijkt, blijkens verschillende uitingen van haar, ook wel heel goed, vriendelijk en zacht voor haar te zijn geweest.
Jeanne Kloos - Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.)
|
|