| |
| |
| |
Invallen
door
Frans Erens.
Indertijd zeide Allard Pierson, dat de menschheid heele plassen muziek zou noodig hebben om niet in een hopeloos pessimisme te vervallen. Die plassen muziek zijn er gekomen, maar op een andere wijze dan Pierson heeft bedoeld. Millioenen en millioenen radio-toestellen overstroomen nu dagelijks de woonkamers met muziek, maar welke muziek brengen zij? In het algemeen de meest ellendige composities, die alleen het resultaat hebben de menschen af te stompen. Er zijn een vijftigtal componisten van den eersten rang, wier werken, bij herhaling aangehoord, men niet moede wordt, maar juist zij worden opzij geschoven voor de foxtrot- en schlager-componisten, wier producten met schallend geluid de heele wereld over worden gezonden. Dit is een ongeluk voor het geestelijk leven der menschheid.
De radio heeft echter ook het nadeel gehad, dat hij alle andere muziek voor het grootste gedeelte heeft weggevaagd. In vroeger jaren kon in onze steden het melodieus geluid van de occarina weerklinken; ook onder familieleden en vrienden was er licht iemand te vinden, die het instrument bespeelde, zoodat men dikwijls het genot kon hebben te luisteren naar dat zoet-klagend geluid, dat de ziel in beroering bracht. Waar zou het nu nog te vinden zijn? Op zoele zomeravonden weerklonken soms de tonen van een occarina over de grachten van Amsterdam en als ik aan dat geluid denk, verlang ik het opnieuw te hooren.
Ging ik vroeger op een Zondagavond door de dorpen, dan zag ik hier en daar op de bank voor het huis een man zitten, die harmonica speelde. Soms was hij een slecht muzikant, maar men kon ook een speler aantreffen, die met begrip en gevoel zijn
| |
| |
instrument hanteerde. Dan kwam een weemoed op in de zielen van die hem hoorden en jongens, meisjes en kinderen kwamen in groepjes naar hem staan luisteren, aangetrokken door iets, dat zij geen naam konden geven. Voor den man zelf was het spel een genot; dat kon men zien aan zijn gezicht vol ernst en diepe aandacht, aan de bewegingen van armen en handen.
Nu is dat uit. In de dorpen wordt de harmonica niet meer gehoord; de speler heeft zich een radio-toestel aangeschaft en ligt nu uitgestrekt op een stoel zich te vervelen, terwijl zijn toestel bralt. De zelfinkeer, de hoeveelheid geestelijke energie, die hij bij zijn spel in werking moest stellen, het nadenken, al die dingen, die hem een innerlijke verdieping bezorgden en zijn beschaving vermeerderden, zijn uit zijn leven verdwenen. De radio bracht hem een boozen slag toe.
Vroeger was het hooren van een stuk muziek iets, wat niet alle dagen gebeurde en bood zich de gelegenheid aan, dan gaf men zich de moeite om er naar te luisteren; maar waar de muziek nu den geheelen dag bij golven in de woonkamers wordt uitgestooten, luisteren de menschen er niet meer naar, ja, zij stellen hun radio niet af, omdat zij hem niet meer hooren. Muziek begeleidt zonder ophouden hun dagelijksch doen en hun ledigheid, zij stoort hen bij het werk en het werk stoort hen in het opnemen der muziek. De stilte der woonkamer is verdwenen, zelfingekeerdheid is niet meer mogelijk.
Vroeger liet de dienstmeid, die de gang schrobde, onder haar werk een lied weerklinken en als de naaister in huis was, dan hoorden wij haar allerlei liederen zingen, soms afgebroken door den slag van een neergeworpen schaar op de tafel of het ratelen van de naaimachine. En of zij al zongen: ‘Ach, moeder die zeeman....’ of ‘Hedde gij nooit een mooi meisje gezien, - Zeg, schele Pauwelien?’ en ‘Achter de traliën van een klooster - In het stille avonduur....’ of ‘Ik arme slaaf, wat moet ik zuchten - Terwijl het heele menschdom juicht....’ of van ‘de schoone Suzanna’ en andere liederen, haar zang was oprecht en was voor haarzelf een genot; het werk werd er lichter door gemaakt en de eentonigheid ervan werd gekleurd. Nu zwijgen zij; de radio heeft haar stom gemaakt en de straatliederen zijn verdwenen.
| |
| |
In vele huiskamers stond vroeger een piano. Ik weet wel dat de musiceerenden, meestal dames, buren en huisgenooten soms met hun spel konden vervelen, maar wat was die onaangenaamheid vergeleken bij de verveling en de ergernis u bezorgd door het radiotoestel van uw linkerburen en van uw rechterburen, door dat van uw achterburen en van uw overburen, wier geluidsgolven u onophoudelijk geeselen. En al meent gij er aan te zijn gewend geraakt, dan nog schaadt de voortdurende inspanning om die geluiden niet te hooren het uithoudingsvermogen van uw zenuwen.
En niet alleen is er in de radio een publieke hinderlijkheid opgekomen, er is ook een verlies geleden, doordat er een genieting voor het grootste deel is verdwenen, n.l. het genot, dat de musiceerende zelf aan de piano beleefde. Daardoor is de menschheid armer geworden. Al heb ik geen groote vaardigheid in het pianospel, wanneer ik een notenblad voor mij zet en ik slaag er b.v. in de melodie van het Largo van Händel uit de toetsen te voorschijn te halen, dan ondervind ik een grooter genot dan wanneer ik dezelfde compositie op onberispelijke wijze zou hooren ten uitvoer brengen. Die uitvoering kan torenhoog staan boven mijn muzikaal gestamel, maar zij doet mij niet de conceptie van den meester doorleven, zooals gebeurt, wanneer ik haar met inspanning uit het instrument doe klinken. Dan is zij mijn eigendom geworden; zij is door mijn gevoelsvermogen en mijn hersenen heengetrokken, deze hebben haar gegrepen en vorm gegeven naar buiten toe. Ik heb haar doorleefd sterker en beter, dan wanneer ik haar alleen had hooren uitvoeren. Het notenblad, de piano en ik waren te zamen een eenheid geworden, die de muzikale creatie van den meester opnieuw deed geboren worden, want wordt niet ieder stuk kunst telkens opnieuw geschapen in het innerlijk van hem, die het in zich opneemt? En de muziek richt zich juist geheel en al tot het innerlijk oor van den mensch. Al komt de litteratuur haar van alle kunsten het meest nabij, dan nog bestaat tusschen beiden het groote verschil, dat de woordkunst uiterlijke vormen noodig heeft om gedachten en sensaties in te huisvesten, terwijl de muziek de naakte sensatie grijpt en haar borrelend en bruisend doet leven in tonen. Aanbidding, eerbied, liefde, moed, opoffering, geestdrift, haat, woede, berouw, afgrijzen kan de
| |
| |
muziek u laten ondervinden. Van al wat schoon is en al wat gruwelijk is, van alle gevaren en alle avonturen kan de muziek u de sensatie laten doorleven. Laat een geniaal verteller, zooals Stephenson, u eenige van deze dingen verhalen, dan kunt gij ze ook doorleven, maar uw hersens hebben daarbij een heelen arbeid te doen, terwijl de muziek u dadelijk de quintessence van de sensaties bezorgt.
De piano kan u dat allemaal geven, zonder dat gij daarvoor een goed speler op dat instrument behoeft te zijn. Nu de radio hem uit zooveel kamers heeft verdreven, is er een hoeveelheid geestelijk genot, ontwikkeling en verfijning van gevoel minder in de wereld en zoo zou men kunnen zeggen, dat zóó hoog als de groote componisten de menschheid hadden opgeheven, de radiotoestellen haar omlaag hebben geduwd.
* * *
(Uit mijn dagboek.)
Onlangs woonde ik in Gulpen, in Z.-Limburg, een eigenaardig feest bij; het was van godsdienstigen aard. In het Zuiden grijpen openbaar en innerlijk leven meer in elkaar dan in het Noorden van Nederland en er heerscht daar een mentaliteit en er gebeuren daar dingen, die door menig ‘Hollander’ niet zouden worden begrepen. Ik wil hier niet ingaan op de aanleiding tot deze feestelijkheid, ik wil alleen iets zeggen over de menschen, die haar uitvoerden. De bewoners van meer dan twintig dorpen en gehuchten uit den omtrek hadden een gecostumeerden optocht weten samen te stellen, waarvan het resultaat was een stoet van twintig praalwagens met daar tusschen groepen van de autochtone bevolking. Ik heb in mijn leven allerlei gecostumeerde optochten gezien, o.a. herhaalde malen die van de Leidsche studenten en den Carnavalszug van Keulen, maar veel eigenaardiger was deze stoet, door een landbevolking samengesteld en daarvan alle kenmerken dragend. Wat die menschen door middel van twintig praalwagens hadden beproefd uit te beelden waren geestelijke realiteiten. De ervaring van een lang leven doet mij hun gelijk geven in hun trachten om zich vast te houden aan geestelijke
| |
| |
realiteiten, nu wij om ons heen zooveel hebben zien wankelen en schudden, dat wij van onze jeugd af als vaststaande realiteit hebben leeren beschouwen. De dingen van den geest verouderen niet en de pure vreugd wordt alleen beleefd in de genietingen des geestes. Die menschen zullen zich den gang der genotssensatie wel niet bewust zijn geweest, maar zij voelden toch iets van de veiligheid, gelegen in het werken voor een ideëel goed, waardoor zij gevrijwaard bleven voor de onplezierige en bittere reactie van het zingenot.
Wat die Limburgsche landbevolking in die twintig tafereelen wilde voorstellen was de rol der Maagd Maria in de geschiedenis van het menschelijk geslacht, een onderwerp, waarover in den loop der eeuwen de grootste geesten hebben gediscussieerd. Zij discussieerde niet, maar trok de mystiek in haar dagelijksch leven en zóó kwam die reusachtige stoet tot stand, waarbij, objectief beschouwd, zeer fraaie tableaux vivants te zien waren, maar waarvan het meest bewonderenswaardige en aandoenlijke was de bevolking zelf in haar houding van ernst en wijding gedurende dien langen tocht naar den Gulpener-berg, waar een reusachtig Mariabeeld werd onthuld op een hoog voetstuk, dat uit alle richtingen is te zien.
Nu was deze stoet eigenlijk een voorstelling van het geheele volk van Z.-Limburg, dat altijd bizonder rijk is geweest aan allerlei vereenigingen; deze waren er dan ook allen in vertegenwoordigd. Daar ieder dorp zijn eigen groep vormde en al die groepen ingeleid werden door hun eigen schutterij, zag men telkens de karakteristieke figuur van een Schutter-generaal daar tusschen marcheeren. Deze, meestal oude mannen, met een steek met pluimen of een hooge berenmuts op het hoofd, liepen dan ook alleen, hun commandostaf balanceerend in de handen of naar voren gestrekt in gebiedenden zwaai. Sommigen gingen zoo geheel op in hun ambt en hun waardigheid, dat zij werkelijk indrukwekkend werden. In het midden van iedere schuttersgroep liep de Koning, behangen met zilveren platen, teekenen der triomfen van het gilde; die van Gulpen prijkende met den zilveren vogel, geschenk van Keizer Maximiliaan. De Vaalsers, grensbewoners bij uitnemendheid, maakten den indruk van oer-Duitschers met groene uniformen en hoeden gesierd met een vederbos. Er waren
| |
| |
scherpschutters en ook handboogschutters, gewapend met manslange bogen. En dan was er de muziek van al die ‘Harmonieën’, want geen enkel dorp is zonder zulk een vereeniging; aan die van Margraten ging een president vooraf, dragend in de hand een ouden, langen, koperen staf, versierd met rinkelende koperen bellen. Er was geen vereeniging in het land of zij was er en ieder droeg haar vaandel voorop; duivenclubs ontbraken niet.
Ook zag ik een groep mannen aanstappen gehuld in zwarte, lange kleederen en zwarte mantels, die de wind deed opfladderen, met op den linkerschouder een groot rood kruis. Ik vernam dat dit de ordesdracht was der Camillianen, wier klooster te Vaals is gelegen en met genot keek ik naar die prachtige, karaktervolle figuren, die deden denken, dat wij tot de middeleeuwen waren teruggekeerd.
Toch was het mooiste van alles dat bewegelijke lint dier tallooze menschen, jonge en oude, mannen, vrouwen, meisjes en kinderen, die allen voorbij trokken met den uitgestrekten rechterarm het eeresaluut brengend aan de rose-violette bisschopsfiguur. Oude vrouwtjes, die die nieuwe manier van groeten wel wat vreemd vonden, durfden den arm niet zoo hoog opheffen en menig vader leerde zijn zoontje hem strekken. En al die handen waren teekenend als menschelijke gezichten. Daar waren de handen van oude boeren, samengetrokken van het zich klemmen om spade en ploeg, handen van oude vrouwen gekerfd door al de zorgen aan anderen gegeven, handen van heel jonge meisjes en kinderen, nog week en ongerimpeld, die nog vóór zich hadden al wat moet worden gedaan in het leven. Er was een langzaam voorbijgaande stroom van duizenden handen, symbolen van den arbeid, die de straf en het geluk is van het menschengeslacht.
|
|